Het Pakistaanse onderwijssysteem is symptomatisch voor de toestand van het land: dure privéscholen voor de elite, spookscholen voor het plebs. Geen wonder dat de Koranscholen overvol zitten.
In een dienstencentrum in een betere wijk van Lahore zijn tientallen leerlingen van arme komaf samengekomen. Ze nemen er deel aan debatten over problemen zoals nucleaire ontwapening, armoede en de Palestijnse kwestie. Je kunt nergens aan zien dat ze arm zijn, want ze dragen hun zondagse kleren, of kleren die ze via hun school hebben gekregen. En ook aan hun zangerige Zuid-Aziatische Engels valt niets af te leiden over hun komaf. Enkele gewillige slachtoffers moeten de standpunten van Israël en India vertolken en doen dat niet zonder pit. Ze worden het uiteindelijk eens over een niet eens onzinnig voorstel om kernwapens uit de wereld te helpen: eerst moeten de grote kernmachten hun arsenaal drastisch inkrimpen, met bijvoorbeeld 85 procent, en daarna komt er een geleidelijke, gecontroleerde inkrimping van alle arsenalen. Maar ze zullen nog een nachtje moeten slapen voordat ze de Palestijnse kwestie via een resolutie definitief kunnen oplossen.
Seema Aziz glundert terwijl ze de idealistische jongeren bezig ziet. Dit zijn ‘haar’ kinderen, dit is haar halve mirakel.
Seema is eigenlijk textielfabrikant. Ze produceert Pakistaans textiel en voert dat onder de merknaam Bareezé uit naar de rest van de wereld. Ze was al volop op weg om fortuin te maken toen ze in 1988, tijdens een vorige grote overstroming, naar het getroffen Sheikhupura trok, een stadje even buiten Lahore. Ze deed er wat ze kon. Eerst samen met vrienden, later, toen de vrienden moe werden, alleen. Ze hielp dorpelingen hun huizen herop te bouwen, ze gaf dochters van twaalf, dertien jaar een bruidsschat – wat achteraf beschouwd ontzettend dom was, zegt ze zelf: enkele meisjes werden door hun echtgenoot geslagen, de mannen pikten hun schat en stuurden de meisjes terug naar hun ouders. Maar één gedachte liet haar niet los: wat als morgen opnieuw hun huis wordt weggespoeld? Zullen die dorpelingen dan opnieuw het geluk hebben dat iemand zich hun lot aantrekt?
Ze dacht van niet. Ze dacht: wie een opleiding krijgt, is veel minder kwetsbaar. Wat zouden ze vinden van een schooltje, vroeg ze aan de dorpelingen. Die reageerden enthousiast. ‘Dat is altijd zo vreemd. Als ik gegoede mensen spreek, gaan die er vaak van uit dat armen niet willen studeren. De realiteit is zo anders.’
En dus liet ze een school bouwen en leraars in dienst nemen. Ze had zelfs een curriculum voor haar schooltje. ‘Mijn zoon was net geaccepteerd op de beste school van het land. Mijn naïeve gedachte was: dat programma wil ik in dat overstroomde gebied ook introduceren. Want alle kinderen zijn uiteindelijk gelijk, iedereen verdient gelijke onderwijskansen.’
In januari 1991, hartje winter, was het schooltje klaar. Er daagden 250 leerlingen op. ‘Ik wist niet wat ik zag: de meeste leerlingen droegen geen schoenen. Sommigen hadden een broek maar geen hemd. Anderen geen broek maar wel een hemd. Ze waren vuil, hun haar klitte samen. Sommigen hadden een deken om zich heen geslagen, anderen verbeten de kou. Dat waren de oudere zussen en broers van degenen die je net over ontwapening zag discussiëren – die zijn uit net dezelfde situatie afkomstig. Ze waren aanstekelijk enthousiast, en ze kregen hun lessen in het Engels.’
Nog zoiets. Haar vrienden zeiden: ‘Die mensen worden in het beste geval poetsvrouw of klusjesman. Waar hebben ze Engels voor nodig? Waar hebben ze onderwijs voor nodig?’
Terwijl behoorlijke promotiekansen, wist Seema Aziz uit haar eigen bedrijf, automatisch kennis van het Engels ver- eisen. Zij neemt zelfs geen portier aan die niet zeven, acht jaar op school heeft gezeten. ‘Welke banen staan er dan nog open voor analfabeten? Straatveger? En je wilt toch niet dat de elite in één taal onderwijs krijgt, en de rest van het land in een andere? Dat heet apartheid.’
Het volgende schooljaar daagden er 450 leerlingen op. ‘Mensen hadden doorverteld dat er eindelijk een school was waar écht les werd gegeven. In tegenstelling tot al die scholen waar men doet alsof. En de kinderen kwamen van ver.’ De leerlingen kregen nu een kam en een handdoek, naast schoolboeken en een uniform.
