Hubert van Humbeeck

Met de ?Gemeenschappelijke Intentieverklaring tussen de Actoren van Justitie” en andere initiatieven, zet minister Stefaan De Clerck (CVP) justitie wel degelijk op een nieuw spoor. Een vraaggesprek.

MET grote wrevel las justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) vorige week woensdag dat dit blad met stellige zekerheid schreef dat hij ’s anderendaags het al lang aangekondigde pact zou ondertekenen met de vertegenwoordigers van de advocatuur, de magistratuur, de griffiers, de secretarissen en het personeel van hoven en rechtbanken. De minister vreesde duidelijk dat het bericht de betrokken ?actoren van justitie” zou irriteren. Want zo gevoelig liggen de zaken tegenwoordig wel.

’s Anderendaags werd de ?Gemeenschappelijke Intentieverklaring tussen de Actoren van Justitie” toch plechtig ondertekend, waarmee de betrokken partijen justitie inderdaad op nieuwe sporen zetten. Het pact, dat hier vorige week uitvoerig werd toegelicht, houdt namelijk enorme beloften in : zowel voor de rechtsbedelers als voor de rechtzoekenden. Al zal de concretizering van al die plannen nog veel goede wil vergen ; niet in het minst van de magistraten zelf. Daarom past de vraag aan Stefaan De Clerck of hij, na alle incidenten van de voorbije weken, de goodwill van de magistratuur niet in twijfel trekt. Het lijkt wel alsof sommige hogere magistraten, op de vooravond van soms revolutionaire hervormingen, de minister van Justitie een halt toeriepen.

STEFAAN DE CLERCK : Het is fout te vermoeden dat een aantal reacties, die elkaar inderdaad opvolgden, daarom ook georchestreerd waren. Ik ben er bij mijn aantreden direct ingevlogen, en het is dus normaal dat het gerechtelijk apparaat op verschillende plaatsen tegelijk reageert. Dat is maar goed ook. Het bewijst dat er, mede door wat het regeerakoord over justitie vooropstelt, een nieuwe dynamiek op gang komt. Er tekent zich zelfs een trendbreuk af. Het statische gezagsdepartement, dat te dikwijls door verstarde hiërarchieën en tradities wordt gekenmerkt, kwam de voorbije jaren dermate onder interne en externe druk te staan, dat zoiets tot grondverschuivingen moest leiden. Precies daarmee word ik nu geconfronteerd. Mijn leeftijd en mijn temperament zetten mij ertoe aan om die bewegingen niet te ontwijken. Integendeel. Zij brengen vernieuwing. De nieuwe justitie denkt horizontaler, zondert zich niet af, is alerter, legt meer verantwoording af voor wat zij doet en bewijst dat zij effectief onvervangbaar blijft. Zij moet die rol echter anders vertolken, zeker tegenover de buitenwereld en de media.

Dan kunnen bepaalde reacties van sommige hogere magistraten toch wel reactionnair worden genoemd ?

DE CLERCK : Mede door de objectivering van benoemingen en bevorderingen, treden jongere magistraten aan die een en ander in beweging brengen en zo reacties uitlokken. Het gaat dus niet zozeer om mogelijke wrijvingen tussen de magistratuur en de minister van Justitie. Het gaat om een verschil in aanpak. Bepaalde magistraten delen die niet noodzakelijk met anderen, maar wel met mij. Dat is hoopgevend, maar we moeten die vernieuwing wel in goede banen leiden.

Als het Hof van Cassatie in verenigde kamers protesteert tegen een politieke beslissing, zoals de aanstelling van de Leuvense professoren Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten om het dossier van de Bende van Nijvel door te lichten, dan kan dat als een vreselijke blaam voor de minister van Justitie overkomen. Persoonlijk vind ik dat Cassatie er op 21 december goed aan deed haar visie te vertolken in een déclaration solenelle. Temeer omdat het Hof daarna akkoord ging met een methode, waardoor de professoren wel degelijk met haar steun aan de slag konden. Is dat niet schitterend ?

