Wat gebeurt er als vreemdelingen elkaar ontmoeten? Voor cellist Yo?Yo Ma is het zoeken naar een antwoord op die vraag het belangrijkste thema van het Zijderoute Project.

Yo-Yo Ma, geboren in Parijs als kind van Chinese ouders en later geëmigreerd naar Amerika, weet als geen ander hoe essentieel het is ‘je open te stellen voor andere culturen’. ‘Is er vertrouwen, dan kun je iets opbouwen; is er geen vertrouwen, dan leidt dat tot destructie’, zegt hij. Ma’s enthousiasme kent geen grenzen. Voor deze concertreeks liet hij componisten uit Mongolië, Azerbeidzjan, Oezbekistan, China en Iran nieuwe muziek schrijven.

Waarom koos u net voor muziekculturen langs de zijderoute?

Yo-Yo Ma: Vandaag nemen we het begrip kruisbestuiving heel graag in de mond, alsof dat iets nieuws is, iets revolutionairs. De geschiedenis verplicht ons tot wat meer bescheidenheid. De zijderoute was eeuwenlang één van de voorbeelden van zo’n uitwisseling. Een enorm netwerk van handelscontacten, over land en over zee. De Middellandse Zee vormde het vertrekpunt voor een weg via het Midden-Oosten, Centraal-Azië en China tot Japan. Her en der maakten de handelaars een zijsprong, naar Oost-Afrika bijvoorbeeld. Via de economie kregen nieuwe culturen op verschillende plaatsen voet aan de grond. Dat proces, die interactie, brengt mij in vervoering. Globalisatie is tegenwoordig een controversiële term. Maar laten we eerlijk zijn: elke plek, elke cultuur heeft op de een of andere manier tot die gemeenschappelijke, globale erfenis bijgedragen. Het alternatief lijkt me niet aantrekkelijk: zonder uitwisseling belanden we in een museum, met muffe, inspiratieloze tradities. Het kan me niet schelen dat ze soms in conflict komen en elk hun eigen weg inslaan. Zolang we de raakpunten maar niet uit het oog verliezen, die magische ogenblikken waarop de samenwerking vorm krijgt.

Wat was de aanleiding voor dit Zijderoute Project?

Ma: Op symposia en concerten heb ik muzikanten, musicologen en kunsthistorici ontmoet die gedreven met het idee van de zijderoute bezig waren. De etnomusicologen Jean Düring en Ted Levin, bijvoorbeeld, hebben hun hele leven aan niet-westerse muziektradities gewijd. Die passie werkte aanstekelijk en maakte me nieuwsgierig. Daarom heb ik vorig jaar in Tanglewood in de VS ongeveer zeventig gasten uitgenodigd: muzikanten, componisten en theoretici uit Mongolië, Azerbeidzjan, China, Japan… Tien dagen hebben we intens samengewerkt om elkaar goed te leren kennen. Of dat gelukt is, moet het publiek beoordelen. We spelen op deze tournee nieuwe, voor de gelegenheid geschreven werken, naast het traditionele basisrepertoire.

Voelt u zich ook persoonlijk met dit project verbonden? Migreren, culturele barrières overwinnen en ideeën uitwisselen, zijn u niet echt vreemd?

Ma: Mijn ouders woonden in Parijs toen ik geboren werd. Van kleinsaf observeerde ik daar hoe culturen andere accenten leggen, andere prioriteiten stellen. De verschillen zijn in de meeste gevallen heel miniem, maar het resultaat is erg verscheiden. Met muziek is dat ook zo. De grote lijnen liggen vast, maar de eigenheid en de stijl van een componist maken het verschil uit. Dat intrigeert mij enorm: die nauwelijks merkbare variaties, die kleine veranderingen in het muzikale DNA.

Maakt muziek het gemakkelijker om een brug te slaan tussen verschillende culturen?

Ma: Ja en nee. Muziek is volgens mij de beste manier om het inwendige te verklanken, het zit in onze genen gecodeerd. Maar tegelijkertijd is dat innerlijke van nature zo persoonlijk, zo omkapseld. Het leren kennen van de ander ligt tussen die twee besloten. Het is een zoektocht die tijd en geduld vraagt. Maar als de wil er is, kunnen er magische dingen gebeuren.

Vandaag werkt u rond de culturen langs de zijderoute, een tijd geleden was dat rond de Argentijnse tango. Overkomt zoiets u gewoon, of is het toch een bewuste keuze?

Ma: Alles heeft zijn tijd. Veel dromen en verlangens die ik vandaag realiseer, had ik al in mijn jeugd. Astor Piazzolla heb ik altijd bewonderd, maar dat was muziek voor bandoneon, zo dacht ik. Onzin natuurlijk, want Piazzolla had echt wel meer geschreven. Le grand tango bijvoorbeeld componeerde hij speciaal voor Mstislav Rostropovitsj. Ik had thuis de partituur maar die zei me niet veel: een matig tot slecht stuk. Tot ik naar Argentinië ging, met mensen sprak, tangobars bezocht. Het trof me als een boemerang, want toen begreep ik waar het écht om ging. En zo heeft elk genre zijn verhaal, een reeks gebeurtenissen waardoor ik er plots klaar voor ben.

