Kind op bestelling

Spermacellen uit Scandinavië, een Roemeense eicel en een Indiase draagmoeder: wie langs de normale weg niet in staat is een kind te krijgen, kan dat steeds makkelijker via internet. De snel evoluerende fertiliteitstechnieken zijn een uitkomst voor wensouders, maar ze werpen ook talloze vragen op. Wat met commercieel draagmoederschap? Identiteit van donoren? Rechten van het kind? Professor Petra De Sutter: ‘Ethiek kost geld, daar komt het op neer.’

Zelf je baby samenstellen door enkele muisklikken. Veel mensen verafschuwen het idee, anderen zien het als laatste hoop. Feit is dat het vruchtbaarheidstoerisme wereldwijd op volle toeren draait. Fertiliteitscentra en zaad- en eiceldonoren van de VS tot Oeganda bieden hun diensten aan. De prijzen voor een baby op bestelling variëren van 10.000 euro in India tot 90.000 euro in de VS. In Amerika kun je in een onlinecatalogus een donor uitzoeken aan de hand van uiterlijke kenmerken en opleiding. Hoe ‘beter’ de kenmerken, hoe hoger de prijs.

Zowel letterlijk als figuurlijk worden grenzen overschreden. Want de wetgeving over donoren, draagmoederschap en adoptie is in elk land anders, waardoor ouders die niet op eigen bodem terechtkunnen op zoek gaan in het buitenland of in het illegale circuit. En dan komen de problemen en ethische kwesties om de hoek kijken. Vraag is bijvoorbeeld in welke mate de belangen van een eiceldonor uit Roemenië of een draagmoeder uit India beschermd zijn. Soms kan de financiële vergoeding voor een Indiase draagmoeder het verschil maken tussen een leven lang in de armoede of de stap naar het opstarten van een eigen zaak en dus een beter bestaan. Net daarom vindt een aantal ouders het een goede zaak om te kiezen voor een Indiase ‘huurbuik.’ Anderen noemen dat uitbuiting.

‘Eigenlijk kun je het vergelijken met de mensen die in een fabriek iPhones of T-shirts maken voor wat wij een hongerloon noemen en voor hen net het verschil maakt tussen armoede en overleven’, zegt Petra De Sutter, fertiliteitsexpert aan het UZ Gent en senator voor Groen. ‘De werknemers daar zien het niet op dezelfde manier als wij in het rijke Westen. Als je het draagmoederschap op een hoger ethisch internationaal niveau bekijkt, past het in het rijtje van de iPhone in China en de kleding in Bangladesh. Is dat verwerpelijk? Ik weet het niet. Het ís een moeilijk verhaal waarover je niet botweg kunt oordelen, vind ik. Als een draagmoeder zich via een westers koppel uit de armoede kan opwerken, is dat dan erg? Maar als ik het louter door onze westerse bril bekijk, dan ben ik er wél tegen. We wéten hoe het gaat bij zo’n Roemeense eicel: die wordt niet gescreend, de donor krijgt geen psychologische ondersteuning, het gaat gewoon om platte commercie. Wanneer in ons land een eiceldonorbehandeling plaatsvindt, gebeurt dat met uitgebreid onderzoek, grondig overleg en intense begeleiding. Er is geen sprake van een commerciële vergoeding, het gaat om mensen die een ander echt willen helpen. In die context zijn eiceldonatie en draagmoederschap voor mij te rechtvaardigen. Maar daar ligt de grens. Ik zal nooit een patiënt naar Rusland of Roemenië sturen, daar wil ik niet aan meewerken. Dan adviseer ik ze liever naar Spanje te gaan. Omdat het daar in elk geval op correctere wijze gebeurt. Het verschil met België zit vooral in de prijs; donoren in Spanje krijgen een hogere vergoeding dan bij ons. En dan begint de discussie: hebben we het nog over een vergoeding of gaat het om handel? Je kunt natuurlijk ook kiezen voor de VS waar het 100 procent commercieel is maar ze alles tot in de puntjes geregeld hebben, met respect voor de rechten van alle partijen. Daar hangt dan wel een ander prijskaartje aan vast; veel duurder dan India of Rusland. Ethiek kost geld, daar komt het op neer.’

