“Sterft gij oude vormen en gedachten”, zo gebiedt de tweede strofe van de Internationale. Verkeert tien jaar na de val van de Berlijnse Muur het communisme in West-Europa zelf in doodstrijd?

Bij de Duitse deelstaatverkiezingen van de afgelopen twee maanden in Saksen, Thüringen, Berlijn en Brandenburg behaalde de postcommunistische PDS – de opvolger van de SED, de socialistische eenheidspartij van de DDR – telkens meer dan twintig procent van de stemmen. In Mecklenburg-Vorpommern vormt de PDS sinds een jaar een coalitieregering met de sociaal-democratische SPD: ze heeft er drie ministerportefeuilles. In Saksen-Anhalt gedogen de postcommunisten een SPD-minderheidsregering.

Hanno Harmisch, de woordvoerder van de PDS, beweert dat zijn partij gerekend volgens het aantal leden (90.000) de grootste en gerekend volgens het aantal stemmen de op één na grootste van Oost-Duitsland is. Bij de parlementsverkiezingen van vorig jaar raakte de PDS voor het eerst net boven de kiesdrempel van vijf procent: ze heeft in de Bundestag 35 verkozenen. Op 13 juni verwierf de partij, met 5,8 procent van de stemmen, zes zetels in het Europese parlement.

Tien jaar na de val van de Berlijnse Muur doen de erfgenamen van het communistische bestel in Duitsland het wonderlijk goed. Georgi Verbeeck, hoogleraar Duitse geschiedenis aan de universiteit van Leuven moet niet lang nadenken over de verklaring voor dit succes. “Het feit dat er in Duitsland een centrumlinkse regering aan de macht is, maakt dat er aan de linkerzijde van het politieke spectrum een behoorlijk potentieel aan proteststemmen te vinden is. Zeker nu de SPD onder Gerhard Schröder steeds meer naar het midden opschuift en een liberale middenstanderspartij aan het worden is. Daarnaast is de PDS de partij die de belangen behartigt van de Oost-Duitsers, de partij van de Ostalgie. De maatschappelijke malaise in de Oost-Duitse Länder is erg groot. Negen jaar na de Duitse eenmaking hinken de Ossis nog steeds achterop. In Oost-Duitsland is de werkloosheid beduidend hoger en liggen de lonen en de pensioenen veel lager dan in West-Duitsland. De ‘verliezers van de modernisering’ vormen het kiesvee bij uitstek van de PDS.”

MOEIZAME DOORBRAAK IN HET WESTEN

Maar wegen op het beleid van de nationale regering doet de PDS ondanks haar succes in het oosten volgens Verbeeck niet echt. “Bondskanselier Schröder heeft meer te stellen met de linkervleugel in zijn eigen partij: de strekking van Oskar Lafontaine, minister van Financiën en partijvoorzitter tot hij in maart plotseling ontslag nam uit protest tegen Schröders te ‘neoliberale’ beleidskoers. Traditioneel links in de SPD kan makkelijker voor brokken zorgen dan de PDS. Daarvoor blijft de partij te zeer verbonden met het communistische verleden (negentig procent van de PDS-leden was vroeger lid van de SED, nvdr) en te zeer gebonden aan de oostelijke deelstaten. Ze willen zich wel presenteren als een ’totaalpartij’ en ze doen pogingen om door te breken in het westen van het land. Maar dat stelt niet veel voor. In West-Duitsland zijn de communisten lang buiten de wet gesteld geweest. In de jaren zeventig werd het communisme er gelinkt aan het terrorisme van de Rote Armee Fraktion. Er is daar geen voedingsbodem voor een blijvend succes van de PDS.”

Maar wat heeft de PDS nog met communisme te maken? Hoe verhouden postcommunisten/ex-communisten zich precies tot het communisme (dat ze vaak vroeger zelf hebben aangehangen)? “De PDS is een partij met verschillende kaders”, zegt André Mommen, marxistisch politoloog verbonden aan de universiteit van Amsterdam. “De partij mikt op de linkse proteststemmen, op het kiezerspubliek van wat in andere landen ‘klein-links’ zou worden genoemd. Maar je vindt er ook nog steeds orthodoxe communisten. Je hebt bijvoorbeeld een Rosa Luxemburg-kring en een Marxistisch Platform binnen de PDS. Stalinistische principes worden niet meer gehuldigd, maar de partijteksten zijn marxistisch geïnspireerd.”

