De afcentiemen, oké, maar dan moet iedereen enige moed opbrengen. Vice-premier Louis Michel over België en de wereld.

Wanneer vandaag woensdag de conferentie over de staatshervorming definitief van start gaat, zal Louis Michel present zijn. De PRL-vice-premier en minister van Buitenlandse Zaken is de sterkhouder van de paars-groene coalitie. Het regeringswerk vindt bij hem een gedreven advocaat, de conferentie evenzeer.

Louis Michel: Ik heb die conferentie zelf in hoge mate geïnspireerd, ik geloof erin. Ze breekt met de manier waarop de communautaire problemen de laatste jaren zijn behandeld. Tot dusver werden die op een frontale, dus emotionele en soms agressieve manier aangepakt. De zogezegde oplossingen waren dan het gevolg van een vechtpartij, dus waren ze elke keer geïmproviseerd, zonder de tijd te laten aan de tijd, zonder dat kon worden gezocht naar wederzijds begrip of naar een preventieve of niet-geïmproviseerde aanpak.

Het werd tijd om al die problemen eens rustig te bekijken, om niet langer te negeren dat die problemen bestaan. Dus moesten wij, Franstaligen, uit het bos komen en onze nogal strenge positie laten varen om te weigeren te bewegen, te evolueren of zelfs maar te luisteren. Maar het moet van twee kanten komen. De Vlamingen kwamen met hun eis, de eis en niets dan de eis. Ze moeten begrijpen dat de Franstaligen en zeker de Walen hun eisen nu onmogelijk konden aanvaarden. Dat zou voor hen een existentieel probleem doen ontstaan.

Zoals een defederalisering van de sociale zekerheid?

Michel: Niet alleen. Er zijn nog Vlaamse eisen waarmee wij, op de manier waarop ze tot uiting kwamen, niet kunnen leven. Maar de Franstaligen moeten beseffen dat een status-quo niet vol te houden is, dat er toe te geven valt aan de authentieke dynamiek van Vlaanderen, dat Vlaanderen zijn eigenheid moet kunnen waarmaken. In dat kader moeten we tot een evenwichtige visie kunnen komen, in een rustig en sereen klimaat, zonder a-priori’s, zonder vooroordelen. Of toch niet te veel. Misschien is dat naïef, dat merken we dan wel. Maar de andere methode heeft weinig opgebracht en het bewijs daarvan is dat niemand tevreden is, dat iedereen met een frustratie blijft leven.

De conferentie dient dus niet om het communautaire erin te begraven?

Michel: Dat zal niet zo zijn. Wie denkt dat ik daarmee de problemen in de koelkast wil stoppen, vergist zich. Anders zal die conferentie heel snel teloorgaan en dat zou ook het voortbestaan van de regering bedreigen. Het gaat ons om een andere aanpak, een andere methode. Misschien lijkt ze langzamer, maar als het klimaat gewaarborgd wordt zoals het nu is, zal ze ons verder brengen dan tevoren. Voor de Franstaligen wordt het ermee mogelijk om zich te ontdoen van de angst, om de defensieve houding te laten varen. We moeten ons opnieuw bewust worden van wat we kunnen, van onze troeven. Het is niet kwaad om eens voor de spiegel te staan, dat we ons realiseren dat we vooruit moeten, dat we dat zelf moeten doen, dat we op onszelf moeten rekenen.

Misschien is dat een terugkeer naar de edelpolitiek: dat zowel de politici als de bevolking voor de spiegel gaan staan en dat we beseffen dat alles van onszelf afhangt. Ik hou nu geen lyrische toespraak, ik ben pragmatisch. En ik zie hier en daar al ruimte om nogal vlug enkele stappen te zetten. Neem nu de afcentiemen [de voorgenomen Vlaamse belastingvermindering, die door de Franstaligen wordt betwist; red.]. Dat is belangrijk voor de Vlamingen, dat voel ik wel aan, dus zullen we daar tamelijk vlug tot een oplossing moeten komen. Mijn wil is groot om daarop toe te geven. Maar alles zal pas lukken als niemand er een politiek of particratisch spel van maakt.

Denkt u aan de CVP?

