Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

De Kroonraad van Knack bestaat uit Mark Eyskens, Paul Muys, Jacques Rogge en Etienne Vermeersch. Hij wordt geraadpleegd over uitzonderlijke omstandigheden.

Mijnheer Vermeersch, ook deze week vragen gerechtelijke zaken enige aandacht. Zoals het proces-Laplasse, met de vraag tot vrijspraak in het rekwisitoor van auditeur-generaal Luc De Vidts.

ETIENNE VERMEERSCH : Ik heb gemengde gevoelens over dat proces. Het is algemeen bekend dat er in de repressie zware fouten gemaakt zijn, en dat moet op een of andere manier maar eens duidelijk en publiek worden toegegeven. Aan de andere kant is het grote gevaar dat het proces politiek wordt uitgebuit, en dat is niet de serene sfeer die eigenlijk nodig is. Ik verduidelijk mijn visie.

Het uitgangspunt moet zijn dat er, etisch gezien, geen enkel ekskuus was om mee te doen met de nazi’s, zeker niet voor intellektuelen die een boek of een krant konden lezen en in staat waren om te zien wat er gebeurde. Je hoort soms argumenten in de trend van : de koncentratiekampen waren pas bekend na de oorlog. Dat zijn valse argumenten. De vervolging van de joden was al vóór de oorlog voor iedereen duidelijk. Wie “Mein Kampf” gelezen had, wist zeer goed wat de bedoelingen van Hitler waren, en zeker vanaf de Kristallnacht in 1938 kon niemand nog negeren dat de nazi’s op weg waren naar een verregaande vervolging van de joden. Dat is één punt.

Het andere punt is dat de repressie overdreven en inhumaan geweest is. Het is erg dat gerechtelijke instanties sommige auditeurs en voorzitters, bijvoorbeeld zich gedragen hebben op een manier die de westerse beschaving onwaardig was. De notie van een eerlijk proces, a fair trial, die toch sinds de Verlichting een basisnotie zou moeten zijn, werd in een aantal gevallen niet gerespekteerd. Een al te groot gedeelte van de Belgische justitie is in de krijgsraden en -hoven van kort na de oorlog zwaar in de fout gegaan. Er is ooit gesproken van “une justice de roi nègre”, maar dat vind ik een belediging voor die negerkoningen, die zich normaal gezien nog aan hun eigen procedures hielden. Tegen die misdragingen hebben ook de vooraanstaanden van die tijd onvoldoende geprotesteerd.

Ik vind dus dat de herziening van het proces-Irma Laplasse zin heeft, op voorwaarde dat in essentie die twee punten naar voren worden gebracht : Irma Laplasse en haar familie hadden geen ekskuus voor hun nazi-sympatieën, de juristen van het krijgsgerecht hadden geen ekskuus voor hun manier van handelen, en de ministers die dergelijke doodstraffen hebben laten uitvoeren hadden evenmin een ekskuus.

In feite heeft de auditeur dat in zijn rekwisitoor al toegegeven. Maar van januari af dreigt het proces te verzanden in een potsierlijke optocht van getuigen en tegen-getuigen.

VERMEERSCH : Daarom heb ik gemengde gevoelens. Een vrijspraak van Irma Laplassse, wat betekent dat ? Ik weet uiteraard niet of haar gesprekken met die Duitse soldaten de aanleiding geweest zijn tot de aanval op de verzetsleden. Zelfs als het zo was, zijn er verzachtende omstandigheden : een moeder die vraagt om haar zoon te gaan bevrijden, dat is toch nog iets anders dan iemand die uit boosaardigheid een ander bij de vijand gaat verraden. De doodstraf voor Laplasse was hoe dan ook verkeerd. Maar voor de nazi-gezindheid van haar en haar familie, zijn er geen ekskuzes. Haar nu vrijspreken, zou de indruk wekken dat er niets aan de hand is geweest, en dat vind ik evenmin terecht.

Hetzelfde geldt voor het proces tegen Leo Vindevogel. Ik heb dat altijd al beschouwd als het prototype van een onrechtvaardig proces. Vindevogel is ten onrechte ter dood veroordeeld. Maar dat is nog geen reden om te zeggen : Vindevogel was een volledig onschuldig mens. Hij was nazi-gezind en is daarvoor uitgekomen, in een periode waarin hij moest weten dat de Duitse regering, waar hij mee te doen had, misdadig was. Maar hoe dat met een herziening van een proces duidelijk maken ? Aangezien er noch voor Laplasse noch voor Vindevogel sprake was van een eerlijk proces, zou je ze in feite moeten vrijspreken. Maar omdat daar de verkeerde konklusies uit getrokken kunnen worden, heb ik het er toch moeilijk mee.

