Dirk Verhofstadt
Dirk Verhofstadt Kernlid van Liberales

Sterven in pijn is het doembeeld van elke mens. Over de omgang met pijn en lijden schreef de Franse filosoof Michel Onfray ‘Het lichaam, het leven en het lijden’. Een indrukwekkend boek, vindt Dirk Verhofstadt.

INFO : Michel Onfray, ‘Het lichaam, het leven en het lijden’, Lemniscaat, 2004

Michel Onfray weet waarover hij spreekt. In 1987 kreeg hij op 28-jarige leeftijd een hartaanval die hem op het randje van de dood bracht. Die ingrijpende ervaring leidde ertoe dat hij vanaf dat moment het leven zelf, het zinnelijk genot gaat verheerlijken. Daarbij ontwikkelde hij een filosofisch systeem in de geest van Nietzsche: ‘Wat me niet doodt, dat maakt me sterker.’

Onfray is pleitbezorger van het hedonisme. Die filosofische leer wijst het genot – in eerste instantie in de betekenis van het fijn vinden iets goeds gedaan te hebben of te kunnen doen – als enig motief van zedelijk handelen aan. Een hedonist is dus geen immoreel mens die uitsluitend zijn instincten en driften volgt, en zich niets aantrekt van anderen. Wel zet de hedonist zich af tegen elke kracht die de mens belet gelukkig te zijn en die hem veroordeelt tot een leven van pijn en lijden. Voor Onfray zijn die krachten vooral aanwezig in het platonisch-christelijke en zelfs Kantiaanse denken dat zozeer de nadruk legt op het ideaal van een op ascese berustende moraal.

Dit boek is één grote aanklacht tegen het christelijke nihilisme met zijn verering van de zelfkwelling, het van doodsverlangen vervulde lijden en de morele verheerlijking van pijn teneinde zich betrokken te voelen bij het sterven van Christus. De kerk cultiveert daarmee al eeuwen een houding die het leven haat en enkel heil ziet in de dood en het hiernamaals. Zie bijvoorbeeld de film The Passion of the Christ. Onfray verzet zich tegen die herkerstening van de ethiek en hij doet dat scherp en meedogenloos. Hij schaart zich achter het atomisme van Epicurus die geluk definieerde als afwezigheid van pijn. Geestelijk welzijn is alleen mogelijk als de mens door de filosofie bevrijd is van de angst voor de goden en voor de dood. Het geluk is pas volmaakt als men gezond is en de primaire lichamelijke behoeften zijn bevredigd. Onfray grijpt terug naar de geschriften van Spinoza, Bentham en John Stuart Mill. Tegenover de christelijke deugd van het lijden plaatst de auteur een zintuiglijk, materialistisch en atheïstisch utilitarisme met een eigen categorische imperatief: de bio-ethiek die het geluk voor het grootst mogelijke aantal moet nastreven.

Eerst beschrijft Onfray hoe bij zijn levenspartner borstkanker wordt geconstateerd. Opnieuw wordt hij hardhandig met de vergankelijkheid geconfronteerd. En opnieuw reageert hij met een hartstochtelijke verdediging van het leven en met een felle aanval op alles wat de waardigheid van de mens aantast. Dit brengt hem tot zijn radicaal-libertaire bio-ethiek waarmee hij ingaat tegen de christelijke regels, maar ook tegen tal van verbodsbepalingen in de Franse wet. Hij pleit voor het gebruik van embryo’s voor onderzoek met therapeutische oogmerken, voor vasectomie, voor het gebruik van kunstmatige voortplanting door lesbische koppels, voor het klonen als we daarmee mensen kunnen genezen, voor een beroep op draagmoeders, voor abortus, voor euthanasie en zelfs voor sommige vormen van eugenetica. Allemaal ethisch gevoelige zaken die soms de wenkbrauwen doen fronsen, maar de auteur hamert op het recht van de mens om het lijden met alle beschikbare middelen te bestrijden.