Michel: Niet alleen. Sommige uitspraken waren lastig of onnodig. Als men zegt: die afcentiemen willen we voor het eind van het jaar, ja, dat is niet de beste manier om ze te krijgen. Wat wil u? Het maakt de andere zenuwachtig. Dat is niet the new spirit.

Toch is daar al meteen het twistpunt van het onderwijsgeld: 2,4 miljard frank voor het Franstalig onderwijs.

Michel: Dat is geen kwestie van geld voor de Franse gemeenschap, dat is de aanpassing van een wet die gestemd móet worden. Dat had al onder de vorige regering gebeurd moeten zijn. Weer zo’n erfenis die wij maar moeten zien te beheersen. Wij staan open voor een evolutieve aanpak van de communautaire problemen, dat vraagt politieke moed. Ook wij zeiden vroeger dat er niks nog zou veranderen. Maar als je wil evolueren naar het nieuwe, huidige standpunt, moet je daarvoor de nodige stappen zetten. Je zal ook tegenwind vangen en daar moet je tegen kunnen. Dat vraagt dus politieke moed. Ik wil die opbrengen, maar iedereen moet wat water in de wijn doen. En geen matamoreske uitspraken doen.

Hoe moet het nu verder met die zaak?

Michel: Dat is een technisch probleem en het is een beetje stom om er een communautair probleem van te willen maken. Kijk, de afcentiemen, dat is een… technico-politiek probleem. Ik ben nog bereid om het als een technisch probleem te zien. Al is dat niet zo en dat wéét men, anders had Vlaanderen ze al gehad. Wat deed de vorige regering met het geld voor de Franstaligen? Ze heeft van een technisch probleem een communautair probleem gemaakt. Dat was niet verstandig. In de financieringswet was voorzien dat wij de criteria moesten leveren voor de telling van de leerlingen. Wat is er simpeler om uit te gaan van de schoolplicht van zes tot achttien jaar en die cijfers te nemen? Die cijfers zijn niet de beste voor de Franstaligen. Ze kloppen zelfs niet met de werkelijkheid. De kleuters vallen eruit en ook de bissers en daarvan hebben wij er een pak, omdat ons onderwijs over minder middelen beschikt dan het Vlaamse, dat is zo. Toch vinden we dat cijfer het meest logische. We zullen zien wat dat geeft. Wij hebben nooit gevraagd dat anderen daarvoor geld verloren. We moeten er niet naar streven om de andere gewesten en gemeenschappen te straffen, dat brengt niets op.

Die nieuwe spirit strookt niet met de idee dat het hier gaat om een geheim akkoord.

Michel: Dat is absoluut niet zo. We hebben alleen gezocht naar een logische oplossing. Dit is niet de maximale vraag van de Franstaligen. Ik heb echt niet het gevoel dat we onrechtvaardig te werk gaan en zo ja, dan sta ik ervoor open om de nodige middelen te vinden om die gevolgen weg te werken. Beter kan ik niet, hè. Wat wel besloten is, is dat die 2,4 miljard frank moet voortvloeien uit die telling. Daar is niets dubbelzinnigs aan.

En dat is niet meer bespreekbaar?

Michel: In zulke termen spreek ik niet.

Maar het akkoord is er wel.

Michel: Daar is een akkoord en dat is niet geheim. We waren wettelijk verplicht om dat te doen.

U wil niet langer met grote pakketten werken, maar stap voor stap resultaten zoeken, zonder het ene tegen het andere af te wegen. Zal dat wel lukken?

Michel: Zoals u het zegt, zal dat niet lukken. Ik ben pragmatisch en heb daar al een beetje ervaring mee. Maar ik denk dat de dynamiek van de kleine, evenwichtige pakketten kans op slagen heeft.

Bestaat bij de Franstalige partijen een afspraak over wat de krijtlijnen, de bewegingsruimte is?

Michel: Ik verzeker u dat dit niet zo is.

Hoe begeleidt u dan de gesprekken?

Michel: De partijen volgen dat natuurlijk zeer nauwkeurig en in het kernkabinet zal het onderwerp ook wel eens ter tafel komen om te zien hoe we kunnen inspireren, reageren op voorstellen en zo. We zullen dat zeer openlijk doen, anders stappen we weer uit de spirit.

Vindt u dat de regering haar vernieuwingsbeloften aan het waarmaken is?