Overigens zat niet de reactie van een aantal magistraten mij dwars, maar wel die van sommige politici, die vooral vanuit de oppositie ineens op de meest conservatieve theorieën over de scheiding van de machten terugvallen. Als dat de politiek is die gevoerd gaat worden, dan zullen er nog problemen rijzen : niet tussen de minister en de magistratuur maar tussen politici onder elkaar.

U hebt dus niet de indruk dat u met uw rug tegen de muur staat, met een lege doos in de handen ?

DE CLERCK : Helemaal niet. Het was mijn bedoeling om, zelfs ongeacht het geïntensifieerd gerechtelijk onderzoek, het Bende-dossier ook eens vanuit een wetenschappelijke hoek te laten bekijken. Welnu, de twee professoren zijn al aan het werk en werden aangesteld in een perfecte samenspraak tussen het college van procureurs-generaal en mijzelf. En ik ben nog altijd blij dat zoiets kan. Het belooft ook veel goeds, in het licht van andere aangelegenheden die op ons afkomen. Want zelfs de beste structuren kunnen niet zonder de mensen die ze draaiende moeten houden.

U hebt de voorbije acht maanden zoveel brandjes moeten blussen, dat u nauwelijks tijd over had om justitie structureel aan te pakken. Het pact, dat nu de ?Gemeenschappelijke Intentieverklaring tussen de Actoren van Justitie” heet, staat of valt grotendeels met de goodwill van de magistratuur.

DE CLERCK : Ondanks alle brandjes, zoals u dat noemt, heb ik me aan de uitgezette koers gehouden. Bovendien is er intussen wel een aantal structureel belangrijke initiatieven genomen. Ik denk daarbij aan de goedkeuring van mijn beleidsnota in Kamer en Senaat, de pacificatie van de verhitte verhoudingen tussen pers en gerecht, de praktische wijzigingen aan bepaalde wetten zoals die over de persoonlijke levenssfeer, de reservering van dertien à vijftien miljard frank voor de huisvesting van hoven en rechtbanken, en andere initiatieven meer.

Toch hebben we daarnaast de vier grote uitdagingen waarvoor wij nu staan niet uit het oog verloren. Ten eerste moeten wij ervoor zorgen dat procesvoerende partijen vlugger een eindvonnis of een arrest bekomen. Ten tweede moet het strafrechtelijk beleid onderbouwd en éénvormig worden. Daarvoor krijgt het college van procureurs-generaal weldra een wettelijk statuut. Ten derde moeten wij de hele civiel- en commerciëelrechterlijke materie aanpakken. In dit verband zijn wij in de Commissie voor Handelsrecht van de Kamer sinds geruime tijd de hervorming van de faillissementswetgeving aan het bespreken. Is er een actueler thema dan dat ? Ten vierde is er de hele problematiek van de straftoemeting, de strafuitvoering en het gevangenisbeleid, waarover alweer fundamentele hervormingen in de maak zijn.

Justitie moet opnieuw de faam verwerven een kader te bieden waarin iedereen terecht kan, en waarin gerechtigheid heerst. Omdat veel magistraten, hun medewerkers, mijn kabinet en ikzelf daar dagelijks voor knokken, kunnen wij ook elke dag wel eens op een foutje betrapt worden. Ofwel laat ik mij door die gedachte afschrikken, hou ik mij gedeisd en overleef ook ik gedurende enkele jaren als minister van Justitie. Ofwel proberen wij, met vallen en opstaan, met blutsen en builen, justitie vooruit te helpen.

Die blutsen en builen kunnen ook pijn doen.

DE CLERCK : Ik denk dat ik de klappen beter nu krijg dan op het einde van de rit. Maar ik geef grif toe dat ze soms pijn deden, zeker omdat sommige aanvaringen zeker niet aan fouten te wijten waren.

Het was niet verkeerd om de professoren aan te stellen. Wat is er belangrijker ? Dat ik een buil oploop of dat het Bende-onderzoek doorgelicht wordt ?

