Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Raymond Minnens verdraaide liefde voor Jakob Smits en zijn Kempenland.

D e kritiek, als het al kritiek is, is zo grappig dat het slachtoffer, als het al een slachtoffer is, zijn belager met open armen ontvangt. Het Molse Jakob Smitsmuseum, erkend en ingedeeld bij het lokale niveau, oogt er ineens zo jong door. Huiskunstenaar Smits (1855-1928) van wie het museum enkele nationaal bewonderde schilderijen bewaart – voorbeelden van primitief expressionisme, volkse devotie en onbespoten landelijkheid – fleurt op onder de tijdelijke confrontatie met werk van Raymond Minnen (°1947). Iedereen ziet dat deze rebelse gemeentegenoot van Jakob Smits diens heilige huisjes overhoopknalt. Maar dat doet hij slechts met een speelgoedrevolver, vermoedelijk opgetrokken uit een Kempense graansoort. Minnen is een kind, en een kind van de popart. Niet de onsympathiekste onder de aardbewoners, toch. Kinderen en popartkunstenaars kijken doorgaans niet al te bitter tegen de wereld aan. Elk gekoesterd voorwerp uit het dagelijkse leven verbinden ze met andere dingen, meestal prettige. Zo ontstaat een gek netwerk in de verbeelding.

Jezus kwam bij eenvoudige Kempenaars aan tafel hun karige maal delen, stapte een eindweegs met hen mee, hield een overspelige vrouw troostend bij de arm. Hoe plomper en stralender Jakob Smits het schilderde, hoe beter. Dat wil zeggen: oprechter, ontdaan van geforceerde emotie. Die stak helaas toch telkens de kop op als de kunstenaar zijn religieuze gevoel begon op te smukken met zoeterigheden. Iets vaker dan ons lief is. Idem dito voor zijn naakte landschappen met zwangere luchten, wegend op nietige vormen van mens en dier, begroeiing, woonst en landschapsmeubilair (molens). Zodra hij ophield met zijn robuuste, zwaar in de verf gestoken doeken, verloor zijn visie aan kracht. Dan werden het bijna postkaartjes of bidprentjes, een gedroomd mikpunt van spot voor een vogel als Raymond Minnen.

De Kempische Landschappen van Minnen (tot 3 april) zijn minder geschilderd dan gebricoleerd, geassembleerd of gekleefd. Hier een Jezus, daar een opgewonden uk, een windmolen, een hond, ik dacht ook de kont van een paard. Duizend dingen, met vlijt gemouleerd en in frisse kleurtjes gestoken. Kempenland, pretparkland met weerhaakjes. En wat moest Minnen met de geslagen hond van Smits? Hij noemde de zijne Max, en duwt hem in groteske rollen. Zo is Max 7 een Kempische eenhoorn geworden, zeldzaam dier. Een hoorn met gesculpteerde figuurtjes, beginnend met een Vlaamse leeuw en eindigend op een Madonna met Kind, pruttelend onder een vuur. Het hoofd van de Maagd is een patat, dat scheelt. Minnen dacht aan het aardappelloofvuur van grootmoeder Bronski uit De blikken trommel van Günter Grass . Plattelandsproletariërs onder elkaar, weet u.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content