Het antwoord op de talloze ethische en praktische vragen waar de vruchtbaarheidstoerist mee te maken krijgt, lijkt voorlopig nog niet in zicht. In veel landen is niets geregeld. Soms loopt het helemaal fout, met menselijke drama’s als gevolg. Zoals het Australische koppel dat in zee ging met een Thaise draagmoeder. In Australië krijgen draagmoeders alleen een vergoeding voor bepaalde onkosten, er is dan ook een tekort aan. Wensouders zoeken vaak een draagmoeder in het buitenland. Het echtpaar betaalde de Thaise zo’n 10.000 euro. Ze werd zwanger van een tweeling waarvan een het downsyndroom bleek te hebben. Het koppel vroeg daarop om een abortus, de moeder weigerde omdat het niet overeenstemde met haar boeddhistische geloofsovertuiging. Na de geboorte namen de Australiërs alleen het gezonde meisje mee. Het jongetje, dat ook hartproblemen had, bleef bij de moeder. Die had al twee kinderen en geen geld om een hartoperatie te betalen. Naar aanleiding van deze zaak heeft het Thaïse parlement nu een wet goedgekeurd die draagmoederschap voor buitenlandse wensouders verbiedt.

Mogen wensouders terugkrabbelen of een abortus eisen? En andersom? Kan een draagmoeder alsnog beslissen dat ze het kind niet wil afstaan? Het zijn vragen waarover niemand de waarheid in pacht heeft, maar die wel dringend aangekaart moeten worden.

Rechten van wensouders

In België is er geen wettelijke regeling voor het draagmoederschap. Er zijn drie centra waar behandelingen met draagmoeders mogelijk zijn. Die krijgen ongeveer veertig aanvragen per jaar waarvan een tiental effectief leidt tot draagmoederschap. Eiceldonatie is toegestaan, mits het om een anonieme donor gaat. Embryodonatie ook, onder dezelfde voorwaarden. In Nederland en Engeland moet de donor juist wel bekend zijn. Draagmoederschap is dan weer verboden in Frankrijk, terwijl er in Oekraïne een levendige commerciële handel in bestaat.

‘Ouders zijn uiteraard vrij om naar een land te gaan waar een behandeling is toegestaan’, stelt De Sutter. ‘Maar er kunnen problemen ontstaan als ze met hun kind terug naar eigen land komen. Neem bijvoorbeeld het Belgische homokoppel dat naar Oekraïne ging voor een draagmoeder. Toen de baby geboren werd, kreeg het de Oekraïense nationaliteit. De ouders moesten twee jaar wachten om het kind uiteindelijk naar België te kunnen halen. Er is geen enkele consensus tussen landen, ook niet op Europees vlak. Hoewel er in Europa een zekere jurisprudentie is ontstaan waarbij het belang van het kind vooropstaat.’

Om de snel groeiende voortplantingsindustrie tegemoet te komen, is een liberalisering van de markt een oplossing, wordt weleens geopperd.

‘Maar wat is liberalisering?’ vraagt De Sutter zich af. ‘Betekent het dat iedereen alles mag doen wat hij wil en dat ervan uit wordt gegaan dat iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid maar moet opnemen? Ik geloof daar niet in. Want dan krijg je straks de ene baby D. na de andere (De Sutter verwijst naar een zaak uit 2005 waarbij de Belgische draagmoeder het kind niet aan de wensouders gaf waarvan de man de biologische vader van het kind was maar het aan een ander, Nederlands koppel verkocht. Dat Nederlands koppel kreeg uiteindelijk de voogdij, nvdr). Ik sta elke dag in de kliniek met patiënten voor me en hoe goed ze het ook bedoelen, ze houden vooral rekening met zichzelf en heel weinig met de partijen die er ook belang bij hebben. Zoals de draagmoederzorg en de zorg voor het kind. Dit gaat de hele maatschappij aan, daarom moet er een debat worden gevoerd. We moeten de zaken reguleren, willen we niet in excessen en misbruik terechtkomen. Dat wil niet zeggen dat ik voor een monopolie ben. Ons centrum is bijna vijftien jaar actief. De behandelingen die we aanbieden, kosten veel tijd, geld en energie. Financieel brengt het niets op, veel klinieken zullen er om die reden niet gauw aan beginnen.’

