Toen de oorlog in Bosnië begon, werden de Moslims daar al snel bijgesprongen door een horde islamitische hulporganizaties en soldaten. Hoe leven die zo verschillende geloofsgenoten samen ?

OP de achterbank van de Toyota Landcruiser, op een bergpas tussen Tuzla en Zenica, geeft een grote Sudanees een jonge stramme Saudi enige lessen in de Bosnië-kunde. ?De Moslims hier klooien eerst wat rond en pas daarna trouwen ze.” De twee spreken Arabisch maar verstaan elkaar nauwelijks. De chauffeur, een Bosnische Moslim, heeft de laatste hit weer opgezet. I’m a Scat Man !

Ghaled, de Saudi, praat stug over het lawaai heen. ?Hoe zit het met de bruidschat in Bosnië ?” De informatie die Abu Amir, de Sudanees, hem geeft is belangrijk. Ghaled wil trouwen met een negentienjarig Bosnisch meisje. Hij werkt bij het Saudisch Hoog Kommissariaat voor Hulp aan Bosnië. Net als zijn landgenoten was hij begin twintig toen hij kwam. En alleen. ?Er was geen vader in mijn land die me zijn dochter wilde geven. Haar naar Bosnië sturen ? Niet voor twintigduizend mark.”

Nu heeft Ghaled een vrouw nodig. Overdag moet hij hulpverlening regelen. Cash uitdelen aan weesjes. Operatietafels kopen voor klinieken. Na de lunch om drie uur (Bosniërs hebben dezelfde werktijden als Arabieren) is hij eenzaam. Een man heeft een vrouw nodig. Bosnische vrouwen scheren de zwarte haren op hun benen niet af, maar dat moet dan maar.

Pas op, zegt Abu Amir, Bosnische vrouwen zijn amid, koppig. Chaled plukt aan zijn sik. Hij denkt waarschijnlijk terug aan de lunch gisteren, in Tuzla, toen een struise serveerster vroeg of hij niet met haar wilde trouwen. Abu Amir legt uit : ?De vrouwen hier willen dat je op tijd thuis bent. Vijf minuten te laat en ze brullen de hele buurt bij elkaar.” Abu Amir woont al 28 jaar in de Kroatische hoofdstad Zagreb en is met een Kroatische getrouwd, hij kan het weten.

De auto passeert een hooiwagen met Bosnische soldaten erop. Ze krijsen alsof ze van de kermis komen. Allemaal dronken. Eentje gooit een lege fles brandy in het ravijn. ?Dit is Bosnië,” grinnikt de chauffeur in het Bosnisch (de taal heet officieel geen Servokroatisch meer). Hij heeft zelf bij dit ragtag-leger gevochten, tot hij een kogel door zijn hoofd kreeg. Over drank gesproken : ?Toen mijn vrouw zwanger was, mocht ze van de dokter maar twee flessen bier per dag drinken. Negen maanden een rothumeur.” Abu Amir vertaalt het in het Arabisch, woord voor woord. Ghaled leunt achterover en zwijgt de rest van de rit. De Sudanees en de Bosnische chauffeur kletsen onverstoorbaar voort.

MEKKA.

Het is geen echte liefde tussen de Bosnische Moslims en het legioen Arabieren dat zich in Bosnië vestigde om geloofsbroeders te helpen. Wat ze bindt, is niet de islamitische levenswijze. Die is bij de meeste Bosniërs volledig afwezig. Wat ze wel bindt, is dat de ene partij steeds afhankelijker werd van de andere. De Bosniërs klopten bij de Arabieren aan voor voedsel, uitkeringen, baantjes, brandstof. Ze kwamen zelden voor religieuze of morele bijstand. ?Ik deel alleen nog korans uit als mensen erom vragen,” zegt een 25-jarige Saudi in Tuzla. ?Als ik ze bij het brood een koran gaf, scheurden ze die toch doormidden.”

