Hubert van Humbeeck

Lange tijd werd Japan een economische reus genoemd, maar een politieke dwerg. Nu wil het ook politiek een grotere rol spelen in de wereld. Edward Adriaensens en Dimitri Vanoverbeke gaan op zoek naar het nieuwe Japan. Het land dat ‘altijd wou zijn zoals Amerika’.

Elk verhaal over Japan begint in 1868. Het jaar waarin een beweging op gang kwam, die het gesloten, nog bijna feodale eilandenrijk in geen tijd omvormde tot een economische en militaire macht van belang (de Meiji-omwenteling). Na 1945 voltrok zich opnieuw zo een wonder. Japan was door de oorlog verwoest, maar werkte zich in goed twintig jaar tijd uit het puin omhoog tot een economische reus.

De Meiji-omwenteling, de weg naar Pearl Harbor en Hiroshima zijn vaak beschreven. Minder bekend is hoe Japan zich na de klap van de atoombommen weer op het internationale podium hees. In Op zoek naar het nieuwe Japan buigen Edward Adriaensens en Dimitri Vanoverbeke zich over dat deel van de moderne Japanse geschiedenis. Hoe kroop het land in de zware schaduw van de Verenigde Staten toch weer uit de put? Hoe grijpen economie en politiek in elkaar? Hoe sukkelde Japan begin jaren negentig in een crisis, waar het nog altijd mee worstelt?

Edward Adriaensens is Japankenner en radiojournalist bij de VRT, zijn coauteur Dimitri Vanoverbeke doceert Japanse politiek en maatschappij aan de Katholieke Universiteit Leuven. Ze beginnen hun verhaal bij de vaststelling dat het misschien toch merkwaardig is om een boek te schrijven over Japan, terwijl iedereen het tegenwoordig over China heeft als Azië ter sprake komt.

EDWARD ADRIAENSENS: Het is waar dat China nu grote sier maakt. Maar dat neemt niet weg dat Japan nog altijd een belangrijke speler is. Het blijft ondanks alles de economische grootmacht in het Verre Oosten. Het bruto binnenlands product van Japan is nog altijd vier keer groter dan dat van China.

DIMITRI VANOVERBEKE: Japan profiteerde van de enorme economische groei in China, terwijl de verhouding tussen de twee landen toch zeer gespannen blijft. De geschiedenis, de oorlog, maakt dat China nog altijd zeer wantrouwig staat tegenover Japan. Daartegenover is er in Japan zelf ook kritiek op de politiek tegenover China. Het land heeft traditioneel een goede relatie met Taiwan – die banden zijn nog heel stevig.

ADRIAENSENS: Het is een paradox. Premier Junichiro Koizumi is in Peking persona non grata. Terwijl er daarnaast sprake is van een toenemende verstrengeling van de twee economieën. Dankzij de Chinese groei boerde Japan de voorbije twee jaar redelijk goed. Maar de Chinese economische opgang is ook ondenkbaar zonder de Japanse investeringen en technologische inbreng.

VANOVERBEKE: Koizumi staat in zijn Liberaal-Democratische Partij (LDP) behoorlijk rechts. Hij is een conservatief politicus. Hij wil zich een sterk leider tonen en zet zich af tegen China en Zuid-Korea. Dat is in Japan uitzonderlijk. De eerste minister is er doorgaans een bemiddelaar, een diplomaat. Koizumi wil een Berlusconi zijn. Hij bracht als premier al enkele opvallende bezoeken aan het Yasukuni-heiligdom in Tokio. Daar worden niet alleen alle gesneuvelde Japanse soldaten geëerd, maar ook terechtgestelde oorlogsmisdadigers. Dat hebben zijn voorgangers nooit gedurfd. Maar die houding dient de economische belangen niet altijd.

