Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Hoe maak je vandaag een tentoonstelling met skulpturen ? Een gesprek met de kunstenaar Per Kirkeby in Middelheim.

MET zijn open baksteenpaviljoen maakte de Deense kunstenaar Per Kirkeby (57) het markantste van de tien nieuwe beelden die in 1993 op het vrije deel van het beeldenpark Middelheim verschenen. Voor de grote solo-tentoonstelling die hij er deze zomer verzorgt, vulde hij z’n gebouw met tien bronzen beelden. Ze stellen hoofden, neuzen, armen en hoofden voor. Buiten, op het gras, zette hij zeven kolossale beelden op een rij : poorten, Torso-takken en -loten. En in het Braem-paviljoen in de klassieke beeldentuin, installeerde hij tien kleine bronzen modellen voor baksteenskulptuurgebouwen, en dertig tekeningen. Was er méér plaats geweest, dan zou hij ook schilderijen getoond hebben. Kirkeby, geoloog van opleiding, bekijkt de wereld in de eerste plaats als een schilder, zei hij ooit. Het gesprek vond plaats in het Braem-paviljoen tijdens het ophangen van de tekeningen.

– PER KIRKEBY : Het hoofdprobleem is, hoe maak je vandaag een tentoonstelling met skulpturen ? Dat doet toch niemand meer. Iedereen maakt installaties. Dat is modern. Dat zie je ook bij mij : in het gebouw dat ik hier aantrof heb ik een soort studieverzameling gemaakt. Ik maak een installatie waaruit je het gedachtenspelletje afleest. Dat is in orde, dat ziet er vrij behoorlijk uit. In mijn eigen baksteengebouw aan de andere kant, dat zelf al tamelijk veel karakter heeft, heb ik een paar skulpturen binnengebracht. Dat was voor mij een experiment : ruimtelijk is dat ding al zo mooi dat het een beetje storend is als je er skulpturen binnenbrengt. Maar ook dat gaat eigenlijk nog.

Het kernprobleem, dat zijn de grote bronzen. En dat raakt niet enkel aan een tentoonstellingstechnische vraag maar vooral aan de vraag : hoe staat het vandaag met een kunstwerk dat zich probeert te affirmeren als autonoom kunstwerk ? En wanneer je er meerdere wil exposeren, heb je zelfs een probleem. Hier zie je, in het Middelheimpark, hoe, als in oude tijden, de beelden rondgestrooid zijn. En in z’n geheel maakt dat een komische indruk.

– Men zou ze het liefst allemaal wegnemen en opnieuw beginnen. Of niet ?

– KIRKEBY : Ik weet het niet. Toen ik in vroegere dagen in Middelheim kwam, vond ik dat ongelofelijk komisch. En onverdraaglijk. Maar gek genoeg ben ik er na meerdere bezoeken aan gewoon geraakt. En nu loop ik gewoon rond en bekijk, ongestoord door de totale indruk, enkele skulpturen die ik zeer goed vind. Het bronzen beeld van Etienne Martin vind ik zo’n ongelofelijk gekompliceerd en grappig ding. En langzaam, na vier bezoeken, ben ik er ook achter gekomen dat het tamelijk simpel is, dat het een symbooldragende skulptuur is. (Later, na het interview, zegt Kirkeby dat het een man is die naar een vrouw kijkt die hij wil neuken.) Dan dacht ik : hoe doe ik het met mijn eigen spullen ? Ik kan ze toch niet zo’n beetje hier en daar neerzetten ? Het is duidelijk, als je meerdere skulpturen op een rij zet, dan verberg je kwaliteiten van elk skulptuur afzonderlijk. Dan wordt het plotseling zo’n rij stèles die daar staat. Anderzijds moest ik mij ergens een heel naïeve konceptuele truuk te binnen laten schieten, om ze überhaupt een plaats te geven.

– Die monumentale bronzen, buiten, vormen een regiment. Een serie, zoals hier de kleine modellen, binnen. Terwijl de bronzen beelden in uw open baksteengebouw elk voor zichzelf spreken.