Mijn vraag tot uitwijzing van de Basken liet mij een ander blauwtje lopen. Maar wat kon ik anders doen met zo’n vraag tot uitlevering en gelet op de moorden, waarvoor de Baskische ETA in een medelidstaat van de Europese Unie verantwoordelijk is ?

Was het zo dramatisch een eerste-voorzitter van een Hof van Beroep, in zijn hoedanigheid van korpschef aan te schrijven, als het regeerakkoord en de korpschefs zelf aandringen op meer verantwoordelijkheid op het vlak van de gang van zaken in de hoven en rechtbanken ? Integendeel, in de toekomst zal ook met de eerste-voorzitters veel nauwer samengewerkt worden. Iets wat dus op zichzelf niet fout is, wordt toch zo uitgelegd.

Wordt u daardoor voorzichtiger ?

DE CLERCK : Laten we zeggen dat de motor op volle toeren draait, dat de wielen hun vrije loop hebben, dat ik mij niet laat afleiden maar dat ik voorzichtiger word in de bochten. U mag ook niet onderschatten wat het betekent om zonder de ervaring van een staatssecretaris of minister van de ene dag op de andere een betrouwbaar kabinet samen te stellen, verantwoordelijk te zijn voor een departement als Justitie en het aan een hoog ritme te leiden. In januari vorig jaar was ik gedurende drie weken op studiereis in de Verenigde Staten ; ik hebt mij daar voor niks anders dan telecommunicatie en cultuur geïnteresseerd. Als jurist heb ik justitie toen zelfs geen blik gegund.

En vijf maanden later was u minister van Justitie.

DE CLERCK : Met het voordeel dat ik geen krokodil van justitie ben en dat ik even makkelijk praat over de bedrijfsmatige, architectonische en algemeen maatschappelijke aspecten van het gerecht als over de louter tekstuele kanten ervan. Dit is een stuk van mijn vrijheid. Al word ik elke dag opnieuw geconfronteerd met tradities en mensen, die functies bekleden omwille van hun anciëniteit en voor wie die cursus honorum alles in hun leven betekent. Daar moet ik, als vroeger advocaat, opnieuw leren mee leven. Magistraten hebben nu eenmaal een bepaalde roeping en gedragen zich als visceraal onafhankelijke wezens, zij het binnen het kader van de justitie. Zo’n onafhankelijkheid kan evenzeer tot dynamiek als tot verstarring leiden. Daarom gaan wij de loopbaan van de magistraat flexibeler maken, permanente vorming invoeren en telecommunicatie ter beschikking stellen om de magistratuur ook letterlijk op de buitenwereld aan te sluiten. De magistratuur is nog altijd een van de meest gekwalificeerde en intellectueel meest actieve groepen in de samenleving. Omdat velen smachten naar vernieuwing, hoop ik dat ik hen daarbij kan helpen en dat mijn enthousiasme zelfs aanstekelijk werkt.

Hebt u daarom het pact, dat in het regeerakkoord slechts heel even vermeld wordt met het oog op de begroting van 1998, nu al afgesloten ?

DE CLERCK : Ik heb de Gemeenschappelijke Intentieverklaring tussen de Actoren van Justitie bewust al onderhandeld omdat in hetzelfde regeerakkoord een aantal punten staan, die via dat pact kunnen gerealiseerd worden. Bijvoorbeeld de modernisering, het wegwerken van de gerechtelijke achterstand, het indijken van procedure- en rechtsmisbruik en zo meer.

Voorts brengt onze intentieverklaring werkgroepen, methode, timing en expertise aan. Ik ben liever een spelverdeler dan een tribunespeler. Het zal trouwens nog zo prettig, efficiënt en duurzaam zijn als wij met zijn allen advocaten, magistraten, griffiers, secretarissen en bedienden op het veld staan en als iedereen, dank zij die gezamelijke inzet, kan scoren. Hier spreekt wellicht de basketbalspeler in mij.