Japan wil zijn rol in de wereld spelen, maar het heeft daar politiek niet de middelen voor. Een weg uit die impasse kan een wijziging van het fameuze artikel 9 van de grondwet zijn, dat het land verbiedt om er een leger op na te houden. Japan heeft voor zijn zogenaamde ‘zelfverdedigingsmacht’ ondertussen overigens wel de grootste militaire begroting ter wereld na die van Amerika – maar dit terzijde. Als het officieel weer een leger mag hebben en dat ook in het buitenland mag inzetten, kan Koizumi in binnen- en buitenland dezelfde toon aanslaan. Een andere mogelijkheid is dat Japan een grotere rol gaat spelen in de Verenigde Naties. Tokio betaalt nu al een substantiële bijdrage in de werking van de organisatie en is kandidaat voor een permanente zetel in de Veiligheidsraad

ADRIAENSENS: Kijk naar Irak. Aangezien Japan officieel geen leger heeft, kan het dus ook geen troepen sturen. Dat neemt niet weg dat er ergens in het zuiden van Irak toch Japanse militairen in een kamp zitten, waar ze nauwelijks uit komen. Als de grondwet wordt veranderd, kan het land een actievere buitenlandse politiek voeren en zonder schroom aan de Amerikaanse coalitie deelnemen. Nu kan de Japanse bijdrage alleen symbolisch zijn. Overigens moet niemand bang zijn dat Japan nog militaristische bedoelingen heeft. Dat lijkt mij in ieder geval ondenkbaar – met of zonder wijziging van de grondwet.

VANOVERBEKE: De discussie verdeelt ook de publieke opinie. Ze willen hun economische macht en hun bijdrage aan de VN omzetten in politieke erkenning. Veel Japanners voelen zich nog altijd gediscrimineerd. Ze hebben het idee dat ze niet voor vol worden aanzien, omdat ze Aziaten zijn. Enerzijds willen ze een sterk leger. Anderzijds staat de herinnering aan Hiroshima en Nagasaki die ambitie in de weg. Daarom aarzelt Koizumi ook om een herziening van de grondwet voor te stellen. De bevolking moet het daarmee bij referendum eens zijn – en dat referendum durft hij niet aan.

ADRIAENSENS: Er is na 1945 een systeem op poten gezet, dat Japan een buitenlands beleid wou laten voeren dat helemaal op dat van de Verenigde Staten was afgestemd. Japan moest zich niet om zijn veiligheid bekommeren, het moest ervoor zorgen dat het economisch zo snel mogelijk overeind klauterde, zodat Amerika in het Verre Oosten een bondgenoot had met een stabiel politiek-maatschappelijk systeem. In dat systeem speelde de Liberaal-Democratische Partij een sleutelrol. De partij kwam in 1955 aan de macht en in 1964 organiseerde Tokio al de Olympische Spelen, die de bekroning van de economische wederopstanding vormden. Een krachttoer.

Maar de oppermachtige LDP was daarmee nog niet uitgeregeerd. Een intermezzo van enkele maanden in 1993 niet te na gesproken, bleef de partij sindsdien onafgebroken aan het bewind. Japan werd in de jaren zeventig een steenrijk land, waarbij de LDP een voet tussen elke deur had. Aan het einde van de jaren tachtig klapte het systeem in elkaar, maar de LDP is er ondertussen nog altijd. Dat is ook het probleem voor iemand zoals Koizumi. De LDP is zijn partij. Toch kan hij alleen veranderingen teweegbrengen als ze verdwijnt. Haar belangrijkste bestaansreden is het verdedigen van de belangen van alle groepen die haar machtsbasis vormen. Op die manier houdt ze elke verandering tegen.

VANOVERBEKE: Als het om democratie en politieke partijen gaat, gebruiken wij andere concepten. Daarom is het zo moeilijk om Japan te begrijpen. Een partij zoals de LDP is eigenlijk een verzameling van groepen, van facties. In zo een factie verzamelen mensen zich rond een figuur die respect afdwingt, en die ook macht heeft. Jongere politici verbinden hun lot aan zo een figuur, die daarna voor hen zorgt. Tussen die facties bestaat een felle competitie.

Wij hebben het beeld van Japan, als van een harmonieuze samenleving. Maar achter de schermen zijn er veel conflicten. Die worden eerst intern opgelost, vooraleer de partij met een stellingname naar buiten komt. Dat maakt de LDP ook heel flexibel. Voor een partij die de naam heeft rechts en conservatief te zijn, verdedigt ze op het vlak van milieu bijvoorbeeld soms standpunten die heel nauw aanleunen bij die van groene partijen in Europa.