– KIRKEBY : Elk heeft daar zijn eigen ruimte. En dat was ook de clou, want ik denk dat elke skulptuur een wand nodig heeft om te kunnen werken. Van mijn grote bronzen heb ik altijd gedacht dat ze vrijstaand konden zijn, maar alleen omdat de wand daar bij wijze van spreken in de beelden binnengeglipt is. Daarom zijn ze altijd vlak : ze hebben ergens de wand opgenomen. Ik heb ze over meerdere jaren gemaakt, elk voor zichzelf en met grote moeite. Ik wilde een heel autonoom kunstwerk maken, in de heel ouderwetse betekenis. Het was niet enkel een ruimtelijke of een materiële aangelegenheid. Het was een kunstwerk met een inhoud, of uitdrukking. Natuurlijk moest ik in het park ook zoiets als een ruimte vinden. Door de bomen is er een soort van ruimtevorming.

– Elk vult de ander aan, het zijn verschillende mogelijkheden. Net zoals uw tekeningen hier in het Braem-paviljoen een gedachtenserie vormen.

– KIRKEBY : Je kan ze als een serie met variaties opvatten, maar toch zijn ze niet als een serie gemaakt. Ze zijn in de loop van meer dan een decennium gemaakt, en elk voor zichzelf. Dat toont natuurlijk alleen dat elk kunstenaar slechts begrensde mogelijkheden heeft. An sich maakt elk kunstenaar vooral als hij beweert dat hij telkens een nieuw, autonoom werk voortbrengt toch altijd slechts variaties. Zo heeft Maillol altijd bepaalde variaties gemaakt op vrouwenlichamen, enzoverder enzovoort.

– En voor de kleine bronzen modellen geldt hetzelfde. Ze leiden zelfs de aandacht af van de opdringerige architektuur van het Braem-paviljoen.

– KIRKEBY : Hier is de truuk natuurlijk dat je de ruimte kan benutten, precies met deze mooie sokkels. Van op afstand spelen de sokkels een grotere rol dan de skulpturen. Dat is wel een konceptueel iets, dat kunnen we allemaal verstaan, dat hebben wij langzaam geleerd, van Carl Andre en Judd en zo. Ook hoe je met een ruimte omgaat door middel van een groot gebaar. Anderzijds is het ook zo dat je, wanneer je er op af gaat, het grote ding vergeet en in plaats daarvan de kleine zaken bekijkt. Plots ben je dan precies vanwege de kleinheid van elk ding alleen, met elk model afzonderlijk. Een model dat ook een skulptuur op zichzelf is. Het zijn voorbereidende werken.

– Ze hebben ook de handtastelijkheid en de textuur van skulpturen. Een bouwsel is nooit handtastelijk.

– KIRKEBY : Voor mij zijn modellen niet zoals de modellen van de architekten. Ze zijn ook nooit gemaakt om er achter te komen hoe de baksteenwerken zouden moeten zijn. Ze worden gemaakt nadat ik precies weet hoe een baksteenwerk er zou moeten uitzien. Bij wijze van verifiëren of het allemaal klopt wat ik bedacht heb, op papier en met potlood. Die kleine modellen zijn dan een kontrolemechanisme. Als ik ze letterlijk in de greep krijg, dan is het goed, ook in de grote vorm.

– Het kleine model voor uw Documenta-bouwsel ziet eruit als een schrijn. Maar de aanblik van het echte baksteengebouw maakt zo’n associaties niet mogelijk.

– KIRKEBY : Het zijn nu net twee verschillende zaken.

– Dan is het toch wel eigenaardig dat de kleine modellen de toetssteen kunnen zijn voor de grote gebouwen ?

– KIRKEBY : Toch niet. Als de monumentaliteit in het kleine formaat enigszins funktioneert, dan zal dat ook zo in het groot zijn. Dat is een inhoudelijke monumentaliteit. Maar dat is een heel andere monumentaliteit dan in de reëel gebouwde baksteenzaken.

– Maar alles begint op papier ?

– KIRKEBY : Eerst op papier.

– Met een skulptuur voor ogen of een gebouw ?