Michel:(beslist) Ja, en in zeer moeilijke omstandigheden. Ik wil niemand wat verwijten, maar de dioxinecrisis en het asielbeleid zijn wel twee erfenissen die veel energie, zenuwen en moed hebben vereist. Dat zijn in al hun aspecten echt moeilijke problemen. Ik denk dat wij daar op tamelijk korte tijd veel in de goede richting hebben geduwd. En we hebben veel tegenwind gehad door het dubbelzinnige spel van sommige partijen, dat wil ik duidelijk stellen.

Pardon?

Michel: Als u bijvoorbeeld voor het asielbeleid de reactie en ook de spelletjes in de coulissen van een partij als de CVP ziet, dan vind ik dat niet ernstig, maar wel zeer gevaarlijk.

De oppositie hoeft u toch niet te steunen?

Michel: Had ik even onverantwoordelijk gereageerd toen de Dutroux-affaire ontplofte, dan zouden we vandaag misschien in een zeer antidemocratische toestand verkeren en zouden de gevolgen maar zeer moeilijk meer kunnen worden behandeld. Ik deed dat niet, en ik was al meer dan tien jaar in de oppositie. Wij hebben toen onze verantwoordelijkheid als democratische partij opgenomen. En daartoe is de CVP nog niet in staat. De manier waarop de CVP zich gedraagt, is echt op het randje.

Wat gebeurt er dan allemaal in de coulissen?

Michel:(heftig) Enfin, iedereen weet toch dat er in iedere overheidsdienst, in iedere instelling een diepere, gekoloniseerde verlenging van de CVP bestaat! Dat speelt ook mee.

Ook in uw departement, Buitenlandse Zaken?

Michel: Dat verschilt een beetje, want hier bestaat een traditie van loyauteit over de partijgrenzen heen. Geldt het niet voor iedereen, globaal gezien mag ik niet klagen.

Wat vindt u ervan dat er parlementsleden van de meerderheidspartij Ecolo in Steenokkerzeel staan te betogen wanneer de regering tot uitwijzingen beslist?

Michel: Ecolo beseft nog niet dat er geen twee logica’s kunnen bestaan. Wie in de regering zit, moet solidair zijn met decoalitie. Die cultuur hebben zij nog niet. Dat zal wel komen. Komt die niet, dan is dat erg gevaarlijk voor hen.

Men zegt wel eens: uw theorie is dat Ecolo over een jaar niet meer in de regering zit.

Michel:(lange stilte) Dat is mijn theorie niet. Maar er bestaat wel een grote afstand tussen hen en mij. Niet ideologisch, maar qua manieren. In Tienen zeggen ze dan: g’hebt geen goei’ manieren. Dat bedoel ik daarmee.

Er zijn al een paar conflicten geweest, met de groene staatssecretarissen Olivier Deleuze en Eddy Boutmans.

Michel: Ik zweer u, met Boutmans heb ik geen conflict. Ik wil ook geen geld van zijn begroting gaan pikken, wat zou ik daarmee dan moeten doen? Over de finaliteit van de ontwikkelingssamenwerking hebben wij geen diep meningsverschil. Maar kijk, ik ben minister van Buitenlandse Zaken en ik heb de voogdij over Buitenlandse Handel, Ontwikkelingssamenwerking en Europese Zaken, álles dus. Dat betekent niet dat ik me geheel bevoegd voel voor elk van die takken, maar als ik minister ben van dat alles, ben ik politiek verantwoordelijk voor dat alles. Als ik die verantwoordelijkheid moet opnemen, dan moet ik ook in staat zijn om die dragen, dus moet ik natuurlijk op de hoogte worden gebracht van de politiek van die departementen.

Boutmans is trouwens een eerlijk, verstandig en vriendelijk man, met wie ik op menselijk vlak geen enkel probleem heb. Ik zal u zelfs zeggen: ik wil echt nauwer met hem samenwerken, ook buiten de strikte coöperatie, bijvoorbeeld omtrent de Afrikapolitiek. Wij overleggen om de veertien dagen. Voor ontwikkelingssamenwerking moet hij de programma’s opstellen, maar in overleg met mij, en dat is normaal, want ik ben de verantwoordelijke voogdijminister.

