Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De jagers schieten met grof geschut op de vos. De duivenmelkers pakken sperwer en havik aan. Volgens de wetenschap vizeren ze echter de verkeerde vijanden. “De stemmingmakerij moet stoppen. “

NIET te missen lektuur is het maandblad van de Vlaamse vleugel van de Koninklijke Sint-Hubertus Club van België (KSHCB) zeg maar : de jagerslobby. Dat torst ondertussen een ellenlange titel : “Wild, Jacht & Natuur & De Vlaamse Jager. ” Vroeger heette het blad gewoon : “Jacht & Natuurbeheer. ” Blijkbaar hebben de jagers sindsdien geleerd dat andere mensen meer verstand hebben van natuurbeheer dan zijzelf. Ook de loskoppeling van wild en natuur is een goede zaak. Iedereen die al eens een knalpartij op gekweekte fazanten heeft meegemaakt, begrijpt dat dit “kanonnevoer” evenveel met natuur te maken heeft als de kippen van de buurman.

Het november-nummer van het jagersblad opent met een bijdrage van Jean De Witte, voorzitter van de KSHCB. Onder de welluidende titel “Lidgeld 1996” staat onder meer te lezen : Het is de tijd dat onze uw klub moet denken aan het aanleggen van de nodige reserves die haar in staat moeten stellen om het gevecht verder te zetten tegen de tegenstrevers van de jacht, die steeds aanwezig en vastberaden zijn. Hiermee bedoel ik dat de tijd gekomen is om u te vragen uw lidmaatschap voor 1996 te vernieuwen.

Waarvoor dat geld moet dienen, blijkt uit het blad zelf : het november-nummer is een 65 bladzijden lange aanval op de vos. Onder de kop “Vossen lossen” vat voorzitter Paul Wijndaele van de Vlaamse vleugel van de Sint-Hubertus Club nog eens de in jagerskringen gebruikelijke roddels en geruchten over de vos samen. Wijndaele staat al twintig jaar voor de jagers op de barrikaden. Zijn argumenten zijn niet fundamenteel veranderd : Het is de schuld van onze wegwerpmaatschappij dat opportunisten lijk Reintje er in lukken om in bovenmatige aantallen te overleven tot grote schade van het ekosysteem. Ik vraag me dan ook af of het naïviteit, gebrek aan realiteitszin of kwade trouw is, dat sommigen er toe aanzet om de goegemeente te doen geloven dat de vos dringend moet worden beschermd.

Onder meer de beheerders van het domein Planckendael halen zich de toorn van de jagers op de hals, omdat ze op een paneel een visie over de vos formuleren die niet die van de jagers is. Over direkteur “Edgard” Kuycken van het Vlaams Instituut voor Natuurbehoud schrijft Wijndaele dat die een affiche ter bescherming van de vos van het raam van zijn instituut haalde, nadat een vos in de kinderboerderij in de buurt een slachtpartij onder de kippen had aangericht. Kuycken weet van geen slachtpartij, wel van een woedende jagerslobbyist die hem ongeveer zeven jaar geleden verweet dat die affiche daar hing.

VOSSENEXPLOSIE.

De grootste idée fixe van de jagers blijft de stellige overtuiging dat de huidige “vossenexplosie” het resultaat is van de aktiviteit van een vijand, nog groter dan de vos : de groene. Het is werkelijk een open deur instampen als we zeggen dat het zuiden van Oost-Vlaanderen kompleet “vergeven” zit van de vossen, staat te lezen in De Vlaamse Jager. Geïmmigreerd uit het aangrenzende Waalse Gewest ? Zeer zeker wel. Uitgezet ? Met een bijna aan wiskundige zekerheid grenzende waarschijnlijkheid.

