Mezzo-sopraan Anne Sofie von Otter behoort tot een generatie veelzijde liedzangers. Gesprek met een diva zonder kapsones.

KLASSIEKE muzikanten nieuwe stijl kunnen alles en doen alles. Ze zingen alle disciplines uit verschillende stijlperiodes, barok, klassiek, modern, romantisch, het maakt niet uit. Met een verbluffend gemak springen ze van de ene eeuw in de andere. Daarbij zijn ze zo goed dat ze er nog prijzen voor krijgen ook. De Belgische muziekpers was al langer bezweken voor de vocale charmes van de Zweedse mezzo-sopraan Anne Sofie von Otter. Voor de opname die ze samen met haar vaste begeleider Bengt Forsberg maakte van ?Frauenliebe und Leben” van Robert Schumann kreeg ze zopas een Caecilia. Daar bovenop verscheen er net een nieuwe plaat met heerlijke Zweedse liederen met voor ons hoofdzakelijk onbekende componisten van begin deze eeuw. Muziek waarbij je verwacht dat Nils Holgersson dadelijk zelf om het hoekje komt kijken. Von Otter bezingt het nog rustige rurale Zweden, waar de natuur en de loop van de seizoenen het ritme en de emoties van het menselijke leven volop bepalen. De klank van volksmuziek is niet veraf. Von Otter maakt van al die anekdotiek iets universeels. Een gesprek met een echte diva, maar zonder aanstellerij.

Betekent een zoveelste platenprijs nog iets voor u ?

ANNE SOFIE VON OTTER : Ik krijg ze niet aldoor, het regent geen prijzen. Sommige platen krijgen wel veel prijzen : de opname met liederen van Grieg en de ?Mariënkantaten” met Reinhard Goebel en Musica Antiqua Köln. Ervoor en erna heb ik heel wat platen gemaakt waarvan ik het gevoel had dat ik er evenveel werk en liefde had ingestoken. Daar wordt dan niet over gesproken, mensen houden er zelfs niet van. De Schumann betekende heel wat voor mij en mijn pianist Bengt Forsberg, we hebben er veel in geïnvesteerd en dat kwam er ook uit. Wat niet altijd het geval is.

Wat een prijs echt betekent ? Ze komen in je biografie ?Mevrouw Von Otter heeft verscheidene platenprijzen gewonnen…”. Persoonlijk betekent het erkenning. Maar die krijg ik ook wanneer iemand privé op me toestapt en iets gelijkaardigs zegt. Voor eenzelfde concert of opname kan je zowel goede als slechte pers krijgen. Het is een kwestie van smaak. De vorm waarin je waardering krijgt is niet belangrijk. Voor mij betekent het zelfs meer als iemand persoonlijk komt vertellen waarom hij van mijn werk houdt.

U besteedt een niet gering deel van uw tijd en talent aan liedzingen. Waarom ?

VON OTTER : De belangrijkste reden is dat je tijdens het liedzingen volop van al je talenten gebruik kan maken. Ik zing niet alleen liederen, ik kies ze ook : het repertoire, de componisten.

Uit al de liederen van Schumann hebben Bengt Forsberg en ik een selectie gemaakt : die wel, die niet… We hebben ze ook zelf vorm gegeven. We zijn onze eigen dirigent, onze eigen regisseur. Dat is heel persoonlijk en zeer bevredigend. Maar heel wat werk. Ik ben zes maanden per jaar thuis in Zweden, bij mijn familie. En dan werk ik van maandag tot vrijdag altijd samen met Bengt. De tijd die we daarin steken is enorm.

U spreekt over wij, niet over ik. Het is dus niet Anne Sofie von Otter met een pianist als aanhangsel ?

VON OTTER : Nee, het is teamwork. Ik wil niet alleen verantwoordelijk zijn voor een opname.

Het is veel plezieriger om de bal op te gooien tussen ons twee in. We discussiëren heel wat. Is dit wel goed genoeg ? We hebben het over de interpretatie, we zitten in mekaars haar, we lachen en we veranderen van mening. We doorlopen verschillende fasen. Maar op de ene of andere manier ontwikkelen we samen. Sinds ik van 1982 af met hem samenwerk, hebben we een rijke relatie die de moeite waard is.

Hoe begint u aan een lied ? Met de tekst of met de muziek ?

