‘De laatste vijf jaar was het oorlog tussen de Vlaamse regering en het katholiek onderwijs’ aldus Mieke Van Hecke, de baas van het grootste onderwijsnet in Vlaanderen. ‘Maar nu is de sfeer heel anders.’

‘De weerbaarheid van het katholiek onderwijs is flink onderschat’, zegt Mieke Van Hecke vol vertrouwen. Op 1 juli werd de voormalige CD&V-politica de nieuwe directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO). Dat was meteen een dubbele primeur. Van Hecke is de eerste leek en de eerste vrouw die in ‘de Guimardstraat’ aan het roer staat.

Bij de start van het nieuwe schooljaar in het basis- en secundair onderwijs op 1 september wordt het ook voor Van Hecke menens. In haar inrijperiode had ze even heibel met de holebi’s, maar voorts viel vooral de goede verstandhouding op met haar collega van het gemeenschapsonderwijs, Dirk Van Damme. Die wordt, zoals bekend, kabinetschef van de nieuwe Vlaamse minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A). Het is voor Van Hecke een extra geruststelling ‘dat Vandenbroucke niet de weg van zijn voorgangster Marleen Vanderpoorten (VLD) opgaat’.

Van Hecke: ‘In de vorige regeerperiode was er een heuse stellingenoorlog aan de gang. Het katholiek onderwijs werd in het defensief gedrongen door allerlei subtiele pogingen om te infiltreren in zijn pedagogisch project. Om de band tussen de scholen en hun koepelorganisatie te verzwakken en netvervaging te realiseren, werd vaak de wortel van extra middelen voorgehouden. Die aanvallen uit liberale hoek was het VSKO grondig beu. Twee sleutelelementen in het Vlaamse regeerakkoord tonen aan dat de sfeer nu heel anders is: de erkenning van de pedagogische vrijheid én van de koepelorganisaties als belangenbehartiger van de scholen van de diverse onderwijsnetten.’

De nieuwe Vlaamse regering heeft het niet breed. Maar u bent Vlaams minister-president Yves Leterme (CD&V) ook opvallend tegemoetgekomen door geen harde eisen te stellen.

MIEKE VAN HECKE: Ik kan een waslijst voorleggen die de hele Vlaamse begroting opslorpt. Maar dat zou onverantwoord zijn. Na de nieuwe politieke kater van 13 juni en het zoveelste succes van het Vlaams Blok zijn er vele andere zorgen. Wat doen we met de uitdaging van de multiculturaliteit, de behoefte aan meer veiligheid, de noodzaak om jongeren meer zekerheid te bieden? Daarom wil ik niet van álle onderwijseisen prioriteiten maken. Het is beter om per niveau – basis-, secundair, hoger, buitengewoon en volwassenenonderwijs – enkele thema’s te kiezen die bij voorrang behandeld moeten worden.

Dat is een spectaculaire ommekeer. Vijf jaar lang liep het VSKO storm om de financiële ‘lat sneller gelijk’ te leggen. Nu bent u al tevreden dat de nieuwe Vlaamse regering het Tivoli-akkoord ‘correct’ uitvoert. Anders gezegd: tegen 2006 krijgt het katholiek onderwijs 76 euro voor elke 100 die naar het gemeenschapsonderwijs gaat.

VAN HECKE: Het VSKO heeft het Tivoli-akkoord destijds aanvaard, hoewel dat een toegeving was. Dat heeft de beruchte studie over de objectiveerbare verschillen voldoende aangetoond.

Uit die studie leidt het VSKO af dat de verhouding op 100/93 moet worden gebracht. Dringt u daar niet meer op aan?

VAN HECKE: Ik zeg op dit ogenblik niet dat het katholiek onderwijs niet zal rusten vooraleer we die 100/93 bereikt hebben. Dat is budgettair niet haalbaar, tenzij je geld van het gemeenschapsonderwijs afpakt en daarmee is niemand gediend. Dan verkies ik om het Tivoli-akkoord uit te voeren en te onderhandelen over een rechtvaardig financieringssysteem.

Die ‘gelijke financiering voor elk kind met dezelfde noden’ begint in 2007. Vandenbroucke noemt dat ‘revolutionair’ hoewel een rondetafelconferentie dat al in 2002 voorstelde.