Bij de het Hoog Kommissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR), staan ruim veertig islamitische hulporganizaties geregistreerd. De meeste zijn Middenoosters, al kwamen er steeds meer islamitische groepen uit Frankrijk, Duitsland en Italië bij. Het Saudisch Hoog Kommissariaat is de grootste van allemaal. Het heeft een fortuin te besteden. Sinds augustus 1993, toen koning Fahd een energieke sjeik naar Zagreb stuurde om er kwartier te maken, heeft de organizatie 315 miljoen dollar uitgegeven (9,5 miljard frank). Dat zijn alleen lopende kosten : huur voor zeven kantoren, salarissen voor Saudi’s en plaatselijke medewerkers, doktersrekeningen en maandelijkse uitkeringen voor vluchtelingen. Pakketten met rijst, dadels, zeep en dergelijke zijn niet inbegrepen. De schepen en vliegtuigen die de pakketten aanvoeren evenmin. De bedevaart naar Mekka, het herstel van het spoor van de kust naar Centraal-Bosnië (zestig miljoen frank) of de recente gift aan de Bosnische Moslim-regering (3,5 miljard frank, waarvan 300 miljoen voor het leger), gaan ook niet van het budget in Zagreb. Ter vergelijking : de Sudanese hulporganizatie ISRA heeft jaarlijks, omgerekend, 60 miljoen frank te vergeven.

Nu Bosnië in de feiten is opgedeeld in een Servisch, een Kroatisch en een Moslim-deel, gonst het van de geruchten over het ?missiewerk” dat de Arabieren er zouden doen. Als de wapens blijven zwijgen, moet de Moslim-bevolking natuurlijk een identiteit hebben. Waar anders kan zij die vandaan halen dan uit de islam ? Wie anders kan deze gesekularizeerde ex-Joegoslaven de leer bijbrengen dan de Arabier met de lange baard ? De Saudi’s willen de mensen vijf keer per dag in de moskee zien bidden. Ze zouden vrouwen dwingen zich te sluieren en zouden wapens leveren natuurlijk. De Saudi’s, zegt een VN-man in Zagreb met verachting, lopen allemaal in witte jurken rond. ?Het zijn mollahs, recht uit Mekka. Ze willen maar één ding : onder de vlag van humanitaire hulp de Moslims in Bosnië islamizeren.” Spreekt hij de Saudi’s wel eens ? Eh, nee.

SINTERKLAAS.

Wie het hoofdkantoor binnenstapt, in een hotel zestig kilometer onder Zagreb, ziet inderdaad eerst een kamer vol vertaalde korans en groene kassettebandjes met koranverzen erop. Iets verder staan er zestien paar schoenen voor een open deur de geïmprovizeerde gebedsruimte voor het personeel. Op de koffiejuffrouw na, die een hoofddoek om heeft, lopen er slechts mannen rond. Mannen met baarden. In een grote kamer, geflankeerd door de Saudische vlag en een maquette van de Ka’ba in Mekka, zit de sjeik. Het interieur kan zo in een Interlübke-folder, maar sjeik Naser draagt een jalabiyya, een witte jurk, en een wit bedevaartsmutsje. Hij zit in kleermakerszit, spelend met een rozenkrans. Hij heeft drie telefoons tegelijk aan zijn oor en schreeuwt Arabische bevelen naar de andere kant. Voor buitenstaanders is dit de archetypische setting ook al zit hij achter luxaflex, hij ziet er nog steeds uit als een bedoeïen. ?Welkom, zuster,” zegt sjeik Naser in goed Engels. ?U bent de eerste westerling die mijn drempel over stapt.”

Wie de Moslim-helft van Mostar binnenrijdt, ziet tussen de ravage twee gerestaureerde gebouwen staan. Het ene gebouw is van een Iraanse hulporganizatie. Het is dicht. Er schijnen twee Iraniërs te werken maar niemand ziet ze ooit. Ze geven hulp aan de regering, niet aan het volk. Het andere gebouw is van de Saudi’s. Opgeknapt voor 40.000 mark (800.000 frank). Het is druk op de binnenplaats. Meisjes in strakke spijkerbroeken die om baantjes bedelen. Een vluchteling die op de radio heeft gehoord dat hij driehonderd mark (6.000 frank), dekens en een teepartijtje met cake krijgt als hij trouwt. Rijen mensen met doktersattesten, bonnen van de apoteek en andere formulieren die hun recht geven op een paar bankbiljetten, of iets anders uit de zak van Sinterklaas. Haast niemand is gesluierd. Er staan ook Kroaten in de rij.

