Naar een nieuwe landbouw

KLEINSCHALIGE LANDBOUW is productiever dan grote landbouwbedrijven. © HOLLANDSE HOOGTE

Hoge voedselprijzen leiden tot opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De landbouw is dringend toe aan een fundamentele hervorming. ‘De oplossingen zijn er, maar we krijgen ze niet verkocht omdat grote economische belangen spelen’, stelt landbouwexpert Robert Watson. Een analyse.

De revoltes die in Noord-Afrika en het Midden-Oosten mensenlevens eisen, vonden hun oorsprong in een combinatie van werkloosheid en hoge voedselprijzen. Een dodelijke cocktail, want hij heeft te maken met de meest fundamentele overlevingsinstincten van mensen. Wie chronische honger heeft, wordt een andere – ruwere – persoon. In de loop van de geschiedenis zijn vele omwentelingen in de hand gewerkt door voedselschaarste. De voedselcrisis die vandaag de wereld in haar ban houdt, is de zoveelste in een lange rij.

Daarom was het verrassend om de Britse voedselexpert Robert Watson op een congres in het Europees Parlement (medegeorganiseerd door ex-minister van Landbouw Vera Dua (Groen!)) te horen zeggen dat een deel van de voedingsproblemen uit de wereld kan worden geholpen door de verspilling van voedsel te vermijden. Bijna de helft van alle voedsel dat in de wereld wordt geproduceerd gaat verloren, zowel aan de productie- als aan de consumptiekant. ‘Een gemiddeld Europees gezin besteedt minder dan tien procent van zijn budget aan voeding’, klonk het op het congres over de toekomst van de landbouw en de voedingsindustrie. ‘Lage prijzen zijn geen sterke incentive om zuinig om te springen met voedsel. We gooien veel te veel weg.’

Lage voedselprijzen hier en hoge prijzen elders hoeven geen contradictie te zijn. ‘Prijsperceptie is sterk afhankelijk van het inkomen’, zegt landbouw- en voedsel-econoom Erik Mathijs van de Katholieke Universiteit Leuven. ‘Wat wij goedkoop vinden, kan voor mensen elders onbetaalbaar zijn. Maar onze verspilzucht doet natuurlijk wel de vraag stijgen, waardoor er wereldwijd extra druk op de prijzen komt. Het spreekt voor zich dat prijszetting een rol speelt in de onevenredige verdeling van voedsel in de wereld. Het is al lang bekend dat wij genoeg voedsel produceren om iedereen te voeden, maar toch lijden wereldwijd meer dan een miljard mensen honger omdat er onvoldoende voedsel tot bij hen komt.’

Volgens Mathijs hoeven de oplossingen voor de voedselproblematiek niet uitsluitend van nieuwe technologieën te komen, zelfs niet in de context van een almaar groeiende wereldbevolking: halverwege dit jaar zullen we de kaap van de 7 miljard mensen ronden, en volgens vele prognoses zullen we voor 2050 aan 9 miljard zitten. ‘Vele landbouwgebieden in vooral de derde wereld zijn onderbenut. Er is bijvoorbeeld geen enkele vorm van bemesting, waardoor met een kleine extra inspanning een veel hogere productie kan worden bereikt. Er gaat ook veel verloren bij het oogsten, het transport en de opslag van het voedsel. Allemaal aspecten waaraan gesleuteld kan worden. We kunnen stellen dat bij ons het meeste voedsel verloren gaat door de verkwistende consument, en in ontwikkelingslanden door onaangepaste productiemethodes. De mensen zijn er wel veel zuiniger op wat ze te eten krijgen dan wij.’

Perverse marktmechanismen

De druk op de voedselproductie zal nog groter worden. Over 25 tot 50 jaar zal de vraag naar voedsel wereldwijd verdubbeld zijn. We zullen ook af te rekenen krijgen met de gevolgen van onder meer de klimaatverandering. Sommige economen voorspellen dat maïs in 2050 de helft duurder zal zijn dan vandaag. Maar er zal steeds minder ruimte voor landbouwgrond zijn. Er moet dus meer geproduceerd worden op minder land, met minder boeren en minder water. Dat kan door de verliezen te beperken en door de voedingswaarde van landbouwproducten te verhogen. Maar vooral door aan een ander type van landbouw te werken.

‘We moeten ingrijpen’, stelt Watson onomwonden. ‘We moeten het systeem omgooien. We moeten klassieke technologieën versterken op plaatsen waar ze nog niet optimaal gebruikt worden, en nieuwe technologieën in de strijd gooien. We moeten planten en dieren meer laten opbrengen, eventueel door aan hun genetisch materiaal te sleutelen. Waar nodig moeten we met genetische manipulatie nieuwe mogelijkheden durven aan te boren. Maar we moeten vooral streven naar minder grootschalige landbouw. Kleinschaligheid moet de norm worden, onder meer omdat boeren zo minder afhankelijk worden van de harde wetten van de markt. En omdat voedsel dan minder ver getransporteerd en minder lang bewaard hoeft te worden.’