Het eerste wat dringend geregeld moet worden in België zijn de rechten van de wensouders, meent De Sutter. Momenteel moeten wensouders met een baby van een draagmoeder het kind officieel adopteren, anders hebben ze er geen aanspraak op. De draagmoeder heeft alle rechten en zij moet de adoptieprocedure opstarten. Ook als het om hoogtechnologisch draagmoederschap gaat waarbij de draagmoeder een embryo via in-vitrofertilisatie (ivf) heeft gekregen en dus geen enkele genetische band met het kind heeft. Als de draagmoeder tijdens de zwangerschap van gedachten verandert, staan de wensouders met hun rug tegen de muur. De draagmoeder is de wettelijke moeder.

‘Persoonlijk ben ik voor een niet-bindend contract tussen wensouders en draagmoeder dat vóór de zwangerschap wordt opgesteld’, zegt De Sutter. ‘Dat contract kan dan tijdens de zwangerschap naar de jeugdrechter zodat er na de geboorte een versnelde adoptieprocedure kan plaatsvinden, binnen een week of een maand. De draagmoeder blijft gewoon de moeder. Maar de wensouders hoeven geen twee jaar meer te wachten voordat ze ook juridische ouders worden, zoals we nu soms meemaken. En als ouders of draagmoeder dat niet zien zitten, wel, dan komt er geen kind.’

Identiteitscrisis

Anonimiteit van spermadonoren is een ander heet hangijzer op de fertiliteitsmarkt. In Nederland kan een kind vanaf zestien jaar – bepaalde – gegevens opvragen van zijn genetische vader, in België is dat niet mogelijk. Hoewel er steeds meer stemmen voor opgaan. Zo pleiten Jean-Jacques De Gucht en Sabien Lahaye-Battheu (Open VLD) voor meer flexibiliteit en keuzevrijheid voor wensouders en donoren. Mocht een kind na achttien jaar willen weten wie de donor is of zelfs zijn biologische vader willen ontmoeten, dan moet dat mogelijk zijn, uiteraard met instemming van die vader. Een tussenoplossing kan ook. Via de openprofieldonoren: die maken bepaalde informatie zoals uiterlijke kenmerken bekend zonder dat die tot hun identificatie kunnen leiden. Evengoed moeten wensouders de mogelijkheid behouden om voor een anonieme donor te kiezen, vinden de Open VLD’ers. Omdat volledige afschaffing van de anonimiteit veel koppels naar een ander land drijft waar die anonimiteit wel gewaarborgd is.

Elk kind heeft het recht te weten wie zijn vader is, zeggen KID-kinderen. Dat zijn kinderen afkomstig van kunstmatige inseminatie met donorzaad. Sinds de jaren zeventig worden zulke kinderen in ons land geboren. Een aantal ijvert voor een verbod op anonieme spermadonatie. Want het kan een identiteitscrisis veroorzaken als een tiener niet te weten komt wie zijn of haar echte vader is. Uit de meeste psychologische onderzoeken is intussen gebleken dat het verzwijgen van de genetische afkomst niet goed is voor een kind.

In de Belgische fertiliteitscentra wordt ouders doorgaans de raad gegeven om de waarheid aan hun kind te vertellen. ‘Er zijn allerlei manieren om dat uit te leggen, zelfs aan hele jonge kinderen’, zegt De Sutter. ‘Op drie jaar, vijf jaar, zeven jaar, negen jaar, telkens op een aangepaste manier. Daar zijn methodes voor ontwikkeld. Kinderen begrijpen dat. Ze zullen zich in de puberteit wel vragen gaan stellen, maar het is een stuk minder confronterend omdat ze opgegroeid zijn met de feiten. Ik ken een man van in de veertig van wie de vader hem pas op zijn sterfbed bekende dat hij niet de echte vader was. Zijn zoon was een donorkind. Die was er kapot van. Hij had zijn hele leven in één grote leugen geleefd, zei hij. Wij adviseren ouders altijd dat ze hun kind het best snel kunnen informeren. De meesten volgen dat advies op. Dertig jaar geleden vertelde een kwart van de koppels de waarheid aan hun kind, nu is dat driekwart.’

