In Leuven zet buurtwerk ’t Lampeke zich al meer dan dertig jaar in voor de kansarmen. Sinds september kunnen de wijkbewoners er ook terecht in een gezondheidscentrum.

WIE IN LEUVEN over de kasseien van het Delvaux-citeetje stapt, ziet aan weerszijden fraai gerestaureerde arbeiderswoninkjes. Hier en daar nog een bord “onbewoonbaar verklaard”, maar de meeste huisjes ogen knus. Op de hoek met de Ridderstraat is buurthuis ’t Lampeke gevestigd. De zevenenvijftigjarige Berre is er kind aan huis en kent de historiek van de wijk. “Vroeger huurde je zo’n arbeiderswoning tegen 900 frank per maand. Nu moet je er meer dan 20.000 voor betalen. De huisjes waren ooit eigendom van de weduwe van schilder Paul Delvaux vandaar de naam Cité Delvaux. Maar ze heeft ze verkocht. Ze zijn nu gerenoveerd en voor velen onbetaalbaar geworden. “

Berre zag de buurt veranderen. Van verkrotting en leegstand naar renovatie en nieuwbouw. “Het kontrast tussen rijk en arm is gegroeid : hier sociale woningen en daar appartementsgebouwen of rijkeluiswoningen. En dat in het centrum van onze wijk. Er wonen nog altijd menskes in een huis dat het woord bewoonbaar niet waard is. Een goede en betaalbare woning vinden, is voor velen nog altijd de belangrijkste kopzorg. “

Over zijn eigen woning is hij tevreden. “Ik woon rustig, samen met mijn hond en mijn vogel. Meer heb ik niet nodig. “

Voor Berre, die in een weeshuis opgroeide nadat zijn zestienjarige moeder kort na zijn geboorte overleed, werd het buurthuis een tweede thuis. Hij fungeert er als klusjesman en is een fiere medewerker van de buurtkrant. Inmiddels is hij zo vertrouwd met het welzijnswerkersjargon dat hij jongleert met termen als Gesko’s, VFIK’ers en DAC’ers. BTK’ers en burgerdienst-jongens heeft hij zien komen, én gaan. “Er zijn nu minder medewerkers dan vroeger, het is ook moeilijker geworden om vrijwilligers te vinden. En voor ons buurtwerk kunnen we niet voort zonder vrijwilligers. “

Hij gaat koffie zetten in de keuken. Het is middag en in het buurthuis schuiven buurtbewoners, medewerkers en toevallige passanten de benen onder de grote tafel. Leona komt goeiedag zeggen. “Om de eenzaamheid te doorbreken. ” Anderen komen er hun boterhammen opeten. Wie tijdig heeft ingeschreven, kan er gewoonlijk een warme maaltijd nuttigen. Aan tafel wordt gelachen en gekibbeld. ’t Lampeke leeft, zoveel is duidelijk.

SCHOOL VIER.

In zijn meer dan tweeëndertigjarig bestaan heeft het buurthuis een hele radius van aktiviteiten ontwikkeld. Aktieterrein is het noordwestelijk deel van Leuven, waar 2.500 gezinnen wonen. Generatie-kansarmoede komt er vaak voor. De buurtwerkers streven ernaar de vicieuze cirkel te doorbreken waarin de kansarmen verzeild geraakten. Ze werken volgens de metodiek van de basisschakels. Ze pakken de kansarmoede dus op verschillende levensdomeinen tegelijk aan. In plaats van fragmentair te werken (en bijvoorbeeld alleen iets te doen aan de woonomstandigheden) hebben ze oog voor alle problemen waarmee een gezin kampt. ’t Lampeke heeft projekten lopen die betrekking hebben op gezondsheidszorg, huisvesting, tewerkstelling en opleiding, milieu en welzijn.

Op het gebied van opleiding en werkgelegenheid bestaat sinds ’89 de aparte VZW Wonen en Werken. In de buurt heerste een hoge werkloosheid en een sterke verkrotting. Wonen en Werken probeerde de twee tegelijk aan te pakken. Door mannen en vrouwen op te leiden in de bouwsektor, beschikten die meteen over de vaardigheid om hun eigen verkrotte woningen te renoveren. Op dezelfde manier is, samen met jongeren, een binnenvaartschip omgebouwd tot jeugdhuis. Daar hebben nu regelmatig fuiven plaats.

