Het Midden-Oosten werd in groeiende mate getekend door het konflikt tussen religieuze extremisten en nationalistische politiek.

DE moord op Yitzhak Rabin, de Israëlische premier, op 4 november ’s avonds na een vredesmanifestatie in Tel Aviv, en de rimpels die zijn dood trok, zijn nog het meest tekenend voor de sfeer van het Midden-Oosten in het voorbije jaar. Rabin en zijn minister van Buitenlandse Zaken, de huidige premier Shimon Peres, waren beiden gevizeerd door de moordenaar, als boegbeelden in het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen en meer uitgebreid tussen Israël en de Arabische wereld. Daarom was het ogenblik tekenend : het besluiten van een gigantische demonstratie van steun aan het vredesproces waar honderdduizenden Israëliërs van alle gezindten heengestroomd waren. De moordenaar was tekenend : een 27-jarige uiterst-rechtse religieuze jood, Yigal Amir, lid van een extremistische groep, Eyal, die de architekten van het vredesakkoord verraders van Israël vonden. De timing was typisch : het was te laat. Te laat om het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen nog af te doen springen of zelfs terug te schroeven. Het was te ver gevorderd.

Toch werd ook in het vredesproces in 1995 veel te veel tijd verloren. De “Oslo-akkoorden” van “Gaza en Jericho eerst” die de Palestijnse Autoriteit naar een aanvankelijk beperkte autonomie moesten leiden, hadden zelfs voor gematigde optimisten véél te veel achterstand op hun tijdschema’s opgelopen. De Palestijnse verkiezingen, waar politiek voor de “autonome gebieden” cruciaal veel van afhangt, waren almaar uitgesteld, omdat ze vasthingen aan een terugtrekking (“redeployment”) van de Israëlische troepen in de Bezette Gebieden, in hoofdzaak op de Westelijke Jordaanoever. Waarom Yitzhak Rabin maar bleef aarzelen met die terugtrekking, was menigeen een raadsel. Elke maand die voorbijging zonder ingrijpende veranderingen, kalfde het gezag van de Palestijnse leider Yasser Arafat en zijn PNA in de Gebieden verder af. Terwijl de aanhang van de islamistisch-extremistische groepen als Hamas en de Islamitische Djihad aangroeiden, tot ze tegen het einde van het jaar de oude politieke Palestijnse bevrijdingsorganizatie (PLO) in populariteit overtroffen en klaar waren om met Arafat in onderhandelingen te treden.

Voor een gedesilluzioneerde en ontmoedigde Palestijnse bevolking, die al lang niet meer geloofde in de akkoorden van Oslo, betekende de vooruitgang op andere fronten in het vredesproces veeleer een slag in het gelaat en een “verraad” (tegenhanger van het “verraad” van Rabin en Peres) dan een progressie. Het plechtige vredesverdrag tussen Israël en Jordanië voor Israël een politieke mijlpaal werd door de Palestijnen zeer slecht onthaald. De toenaderingen op ekonomisch gebied en diverse andere terreinen tussen Israël en andere Arabische landen in het kader van de “multilaterale besprekingen”, werden gezien als zovele dolksteken in de rug van de ideële Palestijnse staat. Een staat waarin ondertussen, ironie van de geschiedenis, bepaalde Israëlische “realisten” al veel sterker geloofden dan veel Palestijnen zelf.

OSLO II.

En ineens was het nieuwe akkoord daar. Op 24 september ondertekenden Yasser Arafat en Shimon Peres in de inmiddels befaamde onderhandelingsbadplaats Taba, na vijftien maanden onderhandelen, een honderden bladzijden dik akkoord dat “Oslo II” gedoopt werd. Dat akkoord beëindigde de sinds 1967 durende Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever in principe dan toch. De “redeployment” van de Israëlische troepen op de Westbank kon daarmee aanvangen. Wat inhield dat de Palestijnse Autoriteit de belangrijke steden en dorpen van het gebied in handen moest krijgen, naar gelang van het ritme van de terugtrekking van de Israëlische troepen. Door de moord op Rabin werd het schema, uit reaktie, nog vervroegd, zodat de opstandige stad Jenin voor de voorziene datum ontruimd werd en Yasser Arafat er zijn plechtige intrede kon doen. Hoewel de vervaldagen van het akkoord mekaar nog een hele tijd zullen opvolgen, was hiermee de eerste konkrete stap gezet naar de vorming van een onafhankelijke Palestijnse staat, een detail dat de Palestijnse publieke opinie, hoe skeptisch zij ook geworden is, zeker niet ontging.

Het gelukken van het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen is verder de belangrijkste faktor in de vraag hoe of wanneer de opmars van het islamistisch fundamentalisme tegengehouden kan worden in de islamitische en Arabische landen. Het uitmonden van het vredesproces in de oprichting van een Palestijnse staat, een nationalistische, politieke entiteit en geen religieuze , druist regelrecht in tegen de plannen en doelstellingen van de Palestijnse islamisten. Zij verwerpen de politiek en willen in het geheel van Palestina (dus ook in Israël) een islamitische republiek oprichten. Het stille ontstaan van zo’n staat is voor hen een regelrechte nederlaag, die ook in de omringende landen gevoeld zal worden.

Intussen zijn deze islamisten van verschillende strekkingen en kleuren in opmars in zo verschillende landen als Turkije en Egypte. Het Afrikaanse Sudan wordt al volgens de islamitische wet geregeerd. De hardelijners van het Islamitisch Heilsfront (Fis) en Gewapende Islamitische Groep (Gia) voeren in Algerije een bloedige terreur-aktie tegen regering, leger en bevolking. Ondanks hun boycot wist het Algerijnse regime in november presidentsverkiezingen te houden, en die door de eigen kandidaat, Liamine Zeroual, afgetekend te laten winnen. Of dat voldoende kan zijn om de campagne van het Fis te stoppen, zal het komende jaar moeten uitwijzen.

S.V.E.

Een jood vermoordt een jood : de aanslag van 4 november op Yitzhak Rabin tekende de sfeer van het hele jaar in het Midden-Oosten.

De islamitische extremisten van Fis en Gia voeren in Algerije oorlog tegen regering, leger en bevolking.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content