VON OTTER : Met de muziek zeker. We hebben allebei een diepe en grote liefde voor muziek. Daar horen dan nog woorden bij. Die maken het wel interessanter, maar het is de muziek die tot ons spreekt. Als de tekst dan nog goed is… Wanneer we de keuze hebben tussen twee even goede liederen en van de ene is de tekst goed en van de andere is die slecht, dan kiezen we natuurlijk de goede. Maar bij de start, bij de keuze van het repertoire is het beslist de muziek die eerst komt.

De jongste jaren word ik me wel meer bewust van de tekst. Ik kan geen lied zingen waarvan de tekst echt slecht is. Wat ook kan is een middelmatig lied met een goede tekst. Voor het ogenblik lopen we door alle liederen van Franz Schubert, vele honderden. En daar zijn niet alle teksten goed. Meer dan vroeger ben ik me er nu van bewust dat de tekst belangrijk is.

Zopas verscheen ?Wings in the night” met liederen van quasi onbekende meesters. Ze hebben een zeer nostalgische ondertoon. Hebt u dat Zweden nog gekend ?

VON OTTER : Absoluut, die speciale noordse atmosfeer. Ik weet precies waar die gedichten over gaan en wat de muziek tracht te vertellen. Toen ik een kind was in de late jaren ’50 en vroege jaren ’60, was Zweden nog veel meer een landbouwgemeenschap. Het brengt me die zomers van toen terug in herinnering. Het is mooi dat ik die opname heb kunnen maken, geen van de componisten is in het buitenland echt bekend, behalve dan Wilhelm Stenhammar die een zekere reputatie geniet voor zijn kamermuziek en zijn symfonisch werk. Dat betekende voor de platenmaatschappij een zeker risico. Maar liederen verkopen nooit goed, het is een zeer kleine markt.

Hoe hebt u het repertoire gekozen ?

VON OTTER : We moesten een keuze maken : ofwel namen we een soort potpourri op met werk van de achttiende eeuw tot het jongste decennium, ofwel deden we waar we zin in hadden, ofwel beperkten we ons tot één of twee componisten, moeilijk om kiezen. Ze staan niet op deze opname, maar er zijn nog andere goede componisten. Ten slotte hebben we gekozen voor een conservatieve aanpak : zes componisten uit ongeveer dezelfde periode. Het zijn vrij traditionele liederen waar mensen graag naar luisteren, we willen dat die liederen aanspreken.

Niet alleen de muziek is van belang, ook de woordmuziek ?

VON OTTER : Deze keer zing ik in mijn eigen taal. Veel van die teksten zijn zo mooi. Bij vertaling gaan ze plat op hun gezicht, het Duitse of Engelse equivalente woord heeft niet dezelfde geur of smaak. Zo is het met elke taal, een Duitse tekst naar het Zweeds gaat ook op zijn gezicht. Jammer, want wie geen Zweeds begrijpt weet niet hoe mooi de liederen zijn.

De volgorde van de liederen is ook mooi. Hoe bouwt u een programma op ?

VON OTTER : Eerst moet je natuurlijk kijken waar je zingt, het programma moet voor het publiek interessant zijn. De lengte is ook van belang. Ik haat het wanneer programma’s te lang zijn. Je publiek moet geboeid blijven. Je kan niet zomaar prachtig staan zingen, na tien minuten liggen ze allemaal in slaap. Variatie is de boodschap, in snelheid en ritme, in luid of zacht. De stemming moet de hele tijd wisselen, ook de kleur.

Ik doe erg hard mijn best om de programma’s op die manier interessant te maken. Minder goed ben ik in het kiezen van een thema rond een époque, of rond een dichter, daarin ben ik hopeloos. Gevolg is dat ik mijn programma’s blijf aanpassen. Op den duur raken de concertorganisatoren geïrriteerd als we de hele tijd veranderingen blijven insturen. Het lijkt gek, maar het is om het programma zo goed mogelijk te laten werken.

U had het eerder over de vormgeving van een lied, hoe gaat dat in zijn werk ?