Volgens PDS-woordvoerder Harmisch kun je helemaal niet spreken over een continuïteit tussen de voormalige SED en de PDS. “Wij benaderen de vrije markt op een kritische manier maar zijn niet blind antikapitalistisch, wij zijn geen eenheidspartij in een eenpartijstaat, wij hebben veel jonge kiezers die het communisme enkel uit de geschiedenisboekjes kennen”, stelt hij. Zijn discours is dat van zeer vele ex-communisten uit het voormalige Oostblok: de communistische ideologie heeft hen nooit aangesproken, de partij was enkel een vehikel om de staat te besturen – wie geïnteresseerd was in beleidsvoering, werd lid. Je kunt het vergelijken met de hoogtijdagen van de CVP in België.

HET DILEMMA: REGERINGSDEELNAME

Zijn er dan alleen aan de westelijke kant van de gesloopte Muur nog communisten die hun naam met trots dragen?

Van de West-Europese communistische partijen zijn de Franse en de Italiaanse wellicht ooit de machtigste geweest. Hoe stellen ze het vandaag? Toeval of niet, in Frankrijk en Italië zitten de communisten momenteel in de regering. De Parti Communiste Française (PCF) maakt deel uit van la gauche plurielle, de regeringscoalitie van socialisten, groenen en communisten onder leiding van de socialist Lionel Jospin. Ze beschikken over drie ministerportefeuilles: Jeugd en Sport, Vervoer en Toerisme. Bij de laatste parlementsverkiezingen (1997) behaalde de PCF 10,24 procent van de stemmen.

In Italië leveren de Communisti Italiani van Armando Cossuta de minister van Justitie en een staatssecretaris aan de progressieve Olijfboomcoalitie van premier Massimo D’Alema. Samen met de Rifondazione Communista van Bertinotti hebben de Communisti van Cossuta 6 à 8 procent van de Italiaanse kiezers achter zich.

Dat de PCF een regeringspartij is, heeft haar voorzitter Robert Hue niet belet eerder deze maand in Parijs een grote betoging op de been te brengen om een beter werkgelegenheidsbeleid te eisen. “De manifestatie was niet tegen de regering gericht, maar tegen de grote ondernemers die geen inspanningen leveren voor het creëren van banen”, klinkt het flauwtjes op het hoofdkwartier van de PCF. Maar de boodschap is door velen anders begrepen. De Franse communisten hebben één grote angst: opnieuw doodgeknuffeld worden in de regering, zoals hen overkwam toen ze begin jaren tachtig op verzoek van toenmalig president François Mitterrand een coalitie vormden met de socialisten – die op hun eentje al de meerderheid hadden.

“De Franse communisten zitten in de regering, maar ze hebben eigenlijk gekozen voor de sociale beweging, het sociale protest”, verklaart Mommen de dubbelzinnige houding van de partij. “Ze kunnen het niet maken om uit de regering te stappen en dus zelf de macht te verliezen én de linkse meerderheid kapot te maken. Maar hun maatschappelijke achterban steunt deze regering niet van harte. Ze staan voor een onoplosbaar dilemma: ze kunnen niet volledig binnen de regering functioneren en ze kunnen er niet buiten gaan staan.”

TWIJFEL IN DE KOP

De ambigue situatie waarin de partij verzeild is, maakt dat haar ideologisch profiel op dit ogenblik niet erg duidelijk is, vindt Mommen. “De partij heeft lang de naam gehad de meest stalinistische te zijn – samen met de Portugese – van alle West-Europese communistische partijen. De harde lijn die voorzitter Georges Marchais zelfs na de val van de Muur bleef aanhouden, heeft vele hervormingsgezinden weggejaagd. De electorale neergang van de partij in de jaren tachtig – van twintig procent, naar tien, naar acht, naar zes procent – spreekt voor zich. Bij zulke resultaten krijgen intellectuelen twijfel in de kop: ze geloven niet langer meer in de relevantie van het project.”

In 1994 nam Robert Hue het roer van Marchais over. “Bij zijn aantreden had Hue weinig profiel”, aldus Mommen. “Hij behoorde tot een jongere, naoorlogse generatie. Hij is opgegroeid binnen het communisme, maar behoorde als verpleger niet tot de gestaalde kaders van industriearbeiders, mijnwerkers, treinconducteurs, die vroeger de voorkeur genoten. Hij pakt de heroriëntering van de partij, la mutation zoals de Fransen het noemen, heel geleidelijk aan.” Volgens waarnemers is de sfeer in de partij de voorbije jaren volledig veranderd: men leeft niet langer onder de knoet van de partijleiding, meningsverschillen worden niet meer bestraft. Onlangs werd zelfs beslist de personen die door de stalinistische hardliners uit de partij gezet waren, opnieuw de hand te reiken. Vele ‘bannelingen’ vonden het daarvoor rijkelijk laat.