Hoofdredakteur Guido Wentein van De Vlaamse Jager, nog zo’n oudgediende, heeft het over “bijna zekere vermoedens, ” hoewel hij toegeeft dat er geen enkel juridisch bewijs is dat “groenen” ooit vossen hebben uitgezet. Wel zijn er vele verhalen, en enkele foto’s van vossen met een vlooienhalsband of een oormerk. Foto’s die, volgens Wentein, slechts met veel moeite gepubliceerd konden worden, en dan nog zonder exacte plaatsvermelding. De makers hadden namelijk “geen zin om permanent door fanatici geboycot te worden of welke represailles dan ook te moeten ondergaan. ” Dit is jammer. De vele goedmenende jagers in Vlaanderen die graag jagen, en zich niet aanmatigen dat ze als enige de wijsheid over de natuur in petto hebben verdienen beter dan dit ongefundeerde gestook.

“De opmerkelijke, en plaatselijk zelfs spectaculaire recente uitbreiding van de vos in Vlaanderen, is in de ogen van vele jagers zo vreemd, dat ze uitzetting door milieuliefhebbers als de belangrijkste oorzaak beschouwen, ” zegt bioloog Koen Van Den Berge van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, dat afhangt van de Vlaamse Gemeenschap. “Daarbij cirkuleren onhoudbare stellingen, zoals deze dat het om minderwaardige eksemplaren uit pelsdierkwekerijen zou gaan. De vossen die daar gekweekt worden, behoren echter tot een andere soort of een ander ras dan onze Vlaamse vos. Het kweken van inheemse vossen is heel moeilijk. In het befaamde dierenpark van Planckendael duurde het tien jaar voor de eerste vosjes geboren werden. Uitgezette vossen zouden daarenboven gemakkelijk en ongetwijfeld systematisch door jagers worden weggeschoten.

Het vangen en verplaatsen van wilde vossen is een nog moeilijker klus. Gezien de schaal van de toename van het vossenbestand kan ook deze optie niet worden weerhouden. Wat niet wil zeggen dat er niet af en toe vossen in mensenhanden komen. Soms worden die nadien weer in de natuur uitgezet. Deze praktijk heeft altijd bestaan, ongetwijfeld ook nu nog, maar ze blijft een zeldzame aangelegenheid, die onmogelijk de vossentoename in Vlaanderen kan hebben beïnvloed. “

Explosies van dierenaantallen zijn niet uitzonderlijk. Onze merel evolueerde op minder dan een eeuw tijd van een schuwe bosbewoner tot een algemene tuinvogel. Voor de vos speelt zeker een rol dat de bestrijding drastisch afnam na de heroriëntering van de campagnes tegen hondsdolheid. Het is een goed gedokumenteerd ekologisch verschijnsel dat een zich herstellende populatie de vos werd decennialang meedogenloos vervolgd tijdelijk een dichtheid kan bereiken die hoger ligt dan normaal.

“Een soort die lange tijd onder zware druk heeft gestaan, en dan plotseling van die druk wordt verlost, plant zich zeer snel voort, ” legt Van Den Berge uit. “De populatie explodeert. In jonge populaties zijn er veel jongen, die gemakkelijk overleven. Zodra ter plaatse de beschikbare ruimte is ingenomen, deint de soort over andere gebieden uit. In 1991 werd de eerste vos aan de kust gezien. De vos heeft Vlaanderen opnieuw veroverd. Onder meer door maïsvelden, die hiaten in het door een vos geliefde biotoop opvullen, kan een dier snel naar nieuwe gebieden doorsteken, waar hij dan als het ware ineens opduikt. Zo’n plotse vossenverschijning hoeft dus niet onnatuurlijk te zijn. De spontane herovering van Vlaanderen door de vos beantwoordt gewoon aan de logika van de natuur zelf. Ook vroeger leefden er veel vossen in Vlaanderen. “

ONHEIL.

De jagers hebben, behalve het uitzetten van vossen door groene fundamentalisten, nog andere verklaringen voor het uit de hand lopen van de vossenpopulatie. Zo is er een schrijnend gebrek aan natuurlijke vijanden. Wolf, lynx, arend of oehoe zijn in onze streken (bijna) niet meer te vinden. Misschien moet een verlicht iemand een pleidooi openen om, in navolging van wat er in Wallonië met de oehoe gebeurt, ook in Vlaanderen te experimenteren met de herinvoer van toppredatoren. In onze buurlanden, waar natuurlijk meer plaats is dan bij ons voor dieren die ruimte nodig hebben, wordt dat debat al gevoerd.