– KIRKEBY : Een gebouw. Er komt er zo’n klein schetsboekje aan te pas, dat ik altijd bij me draag. En dan wordt alles almaar preciezer, en op het moment dat ik vrij zeker ben dat ik het ding heb, maak ik zo’n klein model. Dat is de bewijsvoering. En de grote papierwerken zijn meestal een soort praten in gedachten over wat het is. De meeste grote papierwerken zijn zo ingedeeld dat je ze van links naar rechts kunt lezen. Dat is een soort navoelen, welke associaties ermee verbonden zijn.

– Uw gebouwen zijn ook skulpturen. Tussen de verschillende genres die u beoefent, zijn er altijd verbanden en verschuivingen. Uw beelden, skulpturen, gebouwen en schilderijen zijn vaak hybridisch. En nooit kan men zo alles precies…

– KIRKEBY :… nee, ik heb zo het gevoel dat ik als een spin ben. Ik heb een web. De verschillende zaken liggen daar zonder grenzen verdeeld, en zijn met de draden in dat spinneweb verbonden op een manier die helemaal niet zo logisch is. Dat is voor mij altijd klaar. Maar klaar is niet gelijk aan logisch. Logisch is begrijpbaar, klaar is wat overtuigt. Ik probeer het overtuigende te maken.

– Iemand die ongeoefend is, moet altijd opnieuw kijken : wat is dat ? Hij ziet skulpturen, neen, het zijn geen skulpturen maar modellen, en toch weer geen echte modellen. En dan wordt hij toch een beetje onzeker.

– KIRKEBY : Dat is in orde. Ik bedoel, leven is nu eenmaal onzeker, in een veel hogere mate dan men overigens doorgaans wil aannemen.

– In uw nu door Middelheim in het Nederlands uitgegeven boek “Nabeelden” staat een passage waarin u aan een rubberboom voelt en u afvraagt : is massa wel reëel ? Wat is reëel ?

– KIRKEBY : Twijfels heb ik toch altijd. Ik twijfel altijd, aan mezelf, aan mijn werken, enzovoort. Maar dat betekent niet noodzakelijk dat je niets met klaarheid kan doorvoeren. En ik geloof dat klaarheid de verschillende genres binnen mijn werk verbindt. Ik probeer altijd de dingen zo klaar te maken als het gaat. Zelfs als die klaarheid als een zeer onmoderne naïviteit gezien wordt. Mensen zullen me graag dom noemen, daar heb ik niets op tegen. Maar klaarheid is alleszins mijn eigen doel. En dat is overigens het geheim van echte architektuur, van utiliteitsgebouwen. Mij komt het voor dat de architekten vandaag alles vergeten hebben over funktionele klaarheid. Wat echt mysterieus is bij architektuur ontstaat precies, paradoxaal genoeg, door die klaarheid. En de architekten doen het tegenwoordig omgekeerd.

– Uw werk is van een ongehoorde klaarheid. Waar wijst die op ?

– KIRKEBY : Die wijst op niets. Er is namelijk niets. Fundamenteel wijst het er slechts op dat ieder van ons moet waarnemen dat er eigenlijk niets is, en dat er eigenlijk slechts eenzaamheid is, zo begrepen. En daarmee moet men in het reine komen om überhaupt te kunnen funktioneren. Dat is voor mij helemaal geen pessimistische zienswijze.

– Het is een existentiële grondslag.

– KIRKEBY : Zo kan je het zeggen.

– Die eenzaamheid is ook het werk aan te zien, en de manier waarop het zich in zo’n park verdedigt : ook met middelen van macht. Vooreerst door die vesting die u in 1993 gebouwd hebt.

– KIRKEBY : Ik denk dat ik heel weinig te maken heb met macht. Ik zal wel als elke kunstenaar manipulatief zijn om mijn zaken door te drukken. Maar eigenlijk heb ik een komische afkeer van macht. Ik heb altijd geprobeerd om dat te vermijden. Daarom ben ik ook in mijn eigen land geen professor of zoiets. Ik heb dat in mijn eigen land, waar ik vanwege mijn positie echt macht had kunnen uitoefenen, altijd volstrekt afgewezen. Ik funktioneer in Duitsland, waar ik als buitenlander natuurlijk geen macht heb. Dat is voor mij zeer belangrijk.