Zoals met de zijderoute?

Ma: Precies. Japan is daar een mooi voorbeeld van. Twintig jaar kom ik daar al, en elke keer ontdek ik een stuk traditie die er al eeuwenlang standhoudt. Het interessante is dat de invloeden duidelijk aanwijsbaar zijn: India, China, Korea, Perzië, Indonesië. In de gagaku van Okinawa (Zuid-Japan) hoor en zie je Koreaanse en Indiase invloeden. Aan de andere kant van de zijderoute _ in Jordanië _ was er Petra, een machtige in de rotsen uitgehouwen stad. Je vraagt je af hoe de Nabateeërs aan zo’n rijkdom kwamen, tot je het verband legt met de zijden stoffen in de graven van de farao’s en van de Romeinse keizers. Op die invoer moest een luxetaks betaald worden, en dat bracht adembenemend veel geld in het laatje. Omgekeerd zijn er overal in Azië Romeinse muntstukken en glazen te vinden. Er bestonden dus uitgebreide en systematische contacten, met op verschillende plaatsten ‘globale’ knooppunten. Die wisselwerking tussen globale stromingen en lokale gebeurtenissen trof me in die zijderoute én in de culturen erlangs.

De aandacht gaat overwegend uit naar klassieke muziek, naar muzikanten en componisten die aan een conservatorium geschoold zijn. Wat doet u met de volksmuziek?

Ma: Ook de volksmuziek krijgt anadacht tijdens deze tournee. Het klopt dat veel uitvoerders klassiek geschoold zijn, maar de link met de volkstraditie is in de meeste culturen langs de zijderoute directer. De Iraanse kamanchehvedelspeler Kayhan Kalhor is bijvoorbeeld een van de boegbeelden van de klassieke traditie in zijn land. Naast klassiek en volks, probeert hij ook vernieuwing en traditie te combineren. Hij verlegt de grenzen van de techniek _ de manier van spelen op de kamancheh _ en probeert tegelijkertijd het repertoire met eigen composities te verruimen. Een delicate evenwichtsoefening, maar het moet, want de taal van een hedendaags muzikant verschilt nu eenmaal van die van zijn voorgangers. Uitvoerders die dat niet doen, verliezen voeling met de mensen van vandaag.

Ook een aantal Chinese uitvoerders nam aan de tournee deel. Onder de Culturele Revolutie konden zij niet naar het conservatorium gaan; automatisch zullen ze dus meer uit de populaire genres putten.

Worstelt u nooit met de commercialisering van wereldmuziek _ het moet allemaal zo exotisch en hip?

Ma: Wij in onze westerse wereld kunnen kiezen, vaak op een heel materialistische manier. ‘Vanavond wordt het een Indiase avond, ik ga me op een bijzondere manier kleden.’ Geen probleem voor mij, zolang het doel een betere kennis van de andere cultuur blijft: je buurman of je buurvrouw uit India of uit Oezbekistan in een juiste context kunnen plaatsen. In dat geval mag er gerust wat exotisme om de hoek komen kijken.

Heeft dit project invloed gehad op de manier waarop u de cello bespeelt?

Ma: Ongetwijfeld, het heeft mij gedwongen anders te spelen. Ik heb lang in een negentiende-eeuwse benadering vastgezeten, een rijke klank, helder en harmonieus. Ik kon mij geen andere klankwereld voorstellen. Stap voor stap heb ik ontdekkingen gedaan, mijn hele carrière lang. Op een bepaald moment ben ik in contact gekomen met fiddle-speler Mark O’Connor en zijn collega’s. Zij hebben mij veel geleerd, mijn ogen geopend. Zweet, bloed en tranen heeft het gekost, en pas na een jaar achtten ze me een blik waard. Daarna ben ik me in de baroktraditie gaan verdiepen. Ton Koopman bracht veel nieuwe dingen aan. De technologische vernieuwingen die de cello ondergaan had, vielen plots weg. Geen metalen snaren meer! Plots voelde ik me in staat om ook de strijkinstrumenten in die andere culturen te bespelen. De boogvoering, de vingerplaatsing, de stijl: plots kreeg het allemaal zin.

Mijn ‘expressiviteit’ is _ ook in de westerse klassieke muziek _ zeker aangescherpt. Ik heb nu meer mogelijkheden om Bach of een vroege Beethoven te spelen. En dat allemaal via de wereldmuziek.

Johan Van Acker

‘Elke plek, elke cultuur heeft op de een of andere manier tot onze gemeenschappelijke, globale erfenis bijgedragen.’

‘Muziek is volgens mij de beste manier om het inwendige te verklanken, het zit in onze genen gecodeerd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content