Vond u het Rosetta-plan met zijn verplichte aanwervingen van minister van Arbeid Laurette Onkelinx een goed idee?

Michel: Dat plan is nog niet helemaal uitgewerkt of onderhandeld, noch in de regering, noch in het sociaal overleg. Daar bestaat nog wat ruimte. Maar als de staat een belangrijke inspanning doet om de loonkosten te verlagen, dan moeten de bedrijven ook begrijpen dat dat geld niet dient om de dividenden te verhogen.

Geen blanco cheque?

Michel: Ha, nee. Er moet geëvalueerd worden, eerlijk en met gezond verstand. Zeggen: we zien wel wat er gebeurt, dat aanvaard ik niet. Ik ben géén socialist, maar daarin zit ik wel op dezelfde lijn als Onkelinx. We moeten ons niet in de plaats van de bedrijven stellen, maar een evaluatie is zeker nodig. Als het waar is dat loonkostenverlaging tot meer jobs leidt – en ik geloof dat – dan hebben de bedrijven geen problemen. Trouwens, ik ben niet de partij van de ondernemers, maar wel de partij van de burgers. Daar zitten ook ondernemers tussen en die steun ik ook.

Valt dat wel te combineren, intens met binnenlandse dossiers bezig zijn en ook nog vaak op reis moeten?

Michel: Er is toch nog de telefoon? En ik ben zwaar, hè, ik weeg meer dan honderd kilo. Het heeft met het moment te maken. België heeft nu een dappere, goed afgelijnde buitenlandse politiek nodig. We hebben tegenslag gehad, ons imago is wat verslapt, dus moet daar wat aan gedaan worden. Een minister van Buitenlandse Zaken heeft meer gewicht als hij ook vice-premier is. Mijn voorganger [Erik Derycke, SP], dat hoor ik genoeg, was een groot minister van Buitenlandse Zaken, maar hij had dat nog meer kunnen zijn had hij meer politieke ruimte in de regering gekregen.

U wou van meet af aan dat België een grotere rol zou gaan spelen in Centraal-Afrika, maar de indruk groeit dat u al wat gas hebt teruggenomen.

Michel: Misschien waren mijn ambities niet zo hoog als men eerst dacht? Ik zei dat het onaanvaardbaar was dat wij ons zo weinig inlieten met Afrika. We spelen nu opnieuw wat mee, maar de toestand is zeer moeilijk en ik heb weinig middelen behalve mijn goede wil. Ik spreek met zoveel mogelijk mensen, ik tracht Europa ertoe te bewegen om zich meer voor Afrika in te zetten. Voor de toekomst van Europa is een preventieve, pro-actieve Afrikapolitiek van groot belang. Afrika, dat is 500 miljoen mensen, van wie er zeer veel in chaos en ellende leven. Als we hen niet een zeker perspectief op beterschap kunnen bieden, dan zullen we nog meer migrantenstromen moeten verwerken. Dus moet Centraal-Afrika weer aan stabiliteit winnen en zijn eigen rijkdommen kunnen valoriseren. België heeft een bijzondere verantwoordelijkheid in Centraal-Afrika.

Om daar een soort leadership op zich te nemen?

Michel: Dat heb ik nooit gezegd. Maar België kan de internationale gemeenschap suggereren, inspireren, organiseren, orkestreren, om meer belangstelling op te brengen voor Afrika. Dat is een kwestie van politieke ethiek. België heeft hoe dan ook niet het recht om te zeggen: dat ze hun plan trekken. Mijn politiek is niet geïnspireerd door een ouderwets neokolonialisme. Dat is van voor mijn tijd en wat ik ervan weet, is dat het niet altijd even eerbaar was. Ik ben een universalist voor wie de mens de maat der dingen is, van waar hij ook komt. Ik heb ook niets te maken met het affairisme. Met de economie wel, als die maar de Afrikanen ten goede komt. En – ik heb dat niet gewild, ik word er ook niet warm of koud van – het economische model van de wereld is nu eenmaal de vrijhandel. Voor de opkomende landen kan die zowel een zegen als een vloek zijn, vandaar het belang van de millenniumtop.