VAN HECKE: Dat was dan ook het enige concrete resultaat van die conferentie. Iedereen is het erover eens dat de huidige financieringswijze niet kan worden gehandhaafd. In het nieuwe systeem moet er een basisfinanciering zitten volgens de schoolgrootte en het schooltype. Daarnaast zijn leerlingenkenmerken een belangrijk criterium.

Bart Somers (VLD) is er gerust op voor de gemeenschapsscholen. Ze zullen volgens hem meer geld krijgen dan katholieke scholen omdat ze ‘hun deuren gemakkelijker openzetten voor moeilijke leerlingen’.

VAN HECKE: Die uitspraak staat haaks op diverse onderwijsdecreten van de vorige Vlaamse regering. Ze hangt ook weer een vals imago van de vrije scholen op. In katholieke scholen worden verhoudingsgewijs evenveel kansarme, moeilijke en allochtone leerlingen opgevangen als in de scholen van de andere netten. Wij zijn geen elitenet. Ook onder Vanderpoorten is ten onrechte dat beeld opgehangen, onder meer om het gelijkekansendecreet en de inschrijvingsplicht voor scholen door te drukken. Onze weerstand had niets te maken met een weigering om moeilijke of allochtone leerlingen in te schrijven, wel met de zorg om het behoud van het pedagogisch project. Dat wordt onmogelijk als scholen leerlingen moeten toelaten van wie de ouders dat project niet onderschrijven.

U wilt dat project ‘vertalen in woorden van vandaag’. Probeer eens.

VAN HECKE: Waarden zoals medemenselijkheid, solidariteit en verdraagzaamheid komen ook aan bod in de scholen van andere netten. Het verschil zit in de oorsprong. Voor ons is dat het geloof in een godheid, in het bovennatuurlijke. Die aandacht voor een christelijke zingeving maakt ons uniek. De filosoof John Rawls heeft gezegd dat niemand verdienste heeft aan zijn eigen talent. Volgens het christelijk geloof moet een mens met dat talent iets doen voor zichzelf en voor anderen. Dat kader is een houvast in katholieke scholen.

De helft van de ouders is niet meer gelovig. Wat betekent hun handtekening onder uw christelijk project dan?

VAN HECKE: Ze moeten loyaal zijn. Ik zou het bijvoorbeeld erg vinden als ze de religie in de school van hun kinderen thuis ridiculiseren.

Voorts moet het geloof in elk geval aanwezig zijn bij directies en leerkrachten. Ze dienen er minstens voor open te staan, want ze dragen en schragen het project. Dat moet dan ook meespelen in het personeelsbeleid van de scholen.

Dirk Van Damme wil het Schoolpact begraven. Hij pleit voor overleg tussen de netten over een nieuw concept van keuzevrijheid. Doet u mee?

VAN HECKE: Het moment is inderdaad geschikt om samen na te denken over een versterking van de eigenheid van de diverse onderwijsprojecten. Die kans mogen we niet laten voorbijgaan. Ik wil dit goed voorbereiden binnen het VSKO, want het Schoolpact handelt zowel over de financiering als over de vrije keuze.

Moeten het gemeenschaps- en het provinciaal en gemeentelijk onderwijs één net vormen, zodat er een tweedeling tussen officieel en vrij onderwijs komt?

VAN HECKE: In het officieel onderwijs zijn de netten complementair. Ze hoeven voor mij niet samen te smelten, maar ze kunnen wel dubbel werk en onnodige concurrentie vermijden.

Ik wil vooral nadenken over een goede schaalgrootte voor de keuzevrijheid. Zo kunnen regio’s worden afgebakend voor bijvoorbeeld een volledig secundair onderwijsaanbod. Stel dat twee technische scholen van verschillende netten niet het geld hebben om dezelfde, dure opleidingen aan te bieden. Dan zijn er twee oplossingen. Ze maken afspraken over de inrichting van die opleidingen en het gezamenlijke gebruik van lokalen en infrastructuur. In dat geval blijven de leerlingen in het door hen gekozen onderwijsproject. Het alternatief is dat een van de scholen een opleiding niet meer aanbiedt of dat niet meer mag doen van de overheid. Dan moeten leerlingen wel naar die andere school gaan. Dan heb je geen vrije keuze en doe ik niet meer mee.

