Bart Cornand

Tien jaar na zijn dood brengt het Dreyfuslabel het werk van Michel Petrucciani weer uit, inclusief bonustracks en dvd’s.

‘Ik ben het beu dat mensen zeggen: die kerel is een meter hoog, weegt 25 kilo en plays like a motherfucker.’ Maar ze hadden wel gelijk: de ziekte osteogenesis imperfecta had Michel Petrucciani (1962-1999) vertically challenged gemaakt. De mensen zeggen ook dat de Italiaans-Franse pianist dat fysieke ongemak omzette in artistieke verbetenheid, in de drang om zijn muziek zoveel mogelijk uit te dragen voor het te laat was. Ze hadden gelijk: zeker in zijn vroege periode op het Concordlabel en op Blue Note klonk hij explosief, wild, ongrijpbaar als kwikzilver uit een gevallen thermometer.

Maar de werkelijke ontbolstering kwam er in 1994, toen hij naar het Franse Dreyfus overstapte. In die 100 centimeter mens bleek een passionele man te zitten. Een man die de intimiteit van Bill Evans, de dramatiek van Keith Jarrett en de branie van Bud Powell had herleid tot geduld. Tot tijd nemen om een discours te vertellen, zonder al te veel omhaal maar meer dan gemiddeld verfijnd.

Ter gelegenheid van de tiende verjaardag van zijn overlijden brengt Dreyfus een box van tien cd’s uit, hier en daar aangevuld met onuitgegeven materiaal. Men happe even lucht: Marvellous (Dave Holland, bas; Tony Williams, drums; Graffiti String Quartet, overbodig), Conférence de presse 1 & 2 (live met Eddy Louiss, orgel), Au Théâtre des Champs-Elysées (live, solo); Flamingo (met Stéphane Grappelli, viool; George Mraz, bas; Roy Haynes, drums), Both Worlds (Flavio Boltro, trompet; Stefano Di Battista, sax; Bob Brookmeyer, trombone; Anthony Jackson, bas; Steve Gadd, drums), Piano Solo (live; 35 minuten outtakes), Conversation (live met vader Tony op gitaar), Dreyfus Night in Paris (live met o.a. Marcus Miller en Kenny Garreth) en Trio in Tokyo (met Anthony Jackson en Steve Gadd, met bonustrack). Op de koop toe krijgt u twee dvd’s, met enerzijds Non Stop. Travels with Michel Petrucciani en Live in Stuttgart (1998), en anderzijds Concert Solo (Marciac 1996) en de film Lettre à M. P. (1983).

Een hele hap, inderdaad, waarvan liefhebbers van pianojazz vast al een en ander in huis hebben. Maar de merite van deze box zit ‘m in de spanningsboog van zijn evolutie, de zin voor avontuur in zijn soloconcerten en de keuze van zijn sidemen.

‘Ik hou niet van applaus’, zei Petrucciani. ‘Daarom speel ik stukken van 45 minuten, dan hebben ze de kans niet om te klappen.’ Luistert u eens naar Besame Mucho, op Marvellous. Ontdaan van de klassieke zoetigheid. Zonder enige gêne over zichzelf. Dat behoeft geen applaus. Een kus, dat wel.

Bart Cornand

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content