ADRIAENSENS: Maar: een keer de machtsstrijd in de LDP tot een consensus heeft geleid, wordt het publieke debat onmogelijk. Het tegensprekelijke debat, zoals wij dat kennen, blijft in Japan een verre droom.

VANOVERBEKE: We stellen in het boek de vraag of Japan wel een echte democratie is. Iedereen kan natuurlijk ongehinderd zijn stem uitbrengen. Maar informeel is de sociale druk erg groot. Mensen worden verondersteld om de belangen niet te schaden van de groep waartoe ze behoren. Dat kan een wijk zijn of een dorp, een instelling, een bedrijf of een beroepsgroep. Ze worden verondersteld om te stemmen voor de persoon die de belangen van de groep behartigt. Politici van de LDP hebben zich in de loop van de decennia tot perfecte verdedigers van die groepen ontwikkeld. De confucianistische structuur van de samenleving maakt dat de Japanners ook aan die sociale druk toegeven. Respect voor ouderen zit erg diep.

ADRIAENSENS: De kieswet is er ook op gericht om de belangengroepen waarvoor de LDP optreedt, een groter gewicht te geven in de samenstelling van het parlement. Zo weegt de plattelandsbevolking electoraal in extreme gevallen vier keer zwaarder dan de stedelijke bevolking. Ook dat maakt het moeilijk om het machtsmonopolie van de LDP te breken.

Hoewel: bij de verkiezingen van vorig jaar bood de Democratische Partij (DP) flink weerwerk. Maakt die partij een kans? Ze telt vogels van allerlei pluimage: rechtse politici die van de LDP komen, naast socialisten. Haar probleem wordt de eenheid te bewaren tot aan de volgende verkiezingen, terwijl er ondertussen toch aan een programma moet worden gewerkt, dat coherent is en dat door de hele partij wordt gedragen.

VANOVERBEKE: De DP is wel de eerste partij in Japan die een echt politiek programma schreef. Ze beseft, denk ik, dat ze een politieke partij moet worden in de betekenis die wij daaraan geven. Dat ze een debat moet uitlokken om de mensen te kunnen overtuigen. Er bestaat in Japan helaas stemrecht, en geen stemplicht. Omdat politiek niet over inhoud gaat, nemen maar weinig mensen aan verkiezingen deel. Diegenen die gaan stemmen, kiezen dan nog vaak bewust voor de LDP. Daar komt nu heel geleidelijk verandering in.

ADRIAENSENS: Japanners zijn ook niet naïef. Ze weten dat Japan een meer open maatschappij wordt. Ze zijn niet meer zo berustend als in de jaren zeventig en tachtig. Dat zie je ook aan de manier waarop jonge mensen zich in het economische systeem gedragen. Helemaal anders dan hun ouders. De sarari-man was een begrip. Een wezen dat alles opofferde voor zijn werk en nauwelijks een gezinsleven had. Veel jonge mensen kiezen nu bewust voor een eigen leven.

VANOVERBEKE: Toch aanvaardt het systeem dat nog niet. De jongerencultuur, vrijer en meer westers, krijgt nog geen kans. Er moeten eerst nog wat trappen worden beklommen. We hebben het nieuwe Japan met het boek misschien nog niet gevonden, maar wel de wortels waaruit het kan groeien. Ook daarin schuilt een paradox. Koizumi boekte veel winst met zijn slagzin dat hij Japan zou veranderen. De jongeren die zich niet willen laten meevoeren door de stroom, verwachten van de politici dat ze sterke leiders zijn die ferme standpunten innemen. Leiders die zich niet door China en Zuid-Korea of Amerika laten doen. De kant die het met de jongerencultuur opgaat, is daarom niet alleen maar positief. Van die houding kunnen straks ook problemen komen.

ADRIAENSENS: Het valt op dat Japanse jongeren in Irak al enkele keren in de problemen zijn gesukkeld. Ondanks alle advies om daar weg te blijven, gaan ze er op eigen houtje naartoe. Om te kijken of om te helpen, wie zal het zeggen? Maar dat is typisch voor wat er onder hen leeft.