Voor mij kan er heel veel, zolang er niet wordt geraakt aan de eigenheid van ons pedagogisch project. Dat is de grens. Bij de netoverschrijdende scholengemeenschappen in het basisonderwijs zijn we op die grens gestoten. Veel basisscholen maken al lang netoverschrijdende afspraken over bijvoorbeeld leerlingenvervoer, zwemmen en vakantiedagen. De coördinatie verzwaart de taak van de schooldirecteurs. Vanderpoorten wilde daarvoor geld geven aan netoverschrijdende scholengemeenschappen. Dat was goed. Maar uiteindelijk heeft ze de samenwerking zelf onmogelijk gemaakt door er ook het personeelsbeleid bij te betrekken. In vrije scholen geven onderwijzers ook godsdienst en kunnen dus geen onderwijzers uit het officiële net worden aangeworven. Daarom kunnen die vrije scholen niet in het model van Vanderpoorten stappen.

Volgens u speelt ook mee dat de VLD en Groen! vinden dat basisscholen het best pluralistisch zijn.

VAN HECKE: Mensen in een kleinere gemeente begrijpen soms niet waarom leerlingen niet naar dezelfde school kunnen. Want dat is natuurlijk ideaal: de kinderen hebben vriendjes in een wijk, ze kunnen samen te voet of op de fiets naar school. Ons wordt dan verweten dat we geen zedenleer aanbieden zodat álle kinderen naar dezelfde school kunnen gaan. Het is niet altijd makkelijk om uit te leggen dat een katholieke school niet gereduceerd kan worden tot enkele uren godsdienst. Dat haar inspiratie met andere woorden in de hele school zit en dat ouders die godsdienst afwijzen en zedenleer eisen verder van ons afstaan dan mensen die een andere religie belijden.

U vindt de religieuze inspiratie van vrije scholen ook een goede bedding voor islamonderricht. Maar dat is niet de lijn van de bisschoppen.

VAN HECKE:Die mening heb ik enigszins bijgesteld. Veel moslims die hier wonen en ingeburgerd zijn, willen hun geloof doorgeven aan hun kinderen. Ze vinden dat in het gemeenschapsonderwijs religie wordt afgewezen. Aparte islamscholen zijn voor hen dan weer een stap te ver. Hun vraag is vooral dat jongeren in het katholiek onderwijs kunnen kennismaken met verschillende godsdiensten en die met elkaar kunnen vergelijken. Het gebrek aan verdieping van de eigen religie kan de moslimgemeenschap vervolgens zelf wegwerken.

Daarom moeten we nadenken over hoe we omgaan met multiculturaliteit zonder dat dit botst met ons opvoedingsproject. Aparte islamscholen zijn in elk geval niet goed. Kijk naar de jodenscholen. Dat zijn toch geen voorbeelden van integratie?

Komt u niet te laat? In Limburg sturen moslims hun kinderen naar een islamschool in Maastricht. Turkse zakenlui zijn gestart met een secundaire school om leerlingen met taalachterstand een duw in de rug te geven.

VAN HECKE: Het is altijd te laat of te vroeg. Ik weet dat er binnen de kerk van alles beweegt en er ís aandacht voor allochtone leerkrachten in het katholiek onderwijs. Maar ik schaam me niet om te zeggen dat we niet klaar zijn voor de realiteit van de multiculturele samenleving. De hele maatschappij heeft dit trouwens veel te lang niet onderkend.

Een handicap is dat we binnen de islam geen gesprekspartners hebben. Als we met de ene groep praten, zegt de andere dat die niet representatief is. Het is niet voor niks dat de moslimexecutieve niet van de grond komt.

‘Het gelijkekansendecreet werkt niet’, zegt het VSKO. In plaats van de spreiding zou het nog meer de concentratie van allochtone en kansarme leerlingen in bepaalde scholen in de hand werken.

VAN HECKE: De vorige regering had vaak goede bedoelingen – ik ben ook voorstander van spreiding – maar ze nam nooit de tijd om bestaande initiatieven te evalueren en eventueel bij te sturen. Alles moest nieuw zijn, overal moest de breuk met vroeger duidelijk zijn. Dat gold ook voor gelijke onderwijskansen.