– Macht is het wel wanneer u de werken stevig aan elkaar koppelt. Of is dat de macht van de eenzaamheid ? Die stoere, zeer ongemakkelijke beelden.

– KIRKEBY : Dat is geen gezochte en geen uitoefenende macht. Dat is alleen macht die komt omdat men zich afzet, dat men hoe dan ook de macht niet zoekt.

– Misschien is het minder macht dan de kunst om zich te verdedigen.

– KIRKEBY : Doorzettingsvermogen. Natuurlijk zit er iets van macht in, maar dan moeten we gewoon definiëren wat wij beiden met het woord macht bedoelen.

– Dat u de omgeving beheerst, dat u heerst met uw werk. En dat alles wat gemaakt is om het te verstoren, plots niet meer stoort.

– KIRKEBY : Dat is een probleemstelling in de jongste jaren bij enkele hele grote projekten die ik in uitvoering heb. Veel groter dan hier. Daar vraag ik mij natuurlijk ook zelf af : wat is dat voor een drang die mij ertoe brengt om mijn positie te benutten om die zaken te maken ? En daarop heb ik geen echt antwoord. Misschien is het een omkering van mijn eigen onzekerheid, minderwaardigheidsgevoel of wat de duivel ook. Daarom heb ik het wat oudere boek (“Efterbilleder”) dat nu voor deze tentoonstelling verschijnt vrij bewust gekozen, omdat het op een humoristische manier behoorlijk wat van mijn bedoelingen beschrijft. Het is zo’n soort komisch dagboek, maar tamelijk vrijelijk. Daarom noem ik het zelf een roman.

– Het boek mist de gebaldheid van uw beeldend werk. Alles is er versnipperd, en het toont u van een heel kwetsbare kant : de verlorenheid in de hotels…

– KIRKEBY : De kunstwerken ontstaan precies uit zulke zaken. Hotelkamers, eenzaamheid, heimwee, weet de duivel. En het mooiste, de grote vraag die daarachter zit, is toch altijd : waarom doet men dat ? Waarom zit men alleen in dat verdomde hotel om ergens een stomme baksteenmuur hier of daar op te richten ? Waarom onderhandelt men met al die bureaukraten… waar ligt de drijfkracht ?

– In uw essayboek “Bravura” schreef u : kunnen beelden een hogere waarheid reveleren ? Kunnen zij het hele universum uitdrukken ?

– KIRKEBY : (Mijmerend) Ja… Waarheid is natuurlijk zo’n belastend woord. Op de ene of andere manier is men toch op zoek naar ergens iets, wat men nauwelijks kan definiëren. Of men hoopt dat alleen dit zoeken zelf ooit dat wat definieert. Ik weet niet of dat iets voor mij gedefinieerd heeft, ik ben er eerder nog meer dan anders toe geneigd om mijn eigen kleinheid en ongeluksdagen te voelen. En precies nu ben ik meer geboeid door iets wat mij vroeger nooit interesseerde : psychologie, en in het biezonder die van Jung. Dat denkbeeld dat elk van ons een masker opbouwt, waarmee hij dan in de maatschappij optreedt. Dat masker heeft een grote schaduw die je meesleept : dat is het deel van jezelf dat je weggegooid hebt. Dat kent ieder van ons. Ik ken het in het biezonder… Ik ben van nature een zacht type, en dacht meermaals : nu wil ik in staat zijn om te konkurreren, wat dat ook moge betekenen. Een zacht deel van mij heb ik dan uitgeschakeld, maar je geraakt het natuurlijk nooit helemaal kwijt, dat is een deel van je schaduw. Maar bij Jung zit ook een ander deel in de schaduw : het kollektief onbewuste, de archetypes. Dat vind ik duivels interessant, ik weet niet waar het mij toe leidt, ik ben er pas mee begonnen. Om persoonlijke redenen. Het drong plots tot me door dat teveel van mezelf afgekoppeld was, ik moest wat verloren was opnieuw terugvinden, de verloren edities van mezelf, die ergens achtergelaten waren. Dat begint al in de kindheid. En tijdens dat zoekwerk naar delen van mezelf werden bepaalde overwegingen over dat kollektief onbewuste, de archetypes, de mytes, me zeer duidelijk. Ik had dat totaal afgewezen, ik ben met een vrij robuust marxisme opgegroeid, en daarin was helemaal geen ruimte voor zoiets. Kunst heeft er wel altijd ruimte voor gehad. Maar dat is ook weer komisch, dat wat je maakt vaak verstandiger is dan wat je zelf bent. Mijn beelden zijn met zekerheid verstandiger dan ik zelf ben, als persoon. Die steken dieper, die zijn genereuzer, die zijn gewoon boeiender dan ikzelf als persoon.

