DOOR FRANS VERLEYEN
HET UITBREKEN VAN DE PANIEK in verband met de dolle-koeienziekte biedt een onverwachte attractie voor beschouwelijke geesten. Het probleem ontstond, en daar begint de grap al, in de runderstallen van het Verenigd Koninkrijk. De Britse eilandbewoners met hun in eeuwenoude afzondering gekoesterde veterinaire volmaaktheid, blijken al tien jaar met zieke beesten in de knoei te zitten. Reizigers die maar al te goed weten hoe moeilijk het is met hond of poes Old England binnen te komen, kunnen hun leedvermaak nauwelijks onderdrukken.
Alweer ligt een insulaire pretentie aan scherven. De BBC jankt zelf mee van de pijn die haar op zelfmoord staande veeboeren voor de camera komen uitschreeuwen. De Britse bio-industrie smeekt om genade en vindt, wellicht terecht, dat het alom afgekondigde verbod op de invoer van haar vleesproductie niet in verhouding staat tot de aantoonbare feiten die zeggen dat het gevaar voor de universele volksgezondheid uiterst gering is. De disproportie tussen werkelijkheid en beroering is inderdaad opvallend. Ze legt misschien wel een diep in de informatiemaatschappij zittende kwaal bloot.
Een paar duizend verdwaasd kijkende en door hun poten zakkende koeien werden in de loop der jaren aangetast door BSE, de afkorting van een ziekte die als ?runderhersenversponzing” omschreven kan worden. De arme dieren worden ervan verdacht dat ze de oorzaak zouden kunnen zijn van een dodelijke, naar Creutzfeldt en Jakob genoemde ziekte bij mensen. In Vlaanderen komen vijf gevallen per jaar voor, in de rest van Europa naar verhouding even veel.
Maar nadat de media hun werk hadden gedaan (een vergelijking met het in feite geringe aantal aidsdoden is wellicht niet ongepast), waren de politieke en economische gevolgen van het nieuws niet te overzien. Met het vooruitzicht van een massale slachtpartij in de Britse bio-industrie kwam zelfs het pond sterling onder druk. Dat alles vanwege tien nog onverklaarde sterfgevallen, een rampspoedig ongeluk met de omvang van één autobus die in de gracht rijdt.
Vrouwe Historia grijnslacht. Nadat de Britse regering de vermoedelijke oorzaak van de ziekte niet langer in de doofpot kon houden, wendde ze zich in haar nood onmiddellijk tot de Europese Unie. Deze keer geen opting out, maar een dringende bede om subsidies en maatregelen die de ramp moeten indijken. Europa blijkt echter nog altijd een fles vol schorpioenen te zijn. Bliksemsnel sloten de lidstaten hun grenzen voor rosbief van over het Kanaal. Douaniers en boeren werkten ijverig samen om Britse koelwagens de pas naar het vasteland af te snijden. Hamburgertenten, slagerijen en warenhuizen gooiden hun voorraden Greenfields in de vuilnisbak en schakelden over op gehakt uit eigen streek.
Statistieken onthullen bij deze gelegenheid de onwaarschijnlijke hoeveelheden biefstuk en aanverwante vleesproducten die door de bewoners van West-Europa worden genuttigd. Dat gaat met miljarden kilo’s per jaar en daar zit niet alleen een opmerkelijke sociale evolutie achter, maar ook een culturele zoniet ethische. Uit de oersoep en de prehistorische ontwikkeling van het biologische leven op aarde is in onze gewesten een menselijk wezen voortgekomen dat eigenlijk pas sedert een eeuw of zo besloten heeft een systematische carnivoor te willen zijn. Daar heeft hij namelijk voor de eerste keer in zijn geschiedenis het nodige geld voor.
Hinderlijke maar psychisch snel verdrongen beelden tonen ons vakkundig gedode runderen toch opmerkelijk grote zoogdieren die, opgetakeld aan reusachtige katrollen, zielig bungelend voorbijdrijven en door beroepssnijders worden ontdaan van huid en ingewand. Elke grootstad is gebouwd op onzichtbare stromen bloed in haar slachtkelders. Onze goedgeluimde verbruikersmaatschappij merkt dat niet, want ze staat van een goede maaltijd te dromen voor mooi opgesmukte etalages vol ossehaasjes of gekookte hammen met een roze strik rond. De mens heerst, tegelijk oudtestamentisch en bio-industrieel, over het dierlijke leven dat hij straffeloos kweekt, opblaast, doodt, commercieel verpakt en daarna ingetogen opeet.
Daarbij is de band tussen het levende dier en de toekomstige consument van zijn vlees verloren gegaan. Het filosofische perspectief van fokken of jagen om zelf in leven te blijven, bestaat niet meer. In de loop der naoorlogse jaren werd de luiheid van elke welvaartsburger zachtjes bevorderd, tot hij zich thuis ging voelen in zijn grote en op anonieme schaal bevoorraadde supermarkten. Zo ging de liefde voor het wordingsproces van zijn ?dagelijks brood” teloor. Wie weet nog waar ergens op de jaarkalender de traditionele ?slachtmaand” thuishoort ?
Die onverschilligheid van de moderne mens tegenover de herkomst van wat hij eet en drinkt, werd met name bevorderd door ?Europa”. De Unie gaf altijd blijk van een opmerkelijke drang om, met het vernuft van landbouwingenieurs aangelegde, winstgevende bergen of plassen van eetbare stoffen op te bouwen. Het kan niet anders of in die gemanipuleerde voedselketen (het woord is veelzeggend) sluipen fouten en risico’s voor ieders gezondheid. Het voeren van kalveren met verwerkt vleesafval vraagt uiteraard om moeilijkheden. En de kinderen van de consument die niet meer weet waar zijn spijzen en dranken eigenlijk vandaan komen, moeten nu naar door de overheid gesubsidieerde nepboerderijen om nog iets van het leven en zijn biologische grondslagen te snappen.
?HET MASKER VAN DE WERELD AFGETROKKEN,” schreef een Nederlandse dichter eeuwen geleden. Daartoe volstaat vandaag een onnozele medische afkorting, BSE, tegenover een generatie mensen die massaal allerlei met elkaar onverzoenbare ambities koestert : lang leven, daar zowel gulzig als atletisch van genieten, mobiel, comfortabel, pijnloos, gezellig warm, avontuurlijk, rijk aan spirituele ervaringen in een reine natuur. Dat kan dus niet, of toch niet allemaal samen.