Jacques Velu, de prokureur-generaal van kassatie, heeft ook weer van zich laten horen. Onder meer met een brief aan minister De Clerck waarin hij protesteert tegen de opdracht aan twee professoren om het Bende-onderzoek te evalueren.

VERMEERSCH : Na zijn optreden in de zaak-Claes verwondert dat me eigenlijk niet. Het toont aan dat er nogal wat schort aan de zin voor fundamentele rechtsbeginselen bij hoge instanties. En wat moeten we konkluderen uit die brief, die mede ondertekend werd door Oscar Stranard, de eerste-voorzitter van het hof van kassatie ? Als het klopt wat in de pers verschenen is, zegt de voorzitter aan de minister dat door de aanstelling van die twee professoren het onderzoeksgeheim in het gedrang komt. Maar daardoor suggereert hij van vooraf aan dat elk mogelijk proces tegen de daders van de Bende-moorden juridisch op losse schroeven staat. Als er ooit zo een proces komt, weet iedere advokaat nu al dat hij bij kassatie bijna zeker gelijk zal krijgen. Dat is toch ongehoord. Het hof van kassatie wordt geacht om pas in laatste instantie, op het einde van de juridische ketting, een uitspraak te doen maar men heeft zich nu al, vóór de eerste instantie, verbrand.

Minister De Clerck was dan ook niet erg opgezet met de demarche van de beide magistraten.

VERMEERSCH : Ik vind dat minister De Clerck blijk heeft gegeven van een helder inzicht en van grote moed. In het colloquium in de senaat over de verhouding pers-gerecht, heeft hij bovendien getoond dat hij kan luisteren. Op bepaalde punten heeft hij vroegere standpunten gewijzigd onder invloed van wat hij daar in de debatten heeft gehoord. Ook dat is positief.

Wat verwacht u van het onderzoek van Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten. Hebben zij voldoende bevoegdheden ? Bij het gerecht zullen ze niet al te welkom zijn, en kamervoorzitter Raymond Langendries weigert hen inzage in de verslagen van de Bende-kommissie.

VERMEERSCH : Ik denk dat het zuiverder zou geweest zijn, mocht dit initiatief niet van de minister, maar vanuit de kamer gekomen zijn. Als er betwisting is tussen de uitvoerende en de rechterlijke macht, moeten kamer en senaat beschouwd worden als de uiting van de wil van het volk, en die is de grondslag van alle macht. Zo kan, bijvoorbeeld, alleen de wil van het volk de grondwet veranderen, in welbepaalde omstandigheden en na een biezondere volgens mij verstandig uitgedokterde procedure.

De professoren zullen het inderdaad niet makkelijk hebben. Maar aan de andere kant heeft de parlementskommissie, met meer bevoegdheden, ook niet het onderste uit de kan gehaald. Er hebben zich ook voor de Bende-kommissie magistraten achter het beroepsgeheim verscholen. Ik vind dat onaanvaardbaar. Het parlement heeft het recht een zaak ten gronde uit te spitten en niemand mag zich daaraan onttrekken. Misschien botsen de twee professoren tegen gesloten deuren, maar dat geeft hen de kans om te detekteren waar zaken afgeremd zijn, en mogelijk ook waarom. En dan staan we toch een eind verder dan nu.

Etisch-politiek steun ik dus het initiatief van De Clerck, juridisch is er misschien betwisting mogelijk, tenminste als je er van uit gaat dat het ooit nog tot een proces tegen de Bende van Nijvel komt. In dat geval is voorzichtigheid geboden met de procedures van het gerechtelijk onderzoek.

Jacques Velu pleitte er in het senaatscolloquium onder meer voor om persdelikten door de korrektionele rechtbank te laten behandelen. In feite pleitte hij voor het aan banden leggen van de pers.

VERMEERSCH : Er zijn ongetwijfeld zaken die moeten kunnen bestraft worden indien ze werkelijk schade berokkenen. Bijvoorbeeld : laster. Er kan over gepraat worden om dat, wanneer het geen publieke personen betreft, korrektioneel te laten behandelen. Maar er moet een absolute bescherming zijn van het recht van de journalist om vrijuit te schrijven over alles wat te maken heeft met het openbaar leven, om daarover zijn bronnen vrij te kunnen opzoeken en ze nadien ook geheim te houden. Uitzondering gemaakt voor gevallen waarin dat laatste een risico op nieuwe misdaden inhoudt. Wat het uitlekken van onderzoeksgeheimen betreft, moet het gerecht maar in eigen rangen uitzoeken wie zich daaraan schuldig maakt. Toegeven aan de eisen van Velu zou een onaanvaardbare aantasting van de persvrijheid tot gevolg hebben.

Ik vind wel dat de groep van journalisten moet nadenken over waar de grenzen liggen. Daaruit kan een erekode ontstaan, of een “louter advizerende” deontologische raad, zonder dat daar andere sancties dan afkeuring aan verbonden mogen zijn.