Omdat huisvesting zo’n knellend probleem was, werd samengewerkt met een sociale-woningmaatschappij om voor nieuwe woningen te zorgen. Die samenwerking leidde onder andere tot het wooncomplex School Vier. Dankzij de architekturale vaardigheden van de vroegere voorzitter van de raad van bestuur van ’t Lampeke, Ludo Bekker, is dit oude schoolgebouw twee jaar geleden omgetoverd tot een prachtig staaltje van sociale woningbouw. Naar verluidt, boden kapitaalkrachtige bezoekers al hoge sommen om zich zo’n fraaie sociale woning aan te schaffen… Behalve estetische kwaliteiten, biedt School Vier ook ruimte en komfort voor lichamelijk gehandicapten. Bovendien heeft de VZW Integratie Zelfstandig Wonen (voor ernstig gehandicapten) er onderdak gevonden.

Iets verderop in de Ridderstraat ligt het wooncomplex Fabota, dat op dezelfde manier is ontstaan. Fabota is de naam van de oude breidgoedfabriek, waarvan het middelste gedeelte bewaard bleef en waarrond sociale woningen zijn gebouwd. Bij het binnenkomen van het wooncomplex valt een tweedehandsklerenwinkel op, waar de bewoners niet meer dan honderd frank voor een kledingstuk hoeven te betalen. Een vrijwilliger uit de buurt runt de zaak.

Aan de achterzijde van het gebouw is in ruimte voorzien voor de kinderwerking. Een zestigjarige mindervalide vrijwilliger is aan het werk in het fietsatelier. Fietsen van her en der worden er opgekalefaterd en voor een prikje in de buurt verkocht. Op een binnenplaats kunnen kinderen ook het fietsen inoefenen en kennismaken met de wegkode.

KNUFFELEN.

Sinds zijn ontstaan is ’t Lampeke begaan met de kinderen van de buurt. In de vakantie en op vrije namiddagen worden ze in Fabota opgevangen, tijdens het schooljaar kunnen zij er hun huiswerk maken of hun taalkennis bijschaven. De allerkleinsten kunnen naar de peutertuin, een van de proefprojekten die Kind en Gezin op het getouw zette in het raam van de kansarmoedebestrijding.

Dagelijks kan een tiental kinderen terecht in een vrolijke ruimte waar, tegen een relatief laag bedrag, voor hun natje en droogje wordt gezorgd. Een gewone kinderkribbe is te duur voor de ouders van deze telgen. Bovendien hebben die al gauw het gevoel dat ze tekort schieten als ze hun kinderen overdag aan iemand anders toevertrouwen. Om deze en andere problemen te bespreken, heeft een keer per maand een oudervergadering plaats.

De begeleidsters op die bijeenkomsten stelden vast dat gezondheidsproblemen van de kinderen vaak te wijten waren aan verkeerde opvattingen of gedragspatronen van de ouders. Ook bleken sommige ouders zelf dringend nood te hebben aan medische hulp. Problemen als pillenverslaving, overgewicht, drugsgebruik, zelfverwaarlozing doken regelmatig op. Uit die ervaringen groeide de gedachte om met een gezondheidscentrum te beginnen.

Maatschappelijk werkster van Kind en Gezin, Peggie Claes, staat in voor de koördinatie van de peutertuin en is een van de drijvende krachten achter het gezondheidscentrum. “Uit het kontakt met de ouders weten we dat er op het gebied van voeding en hygiëne nog heel wat werk te verrichten valt. Gewoonten kan je niet zomaar bijsturen. Ondertussen loopt er wel van jongsaf aan van alles mis. We hopen via het gezondheidscentrum iets aan de gezondheidssituatie van de kleine kinderen en van hun vaak jonge moeders te doen. Zo kunnen we aan het gezondheidscentrum vragen extra aandacht te besteden aan bepaalde voedingsgewoonten. Of om een kursus babymassage te organizeren. Want sommige kinderen of ouders hebben het heel moeilijk met knuffelen of met lijfelijkheid.