Nog een jaar later waren er 800 leerlingen.
Auto wassen
Tegen 1998 had Seema drie scholen gebouwd die enkele duizenden leerlingen opvingen. Ze had een onderwijsorganisatie opgericht, Care Foundation, niet te verwarren met het multinationale Care International. Haar scholen deden het zo goed dat de burgemeester van Lahore voorstelde dat ze maar meteen het stadsonderwijs zou overnemen. Of in eerste instantie toch 25 stadsscholen.
‘Iedereen raadde het me af, want de overheid is log en corrupt natuurlijk, en je bent afhankelijk van politieke invloed. Ik ben de scholen gaan bekijken en dat was een gruwelijke ervaring. In een school voor 800 meisjes was er geen enkel behoorlijk toilet. Leerlingen moesten bij de buren gaan. Of ze gingen naar het toilet van een nabije moskee. Elders waren de vloeren stuk, de zolderingen ingevallen, er was geen drinkwater, geen elektriciteit, geen ventilator, geen meubilair. Er lagen hopen afval te stinken in de klaslokalen. Leraars daagden niet op. En als ze wel verschenen, sloegen ze de kinderen. Of lieten ze de kinderen tijdens de schooluren voor hen werken – de auto wassen, tuinieren, het huis schoonmaken. In bepaalde scholen was er één leraar per honderd of honderdtwintig leerlingen. Tegelijk had de overheid uit budgettaire overwegingen een vacaturestop uitgevaardigd, zodat het onmogelijk was nieuwe leerkrachten bij te krijgen. Ik zag een meisje op de grond zitten, in uniform, met haar boekentas, te midden van het afval. Zou ze ooit iets te leren krijgen, vroeg ik me af.’
Tegen beter weten in sloot Seema Aziz een overeenkomst met het stadsbestuur. De Care Foundation zou voor toiletten, elektriciteit en extra leraars in de geselecteerde scholen zorgen, terwijl de stad de schoolgebouwen en klaslokalen zou opknappen. ‘Ik dacht: laten we het systeem van binnenuit aanpakken. Want een organisatie als de onze heeft beperkte middelen en uiteindelijk zal de oplossing van de overheid moeten komen.’ Dat gelooft ze nog altijd, maar de stad kwam haar deel van de overeenkomst niet na en Care draaide uiteindelijk op voor alle herstellingswerken.
De overheidsleraren waren in eerste instantie niet enthousiast, en hun vakbonden evenmin. Care had niet de bevoegdheid om hen te ontslaan, maar ze werden voortaan wel gesuperviseerd. Ze werden op de vingers getikt als ze niet opdaagden en ze moesten noteren welke leerlingen afwezig waren en welke lessen er gegeven werden.
‘Men zegt dikwijls: die deugt nergens voor, laat hem dan leraar worden.’ Dat was en is de mentaliteit. Er wordt niet te nauw naar diploma’s gekeken. Een parlementslid of minister beloont verre politieke vrienden door hen tot leraar te laten benoemen. Het loon is niet denderend – ergens tussen 55 en 75 euro per maand, en evaluaties zijn er zelden of nooit. ‘Bij mensen die met die situatie waren vergroeid – dat kon je hen niet eens kwalijk nemen -kwamen wij als nieuwlichters plots alles veranderen.’
Uiteindelijk, zegt Aziz, vertrokken de oude leraars uit eigen wil of pasten ze zich aan het nieuwe regime aan. En scholen die op sterven na dood waren, trokken opnieuw leerlingen aan. ‘Het aantal leerlingen in die scholen steeg met 400 of 500 procent.’ Ze moest de lessen vaak in twee shifts organiseren, een ochtendshift en een namiddagshift, om alle leerlingen een plaats te kunnen bieden. En er kwamen nieuwe overheidsscholen bij, ook in de rest van Punjab. Momenteel is Care Foundation verantwoordelijk voor 145.000 leerlingen in 192 scholen. Door de schaalvergroting kan de stichting niet langer alle kosten dragen. Bij het begin van het schooljaar wordt uitgemaakt welke leerlingen gratis boeken krijgen, een gratis uniform et cetera. Transportkosten vormen dikwijls een belemmering voor arme kinderen. Care deelt fietsen uit, maar sommige delen van de stad zijn levensgevaarlijk voor fietsers.
‘We evalueren vaak. Ik denk dat we met de overheidsscholen onnoemelijk veel beter presteren dan vroeger, maar we zijn nog altijd maar half zo goed als we zouden moeten worden. Als we nog vijftig procent aan kwaliteit kunnen winnen, zijn we even goed als de beste privéscholen. Dat is en blijft het doel.’