– Ze zijn soeverein.

– KIRKEBY : Autentiek moet het zijn. Kunst is eigenlijk slechts interessant wanneer men het gevoel heeft dat het om iets gaat. Men weet niet altijd, zuiver op taalgebied, om wat het gaat, maar men heeft het gevoel dat het om iets gaat. Anders is het slechts een zuiver formele oefening.

– Was uw baksteenpaviljoen bedoeld om er skulpturen in te zetten ?

– KIRKEBY : Toen ik hier enkele maanden geleden terugkwam was ik verrast over hoe mooi dat was, hoe indrukwekkend en vol stemming het er binnen is. Plots werd het me duidelijk dat het ook om iets gaat. Maar het gaat om iets dat, als je het uitspreekt, tamelijk banaal klinkt. Eenzaamheid en dergelijke. Maar het is ook klaar dat men in alle diepe psychologische en religieuze ervaringen stuit op de woorden : “een nieuwe ruimte betreden”. Men is zoiets als een nieuwe ruimte binnengegaan, een ruimte van eenzaamheid. En dit is dan zoiets. Maar toentertijd, toen ik het maakte, was ik er me totaal niet van bewust. Ik wist niet wat ik maakte. Ik was gefascineerd door bepaalde mogelijkheden die ik graag wilde doorvoeren, maar in mijn kop zat er geen poëtische of metafoor-achtige vertaling. Dat was er niet. Het is niet zo gemaakt dat ik dacht : nu wil ik een levensnoodzakelijk gevoel van eenzaamheid uitdrukken… dan kan je geen kunstwerk maken. Maar nadien kan je zelf zien dat het om zoiets gaat.

– Een jaar later blijkt alles te kloppen : het grondplan, de bestemming, de totale ruimte en elke binnenruimte.

– KIRKEBY : Het is natuurlijk gewaagd om de skulpturen met hun sokkels hier binnen te brengen. Het reduceert ergens de stemming van elke ruimte afzonderlijk. Het wordt nu een beetje utilitair. Ik wilde alleen uitproberen of het kon funktioneren. Het kan in zekere mate funktioneren, maar ik moet zelf toegeven dat het ding hier mooier is zonder skulpturen er in.

– Ik dacht dat er niets veranderd was. Alleen dat de bestemming geprecizeerd is.

– KIRKEBY : Tijdens de aanloopfaze was dat een beetje mijn argument tegenover Middelheim : jullie kunnen het later voor skulptuurtentoonstellingen gebruiken (lacht). Ik ben nu niet meer zo zeker, maar… Als ik hier terugkom, is dat ding niet meer van mij, het is om zo te zeggen verzelfstandigd. Ik zie het helemaal niet meer als een verlenging van mezelf.

– De bronzen beelden hier hebben eigenlijk veel met uw schilderkunst te maken.

– KIRKEBY : Precies. Was er een paviljoen méér, dan had men eigenlijk ook schilderijen kunnen tentoonstellen. Wat ik graag wilde zeggen : het lichtjes verborgen didaktische idee achter het hele ding hier is : tonen dat alles samengaat. De inhoud, heel direkt, de stemming of de uitdrukking van deze bouw hier, vind je terug in de bronzen… de draden in dat spinneweb verbinden de dingen.

Jan Braet

Tot 3.9. 95. Gratis toegang.

Per Kirkeby : “Een nieuwe ruimte binnengaan. Een ruimte van eenzaamheid. “

Kirkeby-paviljoen, bronzen beeld : klaar is niet gelijk aan logisch.

Kirkeby, monumentale beelden : de wand is in de beelden binnengeglipt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content