We weten dat er in de buurt heel wat mensen met gezondheidsklachten rondlopen. Ik hou me ook bezig met de volwassenenwerking, vooral met de vrouwenwerking. In de arbeidsprojekten wordt een groot verzuim vastgesteld bij de vrouwelijke populatie : rugklachten, kronische aandoeningen, psycho-somatische kwalen. Deze vrouwen zijn niet meer in staat behoorlijk te funktioneren omdat ze nooit aandacht geschonken hebben aan hun gezondheid. Het centrum wil zich richten op preventie, maar in het begin zullen we vooral kuratief moeten werken omdat er zoveel scheef gelopen is. “

Sinds 1 september zijn de deuren van het gezondheidscentrum De Ridderbuurt open. “Het huis is niet ideaal, ” zegt Claes. “We moeten maandelijks 25.000 frank huur betalen. Belangrijk voor ons is dat het centraal gelegen is. “

De toestand waarin de woning zich bevond, beantwoordde niet aan de vereisten van een gezondheidscentrum. In de voorbije warme zomermaanden werd er in de Ridderstraat 163 dan ook naarstig gearbeid om de essentiële akkomodatie voor mekaar te krijgen : een ruimte voor het onthaal, voor de arts, voor de kinesist,… De werken aan het toilet zijn nog aan de gang. Besloten werd om de bovenste verdieping te verhuren om zo de huurprijs wat te dempen.

SPOEDGEVALLEN.

In de konsultatieruimte van de arts bevinden zich voorlopig enkele elementaire medische attributen : een onderzoekstafel, een verzorgingskarretje, een weegschaal. Allemaal in lichtelijk vergeelde toestand, want tweedehands. Er is ook een sterilisatietoestel en een koelkast. “Een camping-koelkastje, maar we hébben er toch een. ” Voorts moeten de artsen maar zelf het nodige materieel uit hun tas diepen.

Peggie Claes : “Op dit ogenblik hebben we voor het buurtgezondheidscentrum nul frank in kas. Net als Wonen en Werken, wordt het centrum een aparte VZW omdat het anders te belastend zou zijn voor de buurtwerking. Ik heb bij diverse instanties projekten ingediend. Daar is positief op gereageerd, maar het geld komt pas veel later. We hebben hier en daar renteloos geleend. Het personeel van het gezondheidscentrum zal in ieder geval tot januari geen loon ontvangen. “

Dat personeel bestaat uit één voltijdse arts (een huisarts in opleiding) en een deeltijdse arts. Het centrum kan ook rekenen op de medewerking van een verpleger en twee kinesisten. Een podologe, die instaat voor de medische voetverzorging, komt langs na het volbrengen van haar dagtaak.

Dat de aanwezigheid van een podologe noodzakelijk was, bleek toen deze vrouw tijdens haar stage in het buurthuis overspoeld werd met vragen. Allerlei voetafwijkingen, misgroeiingen, loopproblemen vaak als gevolg van het dragen van slecht schoeisel kwamen aan het licht. Haar vaardigheden bleken meer dan gewenst.

Een vrouw die zich van ’s morgens tot ’s avonds inzet, in de veronderstelling dat ze ooit een betaalde kracht kan worden, neemt de administratie op zich. Vrijwilligers, die via een beurtsysteem instaan voor het onthaal van de patiënten, helpen haar.

Sommige medewerkers kunnen zich voorlopig onbezoldigd inzetten, omdat ze over een inkomen beschikken. Zij het in bepaalde gevallen alleen uit een halftijdbaan. Anderen hebben geen inkomen.

Claes : “We zijn het eerste centrum dat van bij de oprichting op forfaitaire grondslag wil werken. Dat is een groot risico, omdat de inkomsten dan lager liggen dan bij het werken per prestatie. Maar we willen betaalbare gezondheidszorg aanbieden. Betaalbaar, wil zeggen dat mensen geen geld nodig hebben om de verzorging te krijgen die ze nodig hebben. “