Het is bovendien essentiëel dat de actoren van de justitie nu verplicht worden zich te organiseren. De magistratuur heeft een Federale Adviesraad nodig, de griffiers en secretarissen ook. Terwijl ik van mijn kant niet vooruit kan zonder representatieve gesprekspartners, zowel voor de organisatorische als voor de sociale aspecten.

Staat u niet zwak omdat u de actoren van justitie vooraf niet liet doorlichten ?

DE CLERCK : Vergeet niet dat de informatisering ons stilaan een kwantitatief beeld geeft van wat in hoven en rechtbanken gebeurt. Inhoudelijk zijn de problemen, na zoveel enquêtes, studies, congressen en publicaties, intussen ook voldoende bekend om niet nog eens maanden te besteden aan een globale doorlichting. Niets belet ons evenwel om bepaalde probleemgebieden apart door te lichten.

SP-Kamerlid Renaat Landuyt, die onder meer op een algehele audit blijft aandringen, stuurde u vorige week via de pers een ultimatum. Ziet u zijn optreden als een solonummer of als een signaal van de coalitiepartner om tegen midden april een aantal wetsontwerpen voor te leggen.

DE CLERCK : Ik was aangenaam verrast door de steun die ik in eigen rangen en van de SP ook van Kamerlid Landuyt mocht ervaren, toen heel wat politici en waarnemers mij ten onrechte begonnen te beschimpen. Anderzijds heb ik er geen moeite mee als iemand mij eraan herinnert dat de klok loopt. Ik kan dat ritme wel aan. In verband met die audit zou Renaat Landuyt beter dan om het even wie moeten weten dat de problemen van justitie sinds jaar en dag bekend en in kaart gebracht zijn.

Hij blijft ook aansturen op een discussie over de opdracht van de vijf procureurs-generaal en hun verantwoordingsplicht tegenover de regering en het parlement.

DE CLERCK : Ik weet dat dit voor de SP een belangrijk punt is en dat het regeerakkoord daarover de minister van Justitie een groter gezag over het college van procureurs-generaal wil geven. Ik heb hoe dan ook een belangrijke brugfunctie tussen de justitie en de politiek. En het klopt dat er problemen kunnen rijzen, als die dialoog niet vlot wanneer wij het college van procureurs-generaal institutionaliseren om precies een eenvormiger strafrechtelijk beleid te bewerkstelligen. Dat ligt des te gevoelig omdat wij hier een van de hoofdzenuwen, indien niet de achillespees van de rechtstaat raken.

Uiteindelijk draait alles rond dat ene zinnetje in het regeerakkoord waarin staat dat het college ?onder het gezag en de leiding van de minister” het strafrechtelijk beleid bepaalt. De SP wil zeer ver gaan in dat leidinggeven en van de procureurs-generaal desnoods een soort commissarissen van de regering maken. De CVP wil het niet zo ver doortrekken.

DE CLERCK : Het zou wel eens kunnen dat hier een vals debat gevoerd wordt. De politieke besluitvormers moeten inderdaad ook het beleid van Justitie bepalen, zoals zij dat voor andere departementen doen. In verband met Justitie houdt dat ook het uitstippelen van een strafrechtelijk beleid in. Dat zal niemand betwisten. Als de vijf procureurs-generaal bij de respectieve Hoven van Beroep dan binnen het hervormde college niet alleen verantwoordelijk zijn voor hun ressort maar ook voor bepaalde strafrechtelijke materies in het hele land, is het nogal evident dat zij bij het uitstippelen van dat strafrechtelijk beleid betrokken worden ; zelfs indien de politiek primeert. Maar dat laatste betekent niet dat een regering of een parlementaire meerderheid de procureurs-generaal kan dicteren wat zij op elk ogenblik moeten doen. Precies daarom zal de minister van Justitie een belangrijke scharnierfunctie hebben.