VON OTTER : Het gaat erom te kijken hoe de muziek in mekaar is gestoken en waarover de tekst gaat. Dan hoe de twee samen passen, als een puzzel. Bij sommige liederen vind je dat onmiddellijk en verandert de indruk nooit. Bij andere komt het pas na twee jaar en verander je het lied totaal. Je maakt het meer extravert of introvert, sneller of trager. Bij sommige liederen blijf het zoeken. Dan ontdekken we dat een componist een prachtig lied heeft geschreven maar dat hij er niet in geslaagd is de woorden erin te passen.

Bengt en ik zitten nu met een lied van Stenhammar. De moeilijkheid is niet dat de tekst of de muziek slecht is. Het lijkt er meer op alsof de rechter- en de linkerhelft van je hersenen niet kunnen samenwerken. Je mag nooit met dat soort werk ophouden. Vooral niet als je een lied concert na concert blijft herhalen en het jaren op je programma staat. Je moet altijd achter dat lied blijven zoeken, je moet het persoonlijk maken. Als menselijk wezen verander je ook de hele tijd.

U werkt met een moderne piano en een pianoforte, die balans ligt helemaal anders. Gaat de aanpassing vanzelf ?

VON OTTER : De kleur van de pianoforte en de liederen uit die vroegere periode horen samen. Wanneer ik met een pianoforte zing, tracht ik met minder vibrato en minder gebonden te zingen. Dat zijn gestandaardiseerde oplossingen, maar ik heb de indruk dat ze werken. Ik tracht niet te rijk te zingen. Want hoe rijker de stem, hoe meer je past bij die grote moderne instrumenten. Voor een pianoforte heb je een lichtere textuur nodig. Dat is duidelijk, daar hoef je niet diep over na te denken. Er is wel een beetje tijd nodig om je aan te passen. Ik zong al Schubertliederen met de pianofortist Melvyn Tan en ik ga ze nu met Bengt op een ?normale piano” doen, zij het niet op een brandnieuw instrument. Eén uit de jaren twintig. Die klank is nog een beetje anders. Maar ik zing eenzelfde lied met Bengt anders dan met Melvyn.

U gebruikt het begrip rijk zingen. Wat bedoelt u ?

VON OTTER : Dat hangt af van het lied. We hebben een programma met Franz Schubert en Richard Strauss. Wanneer ik bij Strauss kom, verandert mijn manier van zingen, de techniek, hoe ik me voel, het wordt allemaal anders. Dat komt vanzelf, ik gebruik meer boventonen, het klinkt weelderiger. Ik weet niet hoe dat komt. In mijn keel voel ik dat ik mijn spieren meer aanspreek. Ik gebruik veel meer van mijn instrument. Strauss had een orkest in zijn hoofd, terwijl Schubert specifiek voor de piano schreef. Dat voel je aan je stem.

U schakelt vlot over van de barokperiode naar de romantiek. Dat is toch heel andere muziek ?

VON OTTER : Dat is een gave waarmee ik geboren ben. Voor mij is het heel natuurlijk. Het is zoals koken of schilderen. Je gebruikt verschillende kleuren of kruiden. Het is plezierig om met die stijlen te spelen, uit te zoeken wat erbij hoort : de frasering, de intonatie. Ik ben me er wel van bewust dat ik flexibel ben, dat heb ik niet moeten leren. Ik heb ook een goed oor voor talen en dat gebruik ik zoveel mogelijk. Ik heb veel naar muziek geluisterd en daar pik ik van op. Tenminste als het juist uitgevoerd wordt, met een zanger die de stijl doorheeft en een dirigent die dirigeert op een manier waar ik van hou. Het is een soort imitatie zonder dat ik er me van bewust ben, of juist wel ! Ik gebruikte Christa Ludwig voor mijn Mahler, je weet niet hoe ! Als een Vorbild.

Het lijkt alsof uw zangstem ook anders klinkt wanneer u van taal verandert, bijvoorbeeld van het Zweeds naar het Frans.

VON OTTER : Absoluut, ja, ja, bij iedere taal gebruik je andere spieren in je mond. Als ik bij het spreken van taal verander, overkomt het me dat ik even een kramp krijg, dat mijn tong verlamd is. Onbewust andere spieren en andere resonantieruimten in je hoofd gebruiken, waarschijnlijk is dat het geheim waardoor je in verschillende talen kan zingen zonder dat het je echt vormelijk is aangeleerd.

Stel dat u Claudio Abbado of John Elliot Gardiner als dirigent zou hebben. Past u zich dan aan hun stijl aan ?