De direkteur en de onderdirekteur zijn Saudi’s, zoals overal. Zij zitten achter hun bureau te plannen, te bellen of iets op de rekenmachine te doen. De sjeik heeft ze persoonlijk uit een ministerie of een bedrijf geplukt hij kende ze of, vaker, hun ouders. Sommigen spreken intussen wat ?Bosnisch”. Ze dragen geen jalabiyya’s maar spijkerbroeken en coltruien. Een van hen steekt zich elke dag in het pak, met das. De rest van het personeel bestaat vooral uit Jordaniërs, Syriërs en Palestijnen. Zij staan het volk te woord, en met gemak. De meeste wonen, net als Abu Amir, al jaren in voormalig Joegoslavië. Ze zijn er ooit gaan studeren omdat zij er, anders dan in West-Europa, geen kollegegeld hoefden te betalen. Ze bleven hangen omdat ze hier meer perspektief hadden dan in eigen land. De meesten zijn getrouwd met Joegoslavische vrouwen. Toen de oorlog uitbrak, verloren ook zij hun baan. Omdat ze ?Bosnisch” spreken en de lokale gebruiken kennen, konden ze zo bij de Saudi’s en andere islamitische hulporganizaties aan de slag. Zij zijn de schakel tussen de Arabieren en de Bosniërs. De brug tussen twee kulturen.

DRUGS.

Volgens Nil, een Palestijn, is Bosnië ?over duizend jaar nog niet islamitisch,” naar Arabische begrippen dan. Hij zit in een funkcafé in Mostar en wijst naar een meisje in een strak T-shirt. Ze eet een pizza. ?Zij is de vroomste Bosniër die ik ken. Ze staat om vijf uur op om te bidden. Ze heeft de koran helemaal gelezen. Maar als je haar vraagt waarom ze zich nietsluiert en waarom ze rookt, kijkt ze je aan of je gek bent.”

Mostar telt een overschot aan vrouwen vijftien op een, beweren sommigen. Ze zijn maar met één ding bezig : hoe kom ik aan een man ? ?Als ik met zovelen moet konkurreren,” zegt een achttienjarig meisje met rood gestifte lippen, ?ben ik toch gek als ik een doek omdoe. Dan val ik zeker buiten de boot.”

Een andere Arabier zegt dat mensen te veel bezig zijn met overleven om zich op het geloof te storten. Zelfs troostte hij eens een vluchtelinge met de woorden : ?Het goede van de oorlog is dat u eindelijk vrij bent om uw geloof te belijden.” Toen had de dame geroepen : ?Loop naar de hel ! Mijn man is dood, mijn zoon is dood, mijn huis ligt in puin. Wat heb ik aan Allah ?”

De Saudi’s zijn minder pushy dan de verhalen doen geloven. Al zijn ze jong en hebben ze haast niets van de wereld gezien voor ze in dit inferno belandden, ze hanteren het met verbijsterende souplesse. De meisjes paraderen in minirok onder hun raam. Een op de tien mensen in Tuzla is aan de drank of aan de drugs. De Saudische kantoren hebben bewakers, anders wordt de inboedel onder hun ogen gestolen. Maar de Saudi’s geven geen krimp. Op de vraag of ze niet geshockeerd zijn dat hun ?broeders” stickies roken en kerst vieren, zeggen ze allemaal kalm nee.

?Wij weten wat goed en kwaad is,” reageert de 24-jarige Saudi die het kantoor in Sarajevo runt. ?De Bosniërs niet. Zij weten niet dat ze vijftig jaar fouten hebben gemaakt. Dat ze niet met vrouwen mogen slapen. Het staat allemaal in het Boek, maar ze kennen het Boek niet. Pas als ze het lezen, zullen ze het ontdekken. Maar ze moeten het Boek uit zichzelf pakken. Als we zeggen : doe dit, doe dat, werkt het averechts.”

Zijn vrouw, een zestienjarige Bosnische, geeft Arabische les op een madrasa, een religieuze school voor kleine kinderen. Madrasa’s worden vaak gebruikt als ?bewijs” van de fundamentalizering van Bosnië. Maar ze bestonden voor de oorlog ook al. De chauffeur wiens vrouw maar twee flessen bier mocht drinken, is ook op een madrasa geweest.

HOOG-ARABISCH.

Onder het kantoor in Sarajevo loopt een halve gare te schreeuwen. Een auto zonder nummerbord knalt met honderd kilometer per uur op een paal. Aan de overkant trekt een vrouw ritmisch haar trui op en neer. Vredestroepen racen voorbij. Sarajevo is een gestoorde stad. De inwoners die het zich konden veroorloven, zijn weg. De onderklasse heeft gezelschap gekregen van het volk dat de stedelingen altijd de hoeven noemden, gevluchte boeren uit de dorpen. Het is alsof de Saudi’s de enigen zijn die in Bosnië nog in evenwicht zijn.

?Allah is bij ons,” zegt de Saudische direkteur stoïcijns. Soms zou je willen dat Allah ook wat meer bij de Bosnische Moslims was. Ze zijn echt van God los.”