Kinderen uit welgestelde milieus komen niet op haar scholen af. ‘Dat taboe bestaat nog altijd: iemand met geld wil geen schoolbank delen met het plebs. Misschien dat het over enkele jaren anders is.’
Spookscholen
Er zijn grosso modo drie schoolsystemen in Pakistan. De elite beschikt over dure privéscholen, van behoorlijke tot hoge kwaliteit, waar in het Engels wordt onderwezen. Voor de armere bevolkingslagen zijn er de goedkope of soms zelfs gratis overheidsscholen. Daar zijn de lessen meestal in het Urdu, en meestal ook barslecht. En tot slot is er de groeiende sector van de madrassa’s of Koranscholen. Koranscholen zijn doorgaans internaten voor jongens, die door één voogd/leraar opgeleid en begeleid worden. Het aantrekkelijke aan Koranscholen is dat ze goed georganiseerd en gefinancierd zijn en dat ze meestal gratis kost en inwoning verstrekken. Ouders van kroostrijke families hebben zo, als ze een kind sturen, meteen een mondje minder te vullen. De leerprogramma’s zijn daarentegen eenzijdig en soms – niet altijd – radicaal. Het kind leeft onder de knoet van één man die heer en meester is, die slaat en zalft, die de kinderen soms mismeestert – en kinderen groeien nogal eens op naar het beeld van hun voogd. De Koranscholen laten geen inspectie toe, en ouders zullen zelden naar buiten komen met gevallen van geweld, tenzij er een dode of een zwaargewonde is gevallen.
Een vaak gehoorde opmerking is dat Koranscholen veel minder succes zouden hebben als de overheidsscholen enige kwaliteit zouden vertonen. Een andere, bijna even vaak gehoorde opmerking: de elite van landeigenaars die het land bestuurt, heeft geen zin in efficiënt overheids- onderwijs want daardoor zou het kiesvee minder volgzaam worden, of, godbetert, mondig.
Pakistan kent ook nog zogeheten spookscholen. De zuiverste spookschool bestaat niet als gebouw met muren. Iemand op het ministerie, bijvoorbeeld de minister, laat een fictieve school optrekken en neemt al dan niet gediplomeerde leraars in dienst. Zo’n school, waarbij bouwkosten en exploitatiekosten voor honderd procent kunnen terugvloeien naar de bedenker, vormen een goudmijn waarvan ook politieke vrienden kunnen profiteren, bijvoorbeeld als leraar. Naast deze zuivere spookscholen zijn er duizenden scholen die feitelijk leeg staan, maar die officieel verder functioneren. Dat ze leeg staan heeft dikwijls met corruptie te maken. Het schoolhoofd liet na de rekeningen te betalen (stak het geld in eigen zak), zodat mettertijd de elektriciteit werd afgesloten en de klassen bouwvallig werden. De leraren daagden niet op en de leerlingen bleven weg. Maar officieel gaan de betalingen door en officieel blijft de school functioneren. In totaal, maar dat is een schatting met de natte vinger, zouden er 30.000 spookscholen in Pakistan bestaan. In een land met meer ongeletterden dan geschoolden is het een dure vorm van fictie.
Anita Ghulam Ali is tot twee keer toe minister van Onderwijs geweest in de provincie Sindh. Sinds 1992 leidt ze in metropool Karachi de Sindh Education Foundation, een groep die, zoals de Care Foundation, eigen scholen opricht en overheidsscholen nieuw leven inblaast. Care werkt met privéfondsen, Anita Ghulam Ali ontvangt geld van de Wereldbank. Bij de recente overstromingen zijn 200 van haar 2000 scholen weggespoeld.
Ze heeft haar leven lang tegen spookscholen gestreden. ‘Nu nog’, zegt ze, ‘weet ik dat ten minste één medewerker van de huidige minister van Onderwijs zelf in een spookschool tewerkgesteld is. Die heeft dus minstens twee inkomens.’ Zelf raadt ze gemeenschappen aan de leegstaande scholen gewoon te kraken: ‘Zorg zelf voor leraars, sluit de elektriciteit aan, kuis de boel op en richt klassen in. Want de desorganisatie is dermate dat de minister er nooit op uitkomt dat zijn spookschool een echte school is geworden. Dat is dan weer een voordeel aan dit land.’ Ze lacht innemend. ‘Er is veel mogelijk.’
Wanneer voelde ze zich het nuttigst? Als minister of als leider van de Sindh Education Foundation?
Ze antwoordt ontwijkend. ‘Je moet hoe dan ook met muizenstapjes werken. Mensen in Pakistan zijn gehecht aan de status-quo. Je moet die niet te snel of te hevig verstoren.’