Het boek is intelligent opgebouwd. Onfray ontleedt systematisch de hele menselijke levensloop: van het sperma, het embryo en genetische manipulatie tot palliatieve zorg, euthanasie en het lijk. En steeds opnieuw valt hij daarbij het in zijn ogen misleidende karakter van de joods-christelijke ethiek aan. Vanuit het gepropageerde zondebesef (sperma als overbrenger van de erfzonde) verstarde na Galenus in de tweede eeuw de ontwikkeling van het medische denken. Geneesheren werden vervangen door theologen (lijken mochten niet langer opgesneden worden). De vrije wil moest plaats maken voor de verheerlijking van God, volk en vaderland. Vandaar de afwijzing van anticonceptie, omdat kinderen baren nodig is voor het geloof of de ‘gezondheid’ van de natie. Voor Onfray is dat reactionair denken. Waarom zouden mannen en vrouwen geen recht op genot hebben zonder de straffen die ermee gepaard gaan, zijnde opeenvolgende zwangerschappen?

Kruisweg en boete

Onfray werpt ethisch moeilijke vraagstukken op tafel. Mag abortus gepleegd worden op een embryo als vaststaat dat het kind zwaar gehandicapt zal zijn? Nee, zeggen de anti-abortusactivisten, dat is een hoofdzonde. De toekomstige ouders moeten in hun ogen kiezen voor de straf, de kruisweg, de boete. Mogen krankzinnigen gesteriliseerd worden? De Franse wet verbiedt het, maar in de praktijk wordt bij elke cocktail wel heimelijk een anticonceptiemiddel toegevoegd. Mag er ingegrepen worden in het menselijke genoom om een ziekte te voorkomen of te behandelen? Obscurantisten verwerpen het. Onfray veegt hun bezwaren van tafel. ‘Het vermijden van pijn – basisprincipe van het hedonisme – is beter dan de behandeling ervan’, zo schrijft hij. Het enige gevaar in de transgene revolutie is de commerciële exploitatie. Daar is hij dan ook radicaal tegen.

Onfray beseft hoe gevoelig het woord eugenetica is sinds het nazisme, zijn streven naar Übermenschen en neurotische drang tot vernietiging van anderen. Hij gelooft niet dat dit in de toekomst nog mogelijk is; een optimistische, zelfs naïeve gedachte. Het gaat hem ook niet om het commerciële bevredigen van smaken zoals het toekennen van ideale maten of een bepaald geslacht, want dat verwerpt hij met klem. Het gaat hem om het voorkomen van zware handicaps zoals dwerggroei en hermafroditisme. In diezelfde zin verdedigt hij ook het klonen – dat moraalridders verkeerdelijk zien als het produceren van identieke wezens – als middel tot het reproduceren van weefsels of organen die opnieuw in het lichaam van een mens kunnen worden ingeplant.

De auteur verdedigt ook het recht op zelfmoord, althans om zichzelf te doden in geval van ondraaglijk lijden. Hiermee botst de auteur met het christelijke principe ‘Gij zult niet doden’. Hij verdedigt euthanasie en is kritisch over palliatieve zorg. Het woord palliatief wijst op het ‘handelen onder de mantel’, dus op verhulling, list of bedrog. Vanuit christelijk standpunt moet de stervende in navolging van Christus een doodsstrijd voeren omringd door mensen die hem fanatiek in leven willen houden, en de stervende moet afzien, afzien, afzien. Voor Onfray is het gewoon een vorm van foltering en sadisme. Bij euthanasie kan het individu autonoom beslissen, zelfs voor het moment waarop hij niet langer zelf kan beslissen. Het is een vorm van genegenheid, medelijden en trouw dat in schril contract staat met de meelijwekkende moraal van de palliatieve zorg.

‘Liever goed sterven dan slecht leven. Genieten van een vrijwillige dood en niet gebukt gaan onder een leven dat je in het ziekbed moet slijten. Vrijheid bij de keuze voor Thanatos tegen de afhankelijkheid van een lichaam dat geheel aan verval ten prooi is.’ Dat is de essentie van de filosofie van Onfray die hiermee tal van ethische problemen ter discussie stelt. Wie dit boek leest, zal zich vaak onbehaaglijk voelen omwille van de controversiële stellingen van de auteur. Maar in feite zet hij aan tot een diepgaand zelfonderzoek waarbij men zich niet langer kan verschuilen achter religieuze of andere dogma’s. Over de essentiële vragen die Onfray opwerpt, is de lezer verplicht stelling te nemen. En die zal vaststellen dat de gebruikelijke en voor de hand liggende antwoorden vaak stoelen op hypocrisie of onverschilligheid.

Dirk Verhofstadt

Dit boek is een hartstochtelijke verdediging van het leven en een felle aanval op alles wat de waardigheid van de mens aantast.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content