Dat was ook het uitgangspunt van congresorganisator Dua: ‘De overgang naar een nieuwe landbouw moet dringend versneld worden om uit de huidige crisis te raken. Dat moet op wereldschaal gebeuren, en niet alleen bij de boeren, ook bij de consumenten. Er heerst trouwens grote eensgezindheid over hoe de zaken moeten worden aangepakt. De plannen staan al lang in vele rapporten. Iedereen is het erover eens dat het beschikbare voedsel beter verdeeld moet worden, dat er eerlijker prijzen voor de boeren moeten komen, en dat er meer aandacht moet zijn voor het leefmilieu. De hamvraag is dan: hoe komt het dat die inzichten niet worden toegepast?’

Hoe vicieus een marktsysteem kan zijn, wordt geïllustreerd door de perverse mechanismen die ertoe leiden dat onze overproductie op de markten van ontwikkelingslanden wordt gedumpt. Wij zijn goed gevoed, tegen lage prijzen, en supermarkten en andere distributeurs concurreren om de prijzen laag te houden. Daardoor komen boeren in de problemen. Die kunnen ze alleen oplossen door meer te produceren, want anders hebben ze geen leefbaar inkomen meer. Voor die hogere productie is er bij ons echter geen markt meer, dus moet ze elders gedumpt worden: in ontwikkelingslanden. De boeren daar zijn de dupe van onze vrije markt, maar met hen worden wij zelden geconfronteerd. De oplossing voor dit probleem is eenvoudig: stabiele prijzen voor onze boeren. Maar ook die oplossing raakt niet ingevoerd.

Expert Watson schetst de moeilijkheden: ‘Een fundamentele hervorming van klassieke handelspraktijken is altijd een kwestie van grote politieke beslissingen, en die stuiten op de belangen van grote landen en grote bedrijven. De oplossingen zijn er, maar we krijgen ze niet verkocht, omdat grote economische belangen spelen. Kleine boeren krijgen in veel ontwikkelingslanden hun producten niet meer verkocht, omdat ze niet opkunnen tegen de stocks die wij er dumpen. Daardoor belanden ze in de armoede, trekken ze naar de steden waar ze in sloppenwijken terechtkomen, en waar ze gevoed worden door dezelfde dumpingproducten die de ondergang van hun markt betekenden.’

Verspillende vegetariërs

Ook Olivier De Schutter, speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor het recht op voedsel, ziet een aantal elementen die een vlotte overgang naar een ef-ficiënter systeem in de weg staan. Om te beginnen botsen wetenschappers en andere mensen die verandering bepleiten op de zware lobby’s van de gevestigde landbouwindustrieën (met name de multinationals). Veel beleidsmakers geloven daarenboven heilig in het principe van de rechte weg: het principe dat er maar één manier is om tot verbetering te komen. Daarbij leeft sterk de overtuiging dat kleinschalige landbouw, die als een van de manieren wordt gezien om uit de problemen te komen, niet in staat zal zijn iedereen te voeden. De vrees voor voedselschaarste verlamt de ruimdenkendheid en werkt oneerlijke concurrentie tussen kleine boeren en grote industrieën in de hand.

De oplossingen moeten volgens De Schutter niet alleen van de kant van de aanbieders komen (efficiëntere productie), maar ook van de kant van de verbruikers, onder meer door een grotere aandacht voor duurzame consumptie. Restaurants en supermarkten kunnen het gedrag van de consument bijsturen door de keuzemogelijkheden in het aanbod te beperken tot duurzaam geproduceerde goederen. Ook vleesconsumptie legt volgens De Schutter een zware druk op de voedselmarkt, omdat veel landbouwgewassen nu gebruikt worden om vee in plaats van mensen te voeden.

Toch kunnen zelfs inspanningen om het vleesverbruik terug te dringen onverwachte problemen veroorzaken. In Gent streven ze ernaar om van donderdag een vleesvrije dag te maken, onder meer door dan in scholen alleen vegetarische maaltijden aan te bieden. Nu blijkt dat de voedselverspilling die dag nog groter is dan op andere dagen. Gaarkeukens lijken niet geschikt om een acceptabel vegetarisch aanbod te produceren. Nieuwe systemen moeten tijd krijgen, willen ze niet aan hun doel voorbijschieten.