Los daarvan staat dan nog de toepassing van die strafrechtelijke politiek in individuele dossiers. Het kan nooit de bedoeling zijn dat het parlement, de regering of de minister van Justitie in elk individueel dossier zou beslissen wanneer de strafvervolging al dan niet wordt ingesteld.

Welke is dan de rol van de minister van Justitie in dat college ? Beslissen de procureurs-generaal bij consensus of bij gewone meerderheid ? En wanneer heeft de minister het laatste woord ?

DE CLERCK : De politiek is verantwoordelijk voor het justitiebeleid, het strafrechtelijk beleid inbegrepen. De politiek moet dus de middelen hebben om die verantwoordelijkheid waar te maken. Het gezag van de minister sluit echter geen discussie en afspraken uit. Bovendien behoudt hij het zogeheten positief injunctierecht waarbij hij, via de procureurs-generaal, kan eisen dat bepaalde misdrijven onderzocht worden en de daders ervan vervolgd, mocht het openbaar ministerie in gebreke blijven. Is het dan niet ijdel om een semantische discussie aan te wakkeren over de inhoud van begrippen zoals gezag, leiding en toezicht. Elk moet zijn rol spelen ; en nu moeten die rollen op elkaar afgestemd worden.

Legt het behoud van de consensusregel binnen het college van de procureurs-generaal van Antwerpen, Brussel, Gent, Luik en Bergen, geen hypotheek op de vernieuwde werking ervan ?

DE CLERCK : De consensusregel is niet echt een sleutelbegrip. Het is even belangrijk dat wij het in het Nederlands en het Frans eens worden over de juiste definitie van begrippen, zoals politique criminelle, strafrechtelijk-, opsporings- en vervolgingsbeleid. Maar geen nood, wij zijn daarover al teksten aan het afronden.

Wat kan de rechtzoekende daarvan verwachten ?

DE CLERCK : De vijf procureurs-generaal overleggen nu al onderling en met mij hoe bepaalde problemen thematisch en niet per ambtsgebied best aangepakt worden. Als de behoefte aan een federaal coherent strafrechtelijk beleid zo druk besproken wordt, dan wijst dat in de eerste plaats op een frustratie van de politieke klasse. Die is er namelijk zelf nooit in geslaagd om een strafrechtelijk beleid uit te stippelen. Het is dus al een hele vooruitgang dat regering en parlement beseffen dat zij daarin een grotere verantwoordelijkheid hebben en dat zij die niet kunnen opnemen zonder overleg met de procureurs-generaal. Alleen daarvoor al bewijst het college zijn nut.

Ongeacht de semantische discussies liggen de zaken dus vrij eenvoudig. Ook voor de rechtzoekende. Die merkt nu al dat verkeersboetes in het hele land dezelfde geworden zijn. Ook andere misdrijven krijgen een meer eenvormige en meer efficiënte aanpak. In het college worden daartoe de nodige instructies gegeven, specialisaties doorgevoerd, politiediensten geoptimaliseerd, wetenschappelijke speurmethodes ingevoerd, wetgevende initiatieven voorbereid of studies opgestart. De uitdaging bestaat erin de ervaringen en de inzichten van de procureurs-generaal te bundelen en te richten naar instrumenten die in grote mate ook door de politiek beheerst worden. Precies deze interactie moeten wij realiseren.

Vorige week dinsdag heb ik bij Europol in Den Haag andermaal kunnen vaststellen hoe belangrijk het is om experten samen te brengen en aan netwerking te doen om de impulsen veel vlugger te laten overspringen. Wij vergeten te snel hoeveel gemotiveerde mensen ons land wel telt. Bij Europol worden wij zelfs tot de besten van Europa gerekend. België heeft, bijvoorbeeld, de twee nationale magistraten van wie iedereen in het buitenland weet dat zij erop kunnen rekenen. Wij zijn de enige met een dienst als de Algemene Politiesteundienst (APSD), die niet alleen binnen het kader van het Schengenverdrag maar ook daarbuiten internationaal georiënteerd is. Wij staan model, dat mag ook eens gezegd worden. Als wij dat nu allemaal ook nog optimaliseren, als de procureurs-des-konings hun parketten daarop afstemmen en de politiekorpsen daar onder andere via het vijfhoeksoverleg of specialisatie bij betrokken worden, kunnen wij toch met zijn allen ongelooflijke dingen doen.

