Het Festival van Vlaanderen Antwerpen viert de oude muziek met Laus Polyphoniae. Konrad Junghänel is de “dirigent in residence”.

Het Festival van Vlaanderen Antwerpen Laus Polyphoniae maakt er dit jaar een extra lange aflevering van, meer dan twintig concerten. Ze moeten ook zoveel kwijt. Allereerst willen ze een muzikaal decor bieden bij de Van Dyck-herdenking. Daarnaast zetten ze ook de Italiaanse madrigaalcomponist Luca Marenzio in de kijker. Die stierf in het jaar dat Van Dyck werd geboren. En traditoneel nodigen ze een “dirigent in residence” uit. Dit jaar is dat een man die we tot voor enkele jaren vooral kenden als de meest toegewijde dienaar, als een efficiënte, veeleisende en zelfs briljante man, iemand die zelden in het middelpunt van de belangstelling stond: Konrad Junghänel. Maar zie, zijn vocaal ensemble Cantus Cölln treedt tweemaal op. Uit Innsbruck komt er een heuse barokopera met alles erop en eraan die onder zijn leiding wordt opgevoerd in de Vlaamse Opera, “La Catena d’Adone” van Domenico Mazzocchi.

Het is opvallend dat iedere goede muzikant uit de barokwereld per se wil dirigeren.

Konrad Junghänel: “Gelukkig verloopt de overgang van luitspeler naar dirigent zeer vlot. Vroeger bestond nog het voor mij sympathieke begrip van Kapelmeister. Maar in de tijd van de muziek die wij nu spelen, was er helemaal geen dirigent, de componist was een soort muzikale leider. Niets meer of niets minder. Het begrip dirigent komt uit de negentiende eeuw en dat heeft niets te maken met wat wij in de oude muziek doen of willen doen. Er ontstaat trouwens een tendens in de oude muziek waarbij de status van dirigent in mijn ogen een te groot gewicht krijgt. Het belangrijkste is wat men bij de voorbereidingen doet, nadenken over de muziek en de partituur speelbaar maken.”

“Vooral wanneer het over een opera gaat. Men kan niet zomaar een opera uit het manuscript halen en die aan de musici voorzetten. Je moet die voorbereiden tot hij klaar is voor de opvoering. Alle historische vragen die daar mee samenhangen moet je oplossen, vragen in verband met de uitvoeringspraktijk. Je moet met de zangers de partituur doorwerken. Dat betekent dat je niet alleen een soort repetitor bent, maar dat je ook je ideeën overbrengt over hoe een recitatief bijvoorbeeld moet worden gezongen. Dat is het eigenlijke werk van een dirigent. Als je er dan ’s avonds nog in slaagt de boel bijeen te houden en de muzikanten te motiveren, dan is dat meegenomen. Maar dat is niet je meest wezenlijke functie als dirigent. Op die manier is de weg van luitist, of van clavecimbelspeler of violist naar muzikaal leider slechts een korte weg.”

ITALIAANSE MADRIGALEN

“Ik probeer een ensemble met de luit in de hand te gidsen. Bij een opera wordt dat wel moeilijk. Maar ik zal in de ‘Catena d’Adone’ luit spelen als dirigent. Deze opera bestaat in de eerste plaats uit recitatieven. Dan is de basso continuo een beslissende factor en daar voel ik me als luitist goed bij.”

In Antwerpen brengt Cantus Cölln een vrij onbekende bundel van Schütz: zijn Opus 1.

“De Opus 1 is veel te weinig bekend, het is het stuk waarmee hij na zijn studies zijn meesterschap bewees. Hij schreef het nog in Venetië, Italiaanse madrigalen. Naar mijn mening is dit wel het meest revolutionaire dat Schütz ooit heeft geschreven. Iedere componist heeft zo zijn eigen levensloop. Aangemoedigd door de Italiaanse levensstijl en manier van muziekmaken – hij was toen nog een jongeman – ging hij er er zwaar tegenaan. Hij schreef ongelofelijk moderne madrigalen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ze tot de meest belangrijke Italiaanse madrigalen behoren. Dat is verbazingwekkend. Schütz is zeer oud geworden en hij is almaar kalmer geworden, zelfs reactionair.”

“Kort na die Italiaanse madrigalen heeft hij dan in 1609 nog de ‘Psalmen Davids’ geschreven. Nog helemaal onder de invloed van de Italiaanse meerkorigheid. Vol levensvreugde en pracht, maar dat werd meer en meer teruggedrongen, deels door de dertigjarige oorlog die toen uitbrak. Er was geen geld meer om veel muzikanten aan te werven. Maar ook aan zijn karakter heeft die dertigjarige oorlog gevreten. Zijn muziek is niet slechter geworden, ze is anders geworden. Dat jonge, onbeperkt opstandige kan je vooral terugvinden in dat Opus 1.”

Festival van Vlaanderen Laus Polyphoniae, van 21 augustus tot 1 september,tel 03/206.03.86 www.dma.be/cultuur/festival/

Lukas Huybrechts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content