Wat was het resultaat? Pas toen het gelijkekansendecreet in de praktijk werd omgezet, bleek dat scholen de broers en zusjes van hun leerlingen niet konden inschrijven. Of dat ouders verhinderd werden om hun kinderen in te schrijven in de school waar ze ooit zelf leerling waren. Toch hield Vanderpoorten vast aan een algemene inschrijvingsplicht. Het doet allemaal zo voluntaristisch aan. Het onderwijs wordt door elkaar geschud, de grondwet wordt bijna geschonden en vervolgens blijkt dat een maatregel niet werkt. Ik zeg dat onderwijs te belangrijk is om te experimenteren.

Is het niet beter om concentratiescholen meer financiële en pedagogische middelen te geven, dan te blijven proberen om leerlingen te spreiden?

VAN HECKE: Spreiding is geen doel op zich. Mijn bezorgdheid is dat elk kind het maximale kan behalen dat voor hem of haar mogelijk is. Daarom moeten we ervoor zorgen dat allochtone kinderen hun achterstand sneller kunnen wegwerken. De oplossing komt zeker niet van cocoonscholen: daar halen ze wel hun leerachterstand in, maar tegelijk lopen ze een maatschappelijke achterstand op omdat ze niet in contact komen met autochtone kinderen. Ontwikkeling van talenten en maatschappelijke integratie moeten hand in hand gaan. Maar het onderwijs kan dat niet alleen. Ook de samenleving moet de multiculturaliteit willen realiseren.

Het Vlaamse regeerakkoord mikt in het onderwijs op een ‘modern personeelsmanagement’ met een ‘aantrekkelijk loopbaanperspectief’ voor leerkrachten. U stelt voor om hun opdracht niet langer in uren maar in procenten uit te drukken.

VAN HECKE: Een leraar doet veel meer dan les geven. Dat kan gaan van sportevenementen voorbereiden tot het maken van een eigen cursus voor een bepaalde vakgroep in de school. Al die extra taken zijn in het belang van de werking van de school. Door ze op te nemen in de opdracht van een leraar wordt het mogelijk om de vlakke loopbaan te doorbreken.

De vakbonden zijn zeer huiverachtig. In de hogescholen is dat uitgemond in een taakverzwaring.

VAN HECKE: Bij de hervorming van de hogescholen is hun financiële enveloppe bevroren. Ze kregen gigantische bijkomende opdrachten zonder één euro steun. Dat werd weliswaar gecompenseerd door de toekenning van lesvrije uren, maar een taakverzwaring is er hoe dan ook geweest. In het secundair onderwijs ligt dat anders. Daar leidt het uitdrukken van een opdracht in procenten in plaats van uren niet tot een zwaardere taak.

Is dat idee geen opstap naar gedifferentieerde bezoldiging?

VAN HECKE: Nee. Ik wil niet in een markt terechtkomen waarbij financieel sterkere scholen leerkrachten kunnen wegkopen bij zwakkere scholen. Ik wil wel nadenken over gedifferentieerde bezoldiging om iets te doen aan een reëel probleem, namelijk dat een school geen beloning en geen motivatie heeft voor leerkrachten die zich inzetten, bijscholing volgen en allerlei extra taken op zich nemen.

Bij onderhandelingen wil het VSKO mee aan tafel zitten. Maar het VSKO is geen werkgever.

VAN HECKE: Voor het sociaal overleg in het onderwijs zitten nu alleen de overheid en de vakbonden aan tafel. Maar de overheid is enkel ‘derde betaler’. De inrichtende machten zijn de werkgevers. Waarom kan het VSKO als koepel van die inrichtende machten dan niet deelnemen aan onderhandelingen?

De nieuwe Vlaamse regering wil andermaal het technisch en beroepssecundair onderwijs (TSO en BSO) herwaarderen. Ook de beschotten tussen algemeen secundair onderwijs (ASO), TSO en BSO zullen worden afgebouwd.