VANOVERBEKE: We stellen in het boek ook de vraag of Japan wel de naam van ‘een vrije-markteconomie’ waardig is. We hebben de indruk dat de rol die de overheid in de economie speelt, helemaal achterhaald is. Japan is een land zonder grondstoffen. Om grondstoffen in te voeren, is een licentie van de overheid nodig. Die geeft de overheid traditioneel alleen aan bedrijven die haar kijk op de economische ontwikkeling onderschrijven. Zo ontstond er een behoorlijk exclusief netwerk. Richtlijnen werden niet formeel gegeven, maar altijd tijdens etentjes of over de telefoon – nooit zwart op wit, op papier. Er groeide een systeem met kartels en monopolies, die het heel goed met de overheid kunnen vinden.

ADRIAENSENS: Toch zijn er ook sectoren waar fel wordt geconcurreerd. Het probleem van de Japanse economie zit in de sectoren met lage productiviteit, die bijna alleen met de hulp van de overheid kunnen overleven.

De landbouw is zo een voorbeeld, maar ook in de petrochemische nijverheid, de distributiesector en de bouwindustrie loopt de productiviteit achter bij gebrek aan concurrentie. Ook de farmaceutische industrie wordt beschermd. Met het argument dat de kleine Japannertjes de zware westerse geneesmiddelen niet kunnen verdragen, verzinnen de autoriteiten aparte specificaties, zodat de dure Japanse geneesmiddelen toch concurrentieel zijn. De Japanners zijn daar nogal bedreven in. Ooit hebben ze de invoer van westerse ski’s proberen te belemmeren met het foefje dat de Japanse sneeuw een andere samenstelling had dan de Europese. Het meest markante voorbeeld van een sector die door gebrek aan marktwerking in de problemen is geraakt, is nog de financiële sector. De bankwereld heeft de voorbije jaren zelfs een paar keer aan de rand van een totale ineenstorting gestaan.

Die krakkemikkige sectoren trekken de rest van de economie natuurlijk naar beneden. De iconen van de Japanse industrie, zoals Toyota, Sony en Honda, kunnen niet op hun eentje het hele systeem overeind houden. Het beeld is dus eigenlijk vertekend. Japan heeft een duale economie. Er zijn de bedrijfstakken die door de medeplichtigheid van de overheid op ouderwetse wijze voortboeren en geld opslorpen, dat beter aan toekomstgerichte activiteiten wordt besteed. Maar er zijn ook bedrijven die bloeien, precies omdat ze in binnen- en buitenland de concurrentie aangaan. Het allermooiste voorbeeld daarvan is Toyota, dat voor het einde van dit decennium tot het grootste autobedrijf ter wereld zal zijn uitgegroeid. Helemaal op eigen krachten.

VANOVERBEKE: Het lijkt erop dat de blokkade van het land opnieuw, zoals in de 19e eeuw, van buitenaf moet worden doorbroken. Autofabrikant Nissan werd na de overname van het bedrijf door het Franse Renault met buitenlandse managementtechnieken gesaneerd. Daar stonden ze in Japan van te kijken. Als het land in Azië de rol van politieke leider wil opnemen, moet het zijn grenzen verder openstellen. Japan kijkt daarvoor ook naar Europa, om te zien hoe de Unie haar markt organiseert.

ADRIAENSENS: Totnogtoe voerde Japan alleen in wat het nodig had: grondstoffen. Dat was eenrichtingsverkeer. De crisis heeft de Japanners geleerd dat die toestand onhoudbaar is geworden. Ze kunnen niet eindeloos doorgaan met de export van hoogtechnologische producten naar landen zoals Maleisië of de Filipijnen zonder zelf iets uit die landen te importeren. Er is nu met de organisatie van Zuidoost-Aziatische landen, de ASEAN, afgesproken om aan meer openheid in Azië te werken.

Japan dacht altijd dat het niet echt een stukje van Azië was, dat het daarboven stond. Ze staan nu met hun twee voeten op de grond en daar heeft de opkomst van China ook veel mee te maken.

VANOVERBEKE: Japan wou zijn zoals Amerika. Het belangrijkste land in de wereld. Het weet nu dat de wereld in regio’s verdeeld is en dat een land politiek en economisch deel moet zijn van zijn regio. Het Europese voorbeeld werkt daarbij inspirerend: Europa heeft Japanse leiders de ogen geopend.

Hubert van Humbeeck

‘Wij beschouwen Japan als een harmonieuze samenleving, maar achter de schermen zijn er veel conflicten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content