De Saudi’s hebben een hekel aan de mudjahedin, de moslimstrijders uit Algerije, Afghanistan, Jordanië en Koeweit. Toen de oorlog in Bosnië begon, stroomden er zo’n tweeduizend mudjahedin het land in. Er zijn er nu een paar honderd over. Ze gaan weg, gedesilluzioneerd. Het boterde niet tussen hen en de soldaten van het Bosnische leger. Mudjahedin schieten staand. Hoewel de meesten getrouwd zijn en kinderen hebben, vinden zij het een eer om in de Heilige Strijd te sterven. De Bosniërs strijden niet voor de islam op een klein groepje na, dat altijd het nieuws haalt met het lied Wij zijn de soldaten van Allah ! Wij gaan moskeeën bouwen in Servië. Bosniërs, inclusief Serviërs en Kroaten, namen de wapens op voor het behoud van Bosnië. Zij schieten liggend. Het paradijs kan ze gestolen worden, ze willen niet dood. Nu Bosnië kapot is en verdeeld, weten ze niet meer waarvoor ze vechten. Elke soldaat die je tegenkomt wil weg, het maakt niet uit waarheen.

?Kun je een visum voor me regelen ?” Als de autoriteiten dat zouden toelaten, bestond het leger allang niet meer. Dus zuipen ze en kruipen met allerlei dames in bed, om de hel in hun hoofd even te smoren. De mudjahedin voelen zich verraden. In die staat kreeg Husam, het Saudisch kantoorhoofd in Zenica, er vorig jaar een paar op bezoek. Ze zochten steun. ?Ze spraken Hoog-Arabisch, de taal van de koran, zodat ik niet aan hun aksent kon horen uit welk land ze kwamen. En ze gaven valse namen op, iets als Aboe Latif uit Andaloesië. Ik heb ze er uitgegooid. Ik wil niets met ze te maken hebben. Zij verpesten de reputatie van de Arabische hulporganizaties hier.”

De Bosniërs zelf hebben ook genoeg van de fanatiekelingen. Na een regen van klachten heeft het Moslim-stadsbestuur van Zenica geëist dat ze hippe meisjes en vrijende paartjes met rust laten. Anders gaan ze de cel in. Voor het sluiten van het vredesakkoord, in november, bracht de uittocht van de mudjehedin de Bosnische Moslim-regering in een lastig parket. Ze wil van de extremisten af, die Bosnië het fundamentalistische etiket geven, dat het niet heeft. Maar de mudjahedin waren wel nodig aan het front. Zij vormden de stoottroepen die zo nu en dan een dorp veroverden, terwijl de regeringssoldaten de dorpjes altijd weer kwijtspeelden. De Arabieren zijn ten slotte in een apart bataljon geplaatst, zodat ze zich niet zo aan de Bosniërs hoefden te ergeren.

GODSDIENSTONDERWIJS.

Ook wat islamitische hulporganizaties (niet-goevernementele organanizaties) betreft, is de Moslim-regering tweeslachtig. Bosnië is op het Westen georiënteerd, op Amerika. Van de islamitische landen moest het immers geen bombardementen op de Serviërs te verwachten. Sjeik Naser, de baas van het Saudische Kommissariaat, zegt achter zijn zwartgelakte bureau in Kroatië : ?Islamitische landen doen niets voor Bosnië, behalve hulp verlenen. Net als het Westen.”

Moslim-president Alija Izetbegovic is een diepreligieuze man. Anders dan zijn premier Harris Silajdzic en buitenlandminister Muhamed Sacirbegovic (in het Westen bekend als Sacirbey), heeft hij liever een kleine staat met moslims dan een grotere met Kroaten en Serviërs erbij. Pakistan is zijn grote voorbeeld. Maar hij weet dat Washington de Arabieren niet vertrouwt. De Verenigde Staten houden de islamitische niet-goevernementele organizaties stevig in de gaten sinds een Amerikaanse van het VN-personeel in Bosnië eind vorig jaar door mudjahedin werd bedreigd.

Maar Izetbegovic kan de islamitische fondsen niet missen. Dus draagt hij de staatskranten op om interviews te plaatsen met de presidenten Hashemi Rafsanjani van Iran of Hosni Moebarak van Egypte. Hij heeft godsdienstonderwijs op de scholen ingevoerd en slagers gevraagd om het varkensvlees niet meer boven op het rundvlees te leggen. Ook vestigt hij islamitische klubs, die brochures drukken over hoe zich te wassen voor het bidden. Toen Izetbegovic meer dan honderd miljoen dollar (drie miljard frank) aan niet-betaalde gasrekeningen aan Rusland moest betalen om Sarajevo voor het staakt-het-vuren aangesloten te krijgen, sprongen de islamitische landen ruimhartig bij. De Saudi’s ook.