VAN HECKE: Ik wil niet te veel beschotten afbreken. Hét probleem is toch dat er een enorme onderwaardering bestaat voor handenarbeid. Daar is ook een taak weggelegd voor de organisaties van het middenveld.

De mentaliteit dat handenarbeid minderwaardig is, moet veranderen. Het zou al een begin zijn als we ook in het onderwijs erkennen dat we – onbewust of bewust – met die schema’s werken. Maar niet alle schuld kan bij het onderwijs worden gelegd, want daar is de oplossing bekend. Met een goede studieoriëntering, die rekening houdt met de talenten en wensen van een kind en die ook aanvaard wordt door de ouders, is een grote stap in de goede richting gezet. Maar hoe die oriëntering het best wordt aangepakt, daar ben ik zelf niet uit. Stellen we de studiekeuze uit tot 14 jaar? Tot 16 jaar? Moeten we sommigen toelaten om toch op 12 jaar een definitieve keuze te maken en geven we anderen de kans om later te kiezen en eventuele achterstanden op te halen? Roepen we dan geen nieuwe frustraties op bij jongeren die perfect weten wat ze willen studeren? Creëren we dan geen nieuwe schoolmoeheid?

De regering wil het spijbelen hard aanpakken. Is zo’n repressieve benadering wel raadzaam?

VAN HECKE: Aanvankelijk wilde men nog repressiever zijn, maar sociaal werkers hebben erop gewezen dat het een verkeerd signaal zou zijn om spijbelaars als bijna misdadig te bestempelen. Toch worden er nu straffen aangekondigd voor ouders van spijbelaars én voor scholen die hun leerlingen niet kunnen binnenhouden. Maar dat lost niets op. Door spijbelaars mordicus in de school te houden, creëer je alleen nog meer problemen.

Schoolmoeheid en spijbelen mogen geen gevolg zijn van de manier waarop les wordt gegeven. Maar spijbelen kan ook een gevolg zijn van sociale of familiale problemen. Om daar een oplossing voor te vinden, moeten verschillende diensten die zich met jongeren bezig houden samen met de school een strategie ontwikkelen. Dat is iets heel anders dan een zuiver repressief optreden omdat mensen zich bijvoorbeeld onveilig voelen door rondhangende jongeren.

Een andere blikvanger van het regeerakkoord is kosteloos of gratis leerplichtonderwijs, te beginnen bij het zesde leerjaar van het lager onderwijs.

VAN HECKE: Geen enkel kind mag worden verhinderd om zijn talenten te ontwikkelen omdat er geen of te weinig geld is. Wat me echter stoort in het gratisverhaal is dat ouders te weinig worden aangesproken over hun medeverantwoordelijkheid. Ze willen investeren in speelgoed, in sportuitrusting, in vrije tijd en cultuur voor hun kinderen. Dat is goed. Maar aan ouders die het kunnen betalen vragen om te investeren in het onderwijs van hun kinderen, dat kan blijkbaar niet.

Aan de andere kant zijn er ouders die het geld níét hebben. Ook hun kinderen moeten ten volle van het onderwijs kunnen profiteren. Daar ligt een pijnpunt. We zijn niet altijd in staat om de financiële drempels te detecteren, zoals bij gezinnen die in verdoken armoede leven.

Voor hen is kosteloos onderwijs toch een goede zaak?

VAN HECKE: Ik geloof niet in slogans. Uit onderzoek blijkt dat gratis onderwijs geen algemene vraag is van ouders. Wel moeten we vermijden dat de eindtermen in het onderwijs door sommige groepen niet kunnen worden gehaald omdat er financiële drempels zijn. Die worden beter op een gedifferentieerde manier weggewerkt dan met een lineair gratisbeleid dat veel geld kost. Want daar gaat het ook om: die miljoenen euro’s kunnen nergens anders besteed worden. En geloof me: de noden in het onderwijs zijn hoog. Als er morgen bijvoorbeeld een school afbrandt omdat er jaren niet in geïnvesteerd is, dan vraag ik me af wie de schuld op zich neemt.

Door Misjoe Verleyen en Patrick Martens

‘Aparte moslimscholen zijn in elk geval niet goed.’

‘Geloof me: de noden in het onderwijs zijn hoog.’

‘Het katholieke net is geen elitenet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content