Omdat gezondheidscentra die met het forfaitair systeem werken van artsen wel eens te horen krijgen dat ze aan oneerlijke konkurrentie doen hun gezondheidszorg is immers gratis benadrukt Peggie Claes dat het niet in de bedoeling ligt om patiënten bij andere artsen weg te halen. “We willen de kansarmen bereiken die nu geen huisarts hebben. Het gaat om de mensen die wachten tot hun probleem heel acuut wordt en dan naar een spoedgevallendienst gaan, omdat ze daar niet meteen hoeven te betalen. In de peutertuin merken we vaak dat kinderen tijdens het weekend naar de spoedgevallendienst zijn geweest, al is de hoge koorts alleen te wijten aan oorontsteking. Maar hun ouders kunnen een dokter niet betalen en slaan de stap over. Als ze dan later een ziekenhuisrekening krijgen, betalen ze die niet. Bij elke budgetbegeleiding stuit ik op een onbetaalde rekening van een kliniek, soms van jaren geleden. Na verloop van tijd start het ziekenhuis dan een procedure en stuurt de deurwaarder.

Onze doelgroep bestaat dus uit mensen die andere artsen toch niet bereiken. Tenzij eenmalig en met een openstaande faktuur. Een stuurgroep moet erover waken dat we blijven werken voor die groep. We kunnen natuurlijk niemand weigeren. Als zich een student uit de buurt aandient, wordt die gewoon ingeschreven. Om onze doelgroep te bereiken, is het belangrijk dat wij vanuit het buurtwerk de mensen kennen en ze kunnen doorverwijzen. Sommigen uit de doelgroep zelf zitten in de raad van bestuur en in de stuurgroep en draaien in het centrum mee. Participatie en inspraak is in heel onze werking belangrijk. “

IJZER BREKEN.

“Een schoon initiatief, ” zegt Berre over het gezondheidscentrum. “Ge vindt er alles bijeen : een dokter, een kinesist, en verpleger. En ’t is vlakbij. Ge moet niet meer naar de kliniek lopen. “

De doelstellingen zijn prachtig, de goede wil lijkt ruimschoots aanwezig, maar de middelen zijn schier onbestaande… Wil ’t Lampeke geen ijzer met handen breken ?

Peggie Claes : “We zijn gewoon om zelf voor onze werkingsmiddelen te zorgen. Hoeveel tijd ik moet stoppen in het zoeken naar geld ! Jammer, allemaal tijd die naar de werking zelf zou moeten gaan. Het is altijd knokken. “

Claes vindt haar taak niet eenvoudiger geworden door het beleid van decentralizatie : overheidsgeld, bijvoorbeeld voor kansarmoedebestrijding, gaat nu naar de stedelijke overheid, die de pot onder de plaatselijke projekten verdeelt. “We hopen dat de stad Leuven ons werk zal steunen. Als basiswerkers hebben wij een vertrouwensrelatie met de mensen opgebouwd. We hebben ook een netwerk ontwikkeld, we werken samen met andere organizaties die met dezelfde doelgroep bezig zijn. Want we beginnen geen nieuwe dingen als er al andere werkingen bestaan. Gebruik de dingen die er zijn, luidt onze filozofie en het gaat er ons zeker niet om te profiteren van een geldpotje dat ergens vrijgekomen is. Ook in het gezondheidscentrum zullen we samenwerken met andere diensten. Met iemand van de universitaire afdeling geestelijke gezondheidszorg, bijvoorbeeld. Ook met het Centrum voor Maatschappelijk Welzijn en met het Centrum voor Levens- en Gezinsvragen. Die partners kunnen de noden die wij aanvoelen opvangen zonder dat we daar nog iets extra moeten voor op het getouw zetten. We willen samenwerken, met respekt voor de dingen die er al zijn in het Leuvense. Het gelukt ons aardig. Ik hoop dat de middelen op een eerlijke manier worden verdeeld, zodat wij als VZW niet konstant moeten vechten voor wat geld. “

Jo Blommaert

Buurtwerk Het Lampeke, Cité Delvaux 2, 3000 Leuven. Telefoon 016/23.80.19.

De filozofie van het buurthuis : gebruik de riemen die je hebt.

De tweedehandswinkel van Fabota verkoopt kleren tegen hoogstens honderd frank per stuk.

Peggie Claes : “Mensen moeten de verzorging krijgen die ze nodig hebben. Maar met nul frank in kas is het knokken om geld. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content