Kinderen hebben het recht te weten waar hun roots liggen, vindt ook Lorin Parys (N-VA), zelf vader van twee pleegkinderen en een adoptiekindje. ‘Als je met de eerste generatie mensen praat die geboren zijn via een spermadonor, inmiddels allemaal dertigers, dan hoor je wat voor schadelijke gevolgen het kan hebben als iemand niet te weten kan komen waar hij vandaan komt. Het is een fundamentele vraag, belangrijk voor de ontwikkeling van elk individu. Daarom vind ik het anonieme spermadonorschap niet meer van deze tijd. De regeling die we daarover in België hebben, moet worden aangepast, met ruimte voor nuances. Het tegenargument is dat de donorpool zou opdrogen als het anonieme donorschap wordt afgeschaft. Maar in Engeland blijkt dat niet het geval te zijn. Bovendien: is dat dan een reden om kinderen hun recht op roots te ontnemen? Het recht van het kind primeert, niet dat van de ouders. Dat is de basis. Ik kan het me zelfs niet voorstellen wat het doet met de psyche van de mens als hij niet weet hoe hij ter wereld is gekomen. De praktijk wijst uit dat kinderen vanaf een bepaalde leeftijd niet plots een band met hun biologische vader wensen. Ze willen gewoon weten waar ze vandaan komen. Dat is voor de meesten meer dan genoeg.’

Pleegouder wordt staatsambtenaar

Voor degenen die niet van de mogelijkheden op de fertiliteitsmarkt gebruik willen maken, bestaat er nog altijd de optie om te adopteren of om een pleegkind in huis te nemen. Dat zijn twee verschillende zaken, maar tegenwoordig worden Belgische kandidaat- adoptieouders — zo’n achthonderd in totaal — over de mogelijkheid van pleegzorg ingelicht. ‘In mijn tijd was dat niet zo. Ik heb samen met mijn echtgenoot ruim vijf jaar op de wachtlijst voor adoptie gestaan’, zegt Parys. ‘Niemand heeft ons toen over pleegzorg gesproken. Zelfs als maar een van die achthonderd kandidaten voor adoptie voor een pleegkind zou kiezen, dan hebben we het wel over één leven dat helemaal kan veranderen.’

Ook op het vlak van pleegzorg zijn er internationale verschillen. In Frankrijk bijvoorbeeld wordt een pleegvader of -moeder als staatsambtenaar beschouwd en betaald.

‘Daar ben ik absoluut op tegen’, reageert Parys. ‘Ik weet niet hoeveel ze precies krijgen, maar het zal iets rond de 2400 euro zijn. Het mooie aan pleegzorg is juist dat het op vrijwillige basis gebeurt en niet omwille van het geld. Bij ons krijg je ook een vergoeding voor pleegzorg – ik geloof dat we iets van 400 euro per kind per maand krijgen – maar dat is een groot verschil met het model in Frankrijk. In Nederland en in Engeland pakken ze het nog anders aan. Daar gaan ze er niet per definitie van uit dat een pleegkind herenigd moet worden met de geboorteouders. Bij ons wel, hier wordt de situatie van een pleegkind bijna om het jaar geëvalueerd vanuit de gedachte dat het kind zo snel mogelijk terug naar huis moet. In de VS hebben ze een totaal andere filosofie. Daar kunnen pleegkinderen die anderhalf jaar geen contact meer hebben gehad met hun geboorteouders, geadopteerd worden. Ik vind niet dat we in België zover moeten gaan.

‘Ik pleit er wel voor dat een pleegkind niet per se terug naar de ouders moet. Opnieuw: de rechten van het kind staan voorop. Laten we de situatie per geval bekijken. Als ouders twee jaar niets van zich laten horen, moet een kind dan toch elk jaar gëevalueerd worden door de jeugdconsulent en de pleegzorgdienst om dan de rechter te laten beslissen of de pleegzorg met een jaar wordt verlengd? Je geeft daarmee het kind de boodschap dat het niet helemaal zeker is dat het bij zijn pleegouders kan blijven. In zulke gevallen moeten we een beslissing op lange termijn durven te nemen. Zodat een kind de zekerheid meekrijgt dat het veilig op kan groeien in het pleeggezin. Mochten de ouders weer boven water komen, kan er een bezoekregeling afgesproken worden. Op deze manier combineer je de voordelen van het Belgische systeem met dat van het Angelsaksische model.’

DOOR JOANIE DE RIJKE

Het eerste wat dringend geregeld moet worden in België, zijn de rechten van de wensouders.

In Oekraïne bestaat er een levendige commerciële handel in draagmoederschap.

‘Het anonieme spermadonorschap is niet meer van deze tijd. De regeling die we daarover in België hebben, moet worden aangepast.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content