Nog in verband met justitie was er de speech van CVP-voorzitter Johan Van Hecke op de vijftigste verjaardag van zijn partij. Hij wil komaf maken met politieke benoemingen, ondermeer in de magistratuur.

VERMEERSCH : Ik ben niet a priori tegen alle politieke benoemingen in de magistratuur. Eerlijk gezegd, heb ik liever benoemingen door minister De Clerck dan door prokureur-generaal Velu. Het is gevaarlijk indien benoemingen en promoties alleen van binnenin worden bepaald. In de magistratuur ontstaat dan een struktuur van rechtsinstanties die elkaar benoemen, en dat leidt onvermijdelijk tot een konservatief systeem waarbij nieuwe ideeën twintig jaar nodig hebben om de top te bereiken. Neem problemen als abortus of eutanasie : als je een magistratuur hebt die stamt uit een periode waarin abortus afschuwelijk werd gevonden, duurt het jaren vooraleer er hoge magistraten komen die daarover misschien een andere opinie hebben. De politiek moet ervoor zorgen dat nieuwe ideeën vroeger kunnen doorstromen. Voor de bevorderingen op de hogere niveaus moet er daarom een politieke inbreng zijn.

In het algemeen vind ik dat er een formule moet worden uitgewerkt waarbij er een kontrole is op de werkkracht van de magistraten en op de kwaliteit van hun vonnissen. Bijvoorbeeld, door een kommissie van magistraten en universiteitsprofessoren. Als er dan een groepje “gepreselekteerden” overblijft, moeten de politiek verantwoordelijken de definitieve keuze maken. Dat mag natuurlijk geen vriendjespolitiek worden, maar een regering moet, via haar minister van Justitie, kunnen zeggen : ik wens op die plaats iemand te hebben die een vervolgingspolitiek toepast die het parlement of de regering wensen. De politiek moet richtinggevend zijn voor de klemtonen die de rechtbanken moeten leggen. Bijvoorbeeld : meer koncentreren op milieudelikten dan op “zedenschennis”. In de Verenigde Staten benoemt de president, na kontrole door de senaat, de rechters van het hoog gerechtshof. En gelukkig hebben sommige demokratische presidenten er in het verleden op deze manier voor kunnen zorgen dat er een frisse wind kon waaien door dat hoog gerechtshof. In Duitsland is dat niet het geval. Daar kunnen een paar oude dames en heren van het grondwettelijk hof in Karlsruhe wetten van het parlement tegenhouden. Dat is de omgekeerde wereld natuurlijk.

Laten we het jaar afsluiten met het belangrijkste internationale tema van 1995 : Bosnië. Het vredesakkoord is de voorbije week plechtig ondertekend in Parijs. Met alweer Bill Clinton onder de spots.

VERMEERSCH : Ik vind Clinton nu al de grootste president van de Verenigde Staten sinds Franklin Roosevelt. Ik heb een grote bewondering voor wat die man tot nu toe al gerealizeerd heeft, ondanks een ontzaglijke tegenwerking van het kongres, dat niet alleen Republikeins is maar bovendien rechts-Republikeins. Hij heeft eerder al een oplossing gevonden voor de kwestie Haïti. En nadat de Europeanen en de Verenigde Naties zich hopeloos belachelijk hebben gemaakt in ex-Joegoslavië, heeft Clinton de nodige stappen gezet en voorlopig lijkt dat met sukses te zijn. Ik vind dat een grote prestatie. Als je in konflikten zoals in Bosnië iets wil bereiken, moet je aantonen wie de baas is en indien nodig het ook ter plekke gaan bewijzen. Clinton heeft daarbij uiteraard ook ekonomische middelen aangewend. Dat heeft hij ook gedaan om een toenadering tussen Israël en de Palestijnen tot stand te brengen. En op dit moment is Warren Christopher aan de gang om de vredesbesprekingen tussen Israël en Syrië op gang te trekken. Ik vind dat de rol van Clinton in al die zaken superieur is. En of dat nu voor zijn eigen herverkiezing is of niet, dat interesseert mij niet. Ik kijk alleen naar wat hij “feitelijk” voor mekaar brengt.

Wat het Dayton-akkoord in de praktijk zal opleveren, moeten we afwachten. De situatie in ex-Joegoslavië is zo complex en zo verschrikkelijk verziekt, dat het uitermate moeilijk zal zijn om dat akkoord op lange termijn in een echte vrede om te zetten. En of alle bepalingen in het akkoord ook rechtvaardig zijn, tja… een rechtvaardige vrede is daar gewoon niet meer mogelijk, na al wat gebeurd is. Geen mens kan uitleggen wat in die kontekst nog rechtvaardig is. Maar de Amerikanen doen in elk geval een poging om het geweld te stoppen, en ze doen dat op een formidabele manier.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content