‘Als minister had ik een enorme bewondering voor mensen die een lange reis ondernamen om met de bewindslieden te praten. Ze sliepen op de stoep om voor dag en dauw klaar te staan. Een van de eerste weken ontdekte ik dat de deurwachter hen geld aftroggelde. Alleen wie afdokte, mocht naar binnen. Dat was al een halve revolutie: de deuren van het ministerie echt openstellen. Van medewerkers eisen dat ze binnen een bepaald tijdsbestek op de vragen van burgers zouden antwoorden. Gewoon het functioneren van het ministerie verbeteren.’
Tegenwoordig is ze meer bezig met het functioneren van de scholen. ‘Ik wil je niks wijsmaken. Ik schat dat de scholingsgraad bij vrouwen op het platteland van de provincie Sindh niet hoger ligt dan 5 of uiterlijk 6 procent. Bij mannen is het iets beter, en in de steden ligt het algemeen hoger. Maar globaal genomen is het een ramp.’
Hogere aspiraties
Ik kan mee op inspectietocht naar de Model Government School in het vissersdorpje Mubarak, zo’n 65 kilometer van Karachi. Het dorp is armoedig. In een half opgedroogd riviertje wassen ontelbare vrouwen kleren.
Mubarak Model School was nooit een spookschool in die zin dat er altijd wel enkele leraars en leerlingen opdaagden, maar sinds de Sindh Education Foundation de school heeft geadopteerd is het niveau, dixit een ancien onder de leraars, met honderden percenten verbeterd. Er komen nu duidelijk meer leerlingen, in totaal 220, en er zijn ook meer leraars: tien. Maar goed is het nog niet. Er is geen elektriciteit en er is zelden water. Ongeveer op alle acht niveaus zijn rekenen en Engels de belangrijkste lesonderwerpen, maar geen van de leraars spreekt meer dan enkele woordjes Engels. Ze doceren de taal gedurende acht niveaus op basis van pictogrammen. Maar de leraars zijn nu op post, blijkt uit onze onverwachte inspectie. De inspecteurs hebben nieuw didactisch materiaal bij zich, een Engels woordenboek, nog meer pictogrammen. Het is iets. Het is een basis. En elders moet het beter gaan.
Welk verschil maakt het onderwijs? Anita Ghulam Ali ziet twee grote voordelen. ‘Mensen krijgen door scholing hogere aspiraties. Ze gaan beseffen dat ze meer kunnen bereiken dan wat ze voor mogelijk hielden. En ze worden mondiger. Vaak krijgen we kort nadat we een school hebben opgestart mensen over de vloer die klagen over de leraar. Ik heb niet liever. Hoe kritischer hoe beter.’
Na de overstromingen ging de Sindh Education Foundation hulp brengen naar een moerasgebied waar nog geen school is. ‘We deelden muskietenspiraaltjes uit, en mineraalwater’, vertelt Anita. ‘De spiraaltjes gooiden de mensen gewoon weg, ze zagen er het nut niet van in en wisten ook niet hoe de spiraaltjes te gebruiken. Met het mineraalwater wasten ze zich. Iemand had hen blijkbaar ooit gezegd dat je door water uit flessen te drinken je sperma doodt. Zo ziet een wereld zonder scholen eruit. Is dat wat we anno 2010 willen?’
Seema Aziz van Care kan een aantal mijlpalen opsommen. ‘Zeven jaar geleden is onze eerste arts afgestudeerd. We hebben nu 800 kinderen uit ons systeem met beurzen naar hoger onderwijs gestuurd. Ik vraag me dikwijls af waarom arme mensen nog eerlijk zijn. Want wij, de elite, hebben zeker niet het goede voorbeeld gegeven. We hebben hen corruptie getoond en bedrog. Armoede, of toch het huizenhoge verschil tussen arm en rijk, is door menselijk gedrag ontstaan. De enige manier om de maatschappij grondig te veranderen, om de misstanden recht te zetten, is via onderwijs. Pas als mensen behoorlijk zijn opgeleid, kan er een maatschappij ontstaan waarin rekenschap wordt geëist en gegeven, waarin democratie bestaat. Het kan. Care toont dat het kan. Met een handvol mensen helpen we 145.000 leerlingen op weg. Het kan, en dat maakt me juist zo boos, want we doen het niet.’
VOLGENDE WEEK: SLOTDEZE REPORTAGEREEKS KWAM TOT STAND MET DE STEUN VAN HET FONDS PASCAL DECROOS.
DOOR RUDI ROTTHIER
Een vaak gehoorde opmerking is dat Koranscholen veel minder succes zouden hebben als de overheidsscholen enige kwaliteit zouden vertonen.