Momenteel wordt er keihard gewerkt aan de voorbereiding van het XXXste partijcongres, dat in maart 2000 plaatsvindt: daarop zullen de positie, de werking en de strategieën van de partij grondig worden herbekeken – een moeilijke evenwichtsoefening voor een partij die deel uitmaakt van de regering.

De Italiaanse communisten hebben met hetzelfde probleem moeten afrekenen als hun Franse kameraden. In Italië heeft het geleid tot een nieuwe splitsing van de partij. Mommen: “Bij het aantreden van de nieuwe Olijfboomregering vorig jaar wilde een grote groep van Rifondazione Communista de coalitie niet langer steunen: de stroming van Bertinotti, de syndicale vleugel van de partij, wilde zich niet meer ‘compromitteren’. Daarop heeft de oude stalinistische stroming van ‘Moskougezinden’ zich onder leiding van Armando Cossuta afgescheurd. Ze hebben de Communisti Italiani gevormd en zijn toegetreden tot de regering. Cossuta en de zijnen zijn nog steeds dogmatische communisten maar ze zijn tactisch onderlegd. Ze weten welke prijs ze kunnen vragen voor hun steun aan de regeringsmeerderheid. Terwijl de beweging rond Bertinotti meer een compromisloze protestbeweging is die houdt van ordewoorden als ‘staken tot de finish’. Je zou ze kunnen vergelijken met de PvdA in België.”

MARX WORDT NIET MEER GECITEERD

Het gekissebis tussen de verschillende fracties Italiaanse communisten over het wel of niet steunen is des te opmerkelijker als je bedenkt dat de grootste regeringspartij, de PDS, ex-communistisch is. Tien jaar geleden vormden Rifondazione, de Communisti Italiani én de PDS nog de ene, grote PCI, die tussen 25 en 30 procent van de Italiaanse kiezers achter zich had. “Maar de PDS heeft al lang alle essentie van marxisme en leninisme achter zich gelaten”, aldus Mommen. “Ze zijn nog wel trouw aan hun geschiedenis en aan de charismatische Gramsci, de grondlegger van het Italiaanse marxisme. Maar de partij zal nu Marx niet meer citeren. De PDS is een volwaardig sociaal-democratische partij geworden, die streeft naar een rechtvaardige samenleving, niet meer naar een klassenloze maatschappij.”

Erg veel opleveren doet de regeringsdeelname de communisten niet, oordeelt Mommen. “Noch de Fransen noch de Italianen wegen op hun regeringen. Ze hebben veeleer een getuigenisrol. Ze kunnen de regering aanmanen om bepaalde maatregelen uit te stellen, niet om ze af te stellen. Ze zijn bijvoorbeeld niet in staat de privatiseringen tegen te houden. Ze kunnen maatregelen ook bijsturen, maar vaak blijft het bij een kosmetische operatie. Ze vormen een beetje een windscherm waarachter hun kiezers beschutting kunnen vinden tegen al te drastische regeringsplannen. Maar tegelijkertijd worden ze gebruikt om hun achterban het regeringsbeleid te doen aanvaarden en appreciëren. Maar de kern van de zaak blijft dat ze gedwongen worden met twee monden te praten, waarbij ze hun kiezers vaak moeten overtuigen van compromissen waar ze zelf toe gedwongen zijn.”

Veel beterschap ziet Mommen in de toekomst niet optreden. Communistische partijen lijken hem nauwelijks nog levensvatbaar: “Eén. Er is geen internationale communistische beweging meer zoals vroeger. Twee. Er is geen communistisch centrum meer dat als referentiepunt kan worden gebruikt. En drie. De communisten hebben geen mobiliserend project meer. Ze zijn in het defensief gedrongen.”

Waarom Mommen zichzelf dan marxist blijft noemen? “Dat je marxist bent, hoeft niet te betekenen dat je ook communist bent. Het marxisme is nog steeds een heel waardevolle analytische methode om de werkelijkheid van vandaag te analyseren, te becommentariëren, aan te geven welke strategieën lonend zijn en welke niet. Vanuit het marxisme kun je een analyse maken van het proces van de globalisatie, of kun je onderzoeken waarom het communisme in Oost-Europa heeft gefaald. Het is natuurlijk niet alleen een kwestie van de maatschapij te verklaren, je moet ze ook veranderen, zoals Marx zelf zei. Maar daarvoor liggen geen blauwdrukken klaar. Marx hield zich niet bezig met de toekomstige samenleving. Het is een veel gebruikt dooddoenertje, maar het is wel juist.”

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content