Zo zullen de staande magistratuur en de politiediensten zeker gedynamiseerd geraken. Maar wat doet u met de dames en heren van de zetel, die in de hoven en de rechtbanken uiteindelijk de vonnissen en de arresten vellen ?

DE CLERCK : De verantwoordelijkheid van de staande magistratuur, zeg maar het openbaar ministerie, is zeer groot op het niveau van de organisatie van hoven en rechtbanken en de aanbreng van de rechtszaken. Als het opsporings- en vervolgingsbeleid bovendien een nieuw elan krijgt, zal de zetel onvermijdelijk volgen. Temeer daar nu vooral de zittende magistratuur bij de uitvoering van de Gemeenschappelijke Intentieverklaring tussen de Actoren van Justitie betrokken wordt om precies de procedures, het management, de omkadering en de permanente vorming te verbeteren. Als ik ook die trend kan zetten, dan zal het hele justitiële apparaat zienderogen verbeteren.

Zal de georganiseerde criminaliteit dan beter bestreden worden ?

DE CLERCK : Bij het einde van de rit zal ongetwijfeld de vraag gesteld worden of deze regering de geschikte instrumenten aanbracht om de georganiseerde misdaad te bestrijden. Ik denk trouwens dat wij stilaan de synthese moeten maken van al wat daar zoal bij komt kijken. De strijd tegen de georganiseerde criminaliteit kan immers niet alleen door Justitie, Binnenlandse Zaken of Financiën gevoerd worden. Het handelt daarbij zowel om politiemethodes als om strafrechtelijke kwalificaties, fiscaliteit, economische wetgeving, grensoverschrijdend computerverkeer en zo meer. Het is nu eenmaal eigen aan de georganiseerde misdaad dat zij alle grenzen doorbreekt, die de klassieke misdaadbestrijding kent. Het gaat zelfs niet meer over de aansprakelijkheid van fysieke personen. Het is dus een enorme opgave om daarop gepast te reageren.

Denkt u dat georganiseerde misdaad als een afzonderlijk misdrijf in het strafwetboek moet opgenomen worden ?

DE CLERCK : Sinds mijn bezoek aan Europol vraag ik me af of zo’n definitie wel essentiëel is. Een van de hoofdkenmerken van de georganiseerde criminaliteit is precies dat zij niet definieerbaar is. Misschien moeten wij veeleer een dynamische visie ontwikkelen waardoor we een aantal pro-actieve onderzoeksmethodes kunnen opstarten, zodra aan bepaalde voorwaarden is voldaan, in de plaats van nieuwe strafrechtelijke kwalificaties in te voeren. Zoals de interactieve kunst de eenheid van persoon, plaats en actie in de theaterwereld doorbrak, vergt ook de aanpak van de georganiseerde criminaliteit een andere aanpak dan de Napoleontische.

Frank De MoorHubert van Humbeeck

Door de betrokkenheid van alle partijen bij het nieuwe pact, moet justitie een nieuwe dynamiek krijgen. Minister Stefaan De Clerck : Er tekent zich zelfs een trendbreuk af.

Justitieminister Stefaan De Clerck : Ik ben liever spelverdeler dan tribunespeler.

‘De magistratuur is nog altijd een van de meest gekwalificeerde en intellectueel meest actieve groepen in de samenleving.

Europol in Den Haag. We staan voor vele zaken model, dat mag ook eens gezegd worden.

Informatisering bij de politie van Luik. Netwerking is belangrijk om impulsen te doen overspringen.

Kamerlid Renaat Landuyt dringt aan op een algehele audit. Stefaan De Clerck : De problemen van justitie zijn al in kaart gebracht.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content