De Nederlandse landbouwexpert Jan Douwe Van der Ploeg bestudeert de rentabiliteit van kleinschalige landbouw en van de nieuwe agro-ecologische concepten (geen monoculturen meer, wel landbouwbedrijven met meerdere invalshoeken zoals toerisme en de kweek van streekproducten). In tegenstelling tot wat vele waarnemers menen, blijken die in alle bestudeerde omstandigheden productiever dan grootschalige bedrijven. Veel boeren maken trouwens nu al de omschakeling. ‘Het is een foute veronderstelling dat boeren gewoon ondergaan wat op hen afkomt’, stelt Van der Ploeg. ‘Boeren werken actief aan antwoorden op de nieuwe vragen. Deels uit eigenbelang natuurlijk, want hun inkomen hangt ervan af. Maar tot dusver is die ontwikkeling grotendeels onopgemerkt gebleven. Veel bedrijven willen niet zien dat er iets aan het veranderen is. Vele boeren willen trouwens niets liever dan een vorm van multifunctionaliteit, waarbij ze bezoekers op hun boerderij krijgen, op zoek naar rust of streekproducten. Ze zijn het beu om tweehonderd dagen per jaar eenzaam op hun tractor te zitten. Er is een nieuwe landbouw aan het ontstaan, die ingebed zit in ecologische en sociale netwerken.’

Waarbij velen zich druk maken over de vraag of die nieuwe landbouw in staat zal zijn om de wereldbevolking te blijven voeden. Van der Ploeg: ‘In 1971 waren kleinschalige boerenlandbouwbedrijven al 15 procent productiever dan grote ondernemerslandbouwbedrijven. Vandaag ligt hun productie 98 procent hoger. De meeste boerenlandbouwbedrijven werken trouwens zonder subsidies, die gaan grotendeels naar grote bedrijven. Afschaffen van de subsidies zal dus een gunstig marktregulerend effect hebben. De huidige finan-cieel-economische crisis zal de omschakeling trouwens versnellen, want kleinschalige multifunctionele bedrijven zijn beter bestand tegen schokken op de markt dan grote bedrijven. De frustratie om de macht van de financiële markten maakt veel los. Mensen gaan actief op zoek naar onder meer kortere ketens tussen producent en consument. De markten zijn een echte arena voor sociopolitieke strijd geworden.’

Van der Ploeg verwijst naar recente ontwikkelingen in Brazilië: ‘Daar zijn er de laatste jaren door een ander politiek beleid achthonderdduizend boeren bij gekomen. Mensen die kleinschalig werken. En die daar best trots op zijn. Dat geldt trouwens ook voor de boerenlandbouwbedrijven bij ons. In hun verhalen hoor ik steevast termen als economische onafhankelijkheid, zeggenschap over de eigen situatie en beroepstrots. Waarden die sterk gedegradeerd waren in de ondernemerslandbouw van de voorbije decennia, maar ze moeten in ere worden hersteld om onze landbouwcultuur beter bestand te maken tegen conjunctuurschokken.’

Een eerlijke prijs

Voorzitter Piet Vanthemsche van de Belgische Boerenbond was ook uitgenodigd op het vooral door ngo’s en pressiegroepen bijgewoonde congres. Vanthemsche ziet een aantal evoluties op de voedselmarkt: meer voedselcrisissen, minder boeren, meer duurzame consumptie met minder vlees in Vlaanderen (maar meer in een groot deel van de rest van de wereld), meer import van voedsel uit Afrika. ‘De landbouw zal als gevolg van de voedselcrisissen opnieuw een sector van groot strategisch belang worden’, meent Vanthemsche. ‘Maar hij zal zeer divers zijn, in functie van verschillen in onder meer koopkracht en cultuur, met zowel kleinschalige landbouwbedrijven als grote ondernemingslandbouwers. De laatste zullen moeten instaan voor het voeden van de gigantische steden van de toekomst. Het is ook logisch dat, als het kan, landbouw meer in evenwicht komt met andere maatschappelijke belangen, zoals het leefmilieu.’

Volgens Vanthemsche ligt de sleutel bij het prijsbeleid: ‘De prijsvorming is voor de boeren het kernprobleem. Ze moeten een eerlijke prijs krijgen voor hun economische activiteit. Maar hoe wil je dat boeren een stabiel inkomen krijgen als ze niet al hun inspanningen in rekening mogen brengen? Er is daarenboven de onvoorspelbaarheid van de prijzen van de grondstoffen, die vooral een gevolg is van speculaties op de financiële markten. En er is de kwestie van de eerlijke verdeling van de marges in de keten tussen producent en consument. Die is moeilijk bij te sturen in een samenleving die gekozen heeft voor de regels van de vrije markt. Desondanks zouden wij dat in ons rijke Westen zeker kunnen betalen, zonder honger te lijden. Het probleem kan dus worden opgelost.’

DOOR DIRK DRAULANS

De vrees voor voedselschaarste werkt oneerlijke concurrentie tussen kleine boeren en grote bedrijven in de hand.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content