Om redenen van cultureel-identitaire verwantschap hebben de Europese instellingen gekozen voor een snelle uitbreiding naar het oosten. Te snel naar mijn zin, want Europa had de hervorming van zijn instellingen voorrang moeten geven op de uitbreiding, anders kan men dat allemaal niet beheersen en kan de EU in haar bestaan worden bedreigd. Europa is nu een multiculturele zone geworden, of men dat graag wil of niet, en er bestaat geen reden om niet dezelfde zorg voor Afrika op te brengen als voor Oost-Europa. Zowel voor het bestaan, de geopolitieke positie als de sociologische toekomst van Europa is Afrika van essentieel belang.

Dus pleit ik voor een debat, zo snel mogelijk, over niet alleen de oostwaartse uitbreiding, maar ook over de oude, historische, culturele en politieke relaties met bijvoorbeeld de Maghreblanden. Hoe sneller die landen op zichzelf kunnen staan, hoe vlugger de migratie uit die landen ophoudt. Ze kunnen dan een buffer vormen voor Europa, want daaronder, in Centraal-Afrika, heerst chaos. Anders zie ik niet hoe we de migratieflux uit Centraal-Afrika kunnen beletten om doorheen die Noord-Afrikaanse buffer te komen. Het gaat dus uiteindelijk om het stabiliseren van heel Afrika.

Denkt heel Europa daar zo over?

Michel: Nee, ik probeer daarvoor een discours, een pleidooi te ontwikkelen. Hopelijk wordt het wat met de akkoorden van Lusaka [die vrede moeten brengen in Centraal-Afrika; red.], maar als die niet worden gevolgd door een partneriaatsplan voor economisch herstel, blijft dat niet duren. Dat perspectief probeer ik aan te kaarten.

Is België te lang passief gebleven?

Michel: Misschien kon dat ook niet anders en zaten de omstandigheden tegen, zoals met de Rwanda-zaak. Maar als minister van Buitenlandse Zaken ontwikkelde Frank Vandenbroucke (SP) een positief gearticuleerde visie, welnu, daar sta ik niet ver van af. We moeten daarover spreken, want niemand mag alléén gelijk hebben. Daarover bestaan geen diepe politieke meningsverschillen. Ik zal altijd naar de breedst mogelijke consensus zoeken, ook in het parlement.

U stuurde onlangs een reeks niet-diplomaten – wetenschappers, activisten, een journaliste -, op missie naar Congo om daar voor u poolshoogte te gaan nemen. De meesten keerden positief gestemd terug. Moeten zij voor u de weg vrijmaken, politiek of in de media?

Michel: Ik ontken dat niet. Het zijn mensen die het terrein kennen, ze behoren niet tot de neokoloniale lobby maar wel tot de civiele maatschappij. Ze konden onze kennis van de toestand alleen maar verrijken. Niet dat ik hen wil instrumentaliseren, maar ik wilde wel een zo objectief mogelijk beeld. De meesten van hen behoren niet tot mijn politieke strekking, dus wanneer zij met hun boodschap naar huis komen, is die geloofwaardiger dan wanneer ik eigen mensen had uitgestuurd.

Weet u inmiddels al hoe zwaar België eigenlijk weegt in de wereld?

Michel: Veel middelen heb ik niet, maar ik wil tijdig aanwezig zijn waar iets aan de hand is. Kort op de bal spelen. Zo zal men eraan wennen om het kleine België aanwezig te zien waar iets gebeurt. Als ik risico’s neem, zoals nu met mijn reis naar Libië, vraagt het internationale diplomatieke personeel zich af waarom. Het stelt zich vragen over België, hoe dat land met zijn kleine, dikke minister deze of gene kan ontmoeten. Dat is genoeg: België bestaat. Dat heeft ook binnenlandse gevolgen. Het grote probleem van de Belgen is dat ze niet meer in zichzelf geloven. Maar als onze mensen ons land op tv zien verschijnen, in de VN, met al die buitenlandse leiders, dan hoop ik dat zij zich realiseren dat hun land, hoe klein ook, in het mundiale spel aanwezig is, dat het land bestaat. En als de staat bestaat, dan hebben zij het gevoel dat ook zij bestaan. Dan hebben ze misschien de moed om wakker te worden, om mee te doen. Dat heet eigenlijk: aan politiek doen, de utopieën en de dromen van de mens voeden. De onzichtbare hand van de geest en de droom.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content