Islam is voor de meeste Bosnische Moslims nog steeds meer een kultuur dan een religie. Velen hebben Arabische namen, maar die hadden ze altijd al. Het nieuwe is dat sommigen naar de moskee gaan, wat ze vroeger wijselijk niet deden als ze verder wilden komen op de maatschappelijke ladder. ?In Saudi-Arabië zit de moskee op vrijdag vol,” zegt Yoesoef (24), de Saudische baas in Mostar. ?Hier zie je een rij, soms twee, meer niet. Waarom maken ze daar in het Westen zo’n ophef over ?” Ook zeggen de Bosnische Moslims nu op zijn Arabisch salamu aleikum als ze elkaar groeten. ?Dat komt doordat de Kroaten dobardan zeggen,” vertelt er één. ?Ik doe het om het verschil te benadrukken. Niet uit islamitische overtuiging.”

ENGERDS.

Voor velen betekent islam niet meer dan een maandelijkse check. Sommige vluchtelingen trekken steun bij acht hulporganizaties, ongeacht van welke signatuur. De Saudi’s staan bij allen hoog op de lijst, die hebben geld. Een weduwe die vijftig mark voor haar zoontje komt inkasseren, zegt op de vraag hoeveel kinderen ze heeft : ?Eén ! We zitten hier niet in Afrika.”

Op een door de Saudi’s gesponsorde computerles in Zenica zegt de vijftienjarige vluchtelinge Alisa : ?Als ik me moest sluieren, zat ik hier niet.” Eén keer moest het toch, toen de Saudische televisie opnamen kwam maken. Maar ze had wel haar geliefde mouwloze T-shirt aangehouden met een spijker erop en de tekst : I’d rather be a hammer. Alisa’s familie leeft van Saudisch geld. Zelfs het stookhout en de tomatenplanten op het balkon zijn door de Arabieren betaald. Toch vindt ze het engerds. ?Ze trouwen meisjes van vijftien en slepen ze mee naar Saudi-Arabië. Die meisjes doen het alleen maar voor het geld.”

?Come together !” zingt Abu Amir, de Sudanees die al 28 jaar in Zagreb woont. Hij zingt altijd in de auto. Hij is altijd vrolijk. Als Abu Amir voor de Saudi’s op stap is, slaapt hij niet in hotels. ?Dat geld kunnen we beter aan de vluchtelingen geven.” Dus logeert hij soms bij Saudi’s thuis en soms bij Bosniërs. In beide gevallen is hij op zijn gemak. In een Saudisch huis eet hij gretig hummus bij het ontbijt, Arabische erwtenpasta met knoflook. Hij blijft er in de mannenkamer. Je ziet hem zijn best doen om de vijftienjarige, hoogzwangere Syrische echtgenote van de Saudi niet op de gang tegen te komen. Net als de hiërarchisch ingestelde Saudi’s prijst hij de sjeik in Kroatië de hemel in, en samen met hen bidt hij vijfmaal per dag.

Als zijn gastheer een Bosniër is, eet hij Balkan-salami en het smaakt hem even best. Hij neemt de kortgerokte dochters mee uit, naar restaurant Soleil, en laat ze stiekem sigaretjes roken. Met de Bosniërs praat hij oeverloos over zijn Europese avonturen en over schnapps zij het altijd in de verleden tijd want drinken, zegt hij, deed hij tot 1987, toen hij plotsklaps een goede moslim werd.

?Weet je,” zegt Abu Amir, ?wat de tragiek van de Bosnische Moslims is ? Het Westen vertrouwt ze niet omdat ze islamitisch zijn. Maar voor de Arabieren zijn ze niet islamitisch genoeg. Ze horen nergens bij.” East meets West in Bosnië, zeiden ze altijd : je vond er een beetje van Europa en een beetje van het Midden-Oosten. Maar dat oude adagium lijkt eigenlijk alleen op Abu Amir zelf van toepassing.

Caroline De Gruyter

Copyright Knack/Elsevier

Gebed in een van de vele moskeeën van de Bosnische hoofdstad Sarajevo : het aanbod van korans overtreft veruit de vraag.

Een vluchtelingenkamp bij Tuzla, vorige zomer. De mudjahedin vormden de stoottroepen van het Moslim-leger.

Moslim-president Alija Izetbegovic van Bosnië werd in 1993, in Saudi-Arabië, al bekroond met de Koning Faisal-prijs voor diensten bewezen aan de islam.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content