Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Het lot van de kollektie FRAC Nord-Pas de Calais in een Brussels betonlabyrint.

LAURENT JACOB, direkteur van Espace 251 Nord, Centre d’art contemporain heeft er een potje van gemaakt. Met de tentoonstelling “Les Fragments du désir” bewijst hij de hedendaagse kunst een slechte dienst. Het is een groots opgezette manifestatie met overwegend kwaliteitswerken, door een professionele mediacampagne naar het grote publiek gebracht. Het is niet te schatten hoeveel nieuwsgierige bezoekers hun vooroordelen tegenover hedendaagse kunst bevestigd zullen zien, terwijl hier een uitgelezen kans lag om ze af te breken.

Wat Jacob in de Anciens Etablissements Old England aan het Brusselse Koningsplein aangericht heeft met zo’n tweehonderdvijftig kunstwerken uit de publieke kollektie FRAC Nord-Pas de Calais, is in alle opzichten ondermaats : in het verkeerde gebouw op de verkeerde plaatsen de verkeerde werken onder een verkeerde belichting verkeerd met mekaar kombineren, het is wat. Van de 250 zijn er hooguit een dozijn die helemaal tot hun recht komen.

Sinds hij in 1993 voor het eerst Old England binnentrok met “Le Jardin de la Vièrge”, is Jacob er op achteruitgegaan. Vorige zomer haalde hij de commerciële Benetton-fotograaf Toscani binnen, en nu blijkt hij de respektvolle omgang met echte kunst te zijn verleerd. Zijn aureool, verworven met exposities onder de Place Saint-Lambert in Luik (“Investigations, ’85”) en in het hotelletje Casa Frollo bij Venetië, (“Portraits de scènes à l’Ile aux phoques, ’86” en “Belgicisime, Objet Dard, ’88”) is als sneeuw voor de zon gesmolten.

Old England is, in zijn huidige toestand, een draak. Zijn elegante gevel met frivole art nouveau-krullen bedriegt. Het is een uitgeklede, gebetonneerde versie van het oorspronkelijke gebouw van architekt Paul Saintenoy (1899). Het vroegere warenhuis, beheerd door de met financiële problemen kampende Regie der Gebouwen, had in 1992 al instapklaar moeten zijn voor het Instrumentenmuseum. Maar het blijft alsnog bij een gerenoveerde ruwbouw. En ziet er uit als een parkeergarage van zeven verdiepingen.

Zolang de Regie op zwart zaad zit, en het pand voor een habbekrats aan Jacob verhuurt, kan de man er zijn passie voor deze sinistere ruimte blijven botvieren. Zijn “Jardin de la Vièrge”, een imaginair museum met internationale kunst van de XXste eeuw, werd nochtans algemeen vrij goed onthaald. De hier en daar doorklinkende ironie was nog erg welwillend bedoeld : “… telkens weer kan je je niet van de indruk ontdoen dat hier zomaar wat bouwmaterialen van de vloer werden geraapt en met een minimale investering van energie tot een nieuwe kompositie werden geschikt”, schreef Max Borka in Knack (6.10.93, blz. 91). En inderdaad had Jacob toen in zijn keuze van werken enigszins rekening gehouden met het werf-karakter van de Anciens Magasins.

BIKKELHARD.

Zo’n ruimte is niet per definitie ongeschikt voor kunst. Eén van de lokaties op de Documenta IX(’92) in Kassel was precies een echte parkeerkelder in aanbouw onder de Friedrichsplatz. Enkele kunstenaars hadden die plek gekozen om er hun werk te tonen. Het lugubere aspekt van de bunker versterkte Cady Nolands bikkelharde beelden van geweld en kulturele verloedering in de Verenigde Staten. Ook voor de nachtmerrie-achtige video’s van Matthew Barney was het een gedroomde omgeving.

Maar het grote aantal delikate schilderijen, skulpturen en installaties in de kollektie van het Fonds Régional d’Art Contemporain Nord-Pas de Calais, maakt het tentoonstellen ervan in een vermomde parkeergarage totaal onmogelijk. Vooreerst zijn die tere werken fysiek en vanuit het oogpunt van konservatie wellicht niet bestand tegen een expositie in precaire voorwaarden. Voorts is het vooral een beproeving om te zien hoe stralende schilderijen van Olivier Mosset, Per Kirkeby, Marthe Wéry, Arnulf Rainer of Otto Zitko, en kwetsbare beelden van Jan Vercruysse, Didier Vermeiren, Franz West, Carl Andre en vele anderen wegkwijnen als orchideeën in Center Parcs. In het duffe betonlabyrint krijgen ze ruimtelijk noch inzake belichting (een gek makende mix van natuurlijk licht dat van overal lijkt te komen, en kunstlicht !) een kans. Tot overmaat van ramp heeft Laurent Jacob werken in elkaars gezelschap gezet die geen inhoudelijke of formele dialoog met mekaar aangaan. Erger : ze gaan mekaar bijna te lijf.

Enkele daarentegen staan hier in een zeldzame, volle bloei. Zij kregen de juiste plek en het juiste licht toegewezen, en bleven buiten de crash-koers van Laurent Jacob : Anselmo, Art & Language, Bieth, Boezem, Buren, Fabro, Dan Graham, Rodney Graham, Klingelhöller, Krauth, Lewitt, Mortensen en Wall.

De FRAC Nord-kollektie (400 werken) bestaat sinds 1983 en wordt in Lille bewaard in reserves. Pas volgend jaar krijgt ze een vaste ruimte waar ze getoond kan worden. Het wordt een negentiende-eeuws hospitaal in Dunkerque. Onder het direkteurschap van Caroline David, en met specialisten als Jan Hoet, Denys Zacharopoulos, Chris Dercon en Xavier Douroux in de technische kommissie, wordt er niet zozeer een verzameling van “exemplarische” kunst uit de belangrijkste stromingen van vandaag aangelegd. Veeleer wordt er gemikt op wat de kommissieleden als goed werk tout court beschouwen. Het verklaart de grote ongelijksoortigheid van de kollektie. En het wordt geen lichte taak om daar in het oud hospitaal een boeiend parkoers mee te maken.

Jan Braet

“Les fragments du désir”, tot 15.8.95, Koningsplein, Brussel. Di. tot zo. van 10 tot 18 u. Wo. vrij. en za : tot 22 u. Gesloten op maandag.

Harald Klingelhöller, “Zonder titel”, 1986 : enkele werken staan in een zeldzame, volle bloei.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content