Recensie: ‘Levenslang links’ van Erik De Bruyn is een kruistocht tegen woke

Erik De Bruyn.
Marnix Verplancke

Het links van vandaag is allang het links van vroeger niet meer, toont Erik De Bruyn in een boek over zijn politieke carrière.

Nadat de verkiezingen van 2007 voor de SP.A op een pijnlijke nederlaag waren uitgedraaid, achtte voorzitter Johan Vande Lanotte het gepast om af te treden. Alleen had hij meteen ook zijn opvolger klaar, Caroline Gennez. Dat viel niet in goede aarde bij de linkervleugel van de partij, die Erik De Bruyn naar voren schoof als tegenkandidaat. Zowat de hele partijleiding werkte hem tegen, maar toch behaalden hij en zijn running mate bijna 34 procent van de stemmen. In zijn boek Levenslang links zegt hij het niet met zoveel woorden, maar in feite betekende die score zijn politieke dood. Naar een verkiesbare plaats op een kieslijst kon hij fluiten en uiteindelijk werd Rood!, zoals zijn fractie heette, netjes naar de uitgang begeleid. Veel activisten stapten over naar de PVDA, die De Bruyn achtereenvolgens stalinisten en Chinezen noemt en die hij als geen ander lijkt te haten. Zet een betoging op tegen het rechtse beleid van vandaag, schrijft hij, en voor je goed honderd meter ver bent, heeft de PVDA ze al gerecupereerd.

Erik De Bruyn komt naar voren als een bevlogen en ietwat impulsieve man die soms in het wilde weg lijkt te vuren.

Levenslang links is de politieke autobiografie van een man die als trotskist werd geboren en als sociaaldemocraat zal sterven. Hij was actief bij de Revolutionaire Arbeidersliga (RAL), die trouwens veel mooiere meisjes aantrok dan Amada, verklapt hij. Hij stookte in 1978 de boel op tegen het inschrijvingsgeld van 10.000 frank voor niet-beursstudenten en trad in datzelfde jaar toe tot de BSP omdat hij besefte dat verdeeldheid onder socialisten alleen maar tot onmacht zou leiden. Hij wilde de SP, zoals die al gauw zou heten, niet bestrijden, maar haar van binnenuit beïnvloeden en hervormen. Dat zal niet altijd makkelijk geweest zijn, maken we op uit de stijl van het boek. Daarin komt De Bruyn naar voren als een bevlogen en ietwat impulsieve man die soms in het wilde weg lijkt te vuren en nogal eens de draad van zijn betoog uit het oog verliest. Zo brengt een uitstapje naar de Franse Revolutie en Napoleon hem bij het hedendaagse Rusland en een analyse van de oorlog in Oekraïne van een paar pagina’s die – hoeveel sympathie we er ook voor hebben – toch vooral op zijn eigen gevoel en intuïtie gebaseerd lijkt. Misschien, dachten we bij zulke uitspattingen, had een strenge redacteur hem af en toe tot de orde mogen roepen.

Wel interessant is de historische analyse die De Bruyn maakt van het socialisme, dat de verlichtingswaarden gemarginaliseerd heeft ten voordele van een ratjetoe aan woke zinsbegoochelingen. Vrouwenrechten, gelijkheid en burgerschap worden aan de kant geschoven ten gunste van culturele representatie, schrijft hij, en wie in het Midden-Oosten opkomt voor een wereldse staat moet van de Europese socialisten geen steun meer verwachten. De Bruyn, die in zijn boek een ware kruistocht voert tegen woke, ziet het met lede ogen aan. Links is wereldvreemd geworden, zegt hij, verbasterd van zijn universalistische idealen, al put hij wel enige hoop uit de flinkse politiek achter Conner Rousseaus uitspraak over Molenbeek.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content