VON OTTER : Stel dat je voor een werk van Mahler Abbado, Gardiner en Solti als dirigent zou hebben. Dan zou ik bij elk natuurlijk Mahler zingen zoals ik denk dat Mahler moet gezongen worden. Als hetzelfde met Mozart zou gebeuren, dan zing ik zeker anders. Het is ook afhankelijk van de plaats waar je zingt, in de Metropolitan zing je vrij luid, de ruimte is zeer groot. In een kleine zaal met Gardiner zal het veel lichter klinken. Ik hou ervan om me aan te passen. Sommige zangers zeggen : dit is mijn instrument, zo wil ik het gebruiken, zo voel ik me goed en basta ! Die klinken altijd hetzelfde, wat ze ook zingen. Ik hou ervan een kameleon te zijn.

Sommigen nemen het mij kwalijk dat ik teveel in detail werk, een beetje zoals Elisabeth Schwartzkopf het deed, dat ik een groot vergrootglas over de partituur leg. Ze zouden me liever rechttoe rechtaan willen horen. Uitsluitend voor de schoonheid van de muziek. Ik heb zo mijn periodes. Toen ik Haydn en Mozart opnam met Tan, hield ik echt van de details, ik was het beu om Mozart zo mooi en glad te horen. Ik kreeg bijna de tranen in mijn ogen van verveling om ?Abendempfindung” altijd opnieuw zo vriendelijk te horen zingen. Ik zie niet in waarom je die componisten zo zou moeten respecteren en er voor op je knieën kruipen. Mozart zou het wel aardig vinden dat iemand wat hardhandiger met zijn liederen omsprong. Misschien ging ik te ver met sommige liederen, misschien dat binnen vijf jaar mijn benadering veelcleaner zal zijn.

Is de partituur dan niet heilig ?

VON OTTER : Voor mij is Mahler heilig. Ik ben zo in zijn muziek. Mozart was veel speelser.

Mahler schijnt een gevoelig persoon geweest te zijn. Als ik ?Das Lied von der Erde” zing, tracht ik alleen dat te doen wat de woorden en de muziek me dicteren. Ik tracht de muziek op geen enkele oppervlakkige manier mij toe te eigenen en een punt te scoren met ?hier is Anne Sofie aan het zingen !” Nee. Dat wil ik met die muziek niet doen. Daar wil ik alleen weergeven wat Mahler heeft geschreven. Dan ben ik alleen maar een instrument voor die muziek zonder die in te kleuren. Met een diepe emotie, dat wel. Een geestelijke ervaring.

Maar ik wil daar niet teveel over praten, want dat zou de magie kunnen wegnemen.

Hoe staat het met uw operacarrière, zijn er nog rollen die u zou willen zingen ?

VON OTTER : Ik blijf de rollen zingen die ik nu al zing : Octavian uit ?Rosenkalvalier”, Idamante uit ?Idomeneo” en Sesto uit ?La Clemenza di Tito”. Daarbuiten is mijn repertoire niet zo groot. Ik heb pas besloten niet veel Rossini meer te doen. Het grote Italiaanse repertoire, Verdi en Puccini, is niet voor mij weggelegd. Ook Wagner niet. De andere Italianen, Donizetti, Bellini, Rossini, tja, het leven is zo kort en er is zoveel dat ik wil doen. Ik denk niet dat ik me op die namen zal concentreren. In het Franse repertoire heb je nog ?Carmen” van Bizet en ?Les Troyens” van Berlioz, die wil ik nog wel doen. Dat zijn grote en belangrijke rollen. Carmen is zo goed bekend. Iedereen heeft een duidelijk beeld hoe Carmen is en hoe ze moet klinken. Ik zal wel zeer hard en lang moeten werken voor ik kan opstaan en Carmen zingen. Ik hoop het ooit te kunnen doen. Met of zonder succes.

Lukas Huybrechts

Anne Sofie von Otter mezzo & Bengt Forsberg, piano, Schumann, ?Frauenliebe und Leben”, DG 445 881-2.Idem, Swedish Songs, ?Wings in the night”, DG 449 189-2.

Anne Sofie von Otter : Sommigen nemen het mij kwalijk dat ik teveel in detail werk.

‘Ik kan geen lied zingen waarvan de tekst echt slecht is.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content