De meeste Vlaamse jagers zien deze “regulerende” rol echter voor zichzelf weggelegd. Ze profileren zich daarbij graag als de “beschermer van de burger. ” De vossenexplosie wordt in hun terminologie al snel een plaag. De analysen in het vossennummer van De Vlaamse Jager monden steevast uit in de stelling dat de leefdichtheid van de vos in Vlaanderen “onnatuurlijk hoog” is, en dat deze “losgeslagen populatie” allerlei onheil veroorzaakt.

Het blad puilt uit van de verhalen over slachtpartijen in kippenhokken. Het dorpje Herent in Vlaams-Brabant zou geteisterd worden door een vossenplaag. Zelfs schapen en een pony werden er aangevallen. Dat deze aanvallen grotendeels op het conto van verwilderde honden moeten worden geschreven, blijft meestal onvermeld. Vossen zijn onvervalste voedselopportunisten, maar schapen zijn zelfs voor de stoutste vos te groot.

“Vossen eten wat ze vinden, ” bevestigt bioloog Van Den Berge. “Of daar veel afval bij is, zoals de jagers bij hoog en bij laag volhouden, valt echter te betwijfelen. Aan de stadsrand zal afval lokaal misschien een rol spelen, maar zeker niet in het overgrote deel van het Vlaamse vossengebied. Het is ook zeer de vraag of kippen een hoofdbestanddeel innemen in het totale voedingspakket van de vos. Als dat zo zou zijn, zou er in Vlaanderen bij wijze van spreken in elke straat geregeld een kip moeten sneuvelen door toedoen van een vos. Velen koppelen vossenschade aan de overtuiging dat er teveel vossen zijn, maar dat is wetenschappelijk onjuist. Er zijn natuurlijk plaatsen waar vossen grote schade aanrichten, maar de media-aandacht die daar dikwijls mee gepaard gaat, wekt ten onrechte de indruk dat dit een belangrijk fenomeen is. Een vossenpopulatie wordt niet gedragen door pluimvee. Pluimveehouders kunnen trouwens door enkele relatief eenvoudige aanpassingen schade door vossen vermijden. “

Vossen hebben een veelzijdig menu. Het is bekend dat zij graag muizen en regenwormen eten, hoewel dat uit oppervlakkige waarnemingen niet altijd blijkt. Bij een vossenburcht zullen nooit resten van regenwormen gevonden worden die verteren heel snel en bijna volledig. Maar er liggen meestal wel hazepoten of slagpennen van fazanten. Wat al gauw de indruk wekt dat een vos een ravage aanricht onder wat in dit kader gemakshalve als “jachtwild” kan worden omschreven. Met andere woorden : de vos is een geduchte voedselkonkurrent voor de jager.

“Het is wetenschappelijk bewezen dat de jacht op vossen de jacht op andere wildsoorten ten goede komt, ” zegt Van Den Berge. “Wie zegt vossen te bejagen om in het najaar zelf meer wild te kunnen oogsten, doet een uitspraak die steek houdt. Wie echter zegt vossen te bejagen om de stand van een prooisoort in het voorjaar te begunstigen, begeeft zich op gevaarlijk terrein. In normale omstandigheden beïnvloedt een predator de stand van een prooisoort niet. De vos gaat dus gewoonlijk wel lopen met een deel van de rente van een prooipopulatie (het oogstbare overschot in het najaar), maar slechts hoogst zelden verlaagt hij het kapitaal van een soort (het populatiebestand in het voorjaar). De schaarse wetenschappelijke evidentie die tot dusver voor het bestaan van zo’n kapitaalsverlaging werd aangedragen, stoelde nooit op voldoende lange en dus bruikbare waarnemingsperioden. Een vos zal echter nooit een prooisoort uitroeien. Hoogstens zal hij de balans wat bijstellen. “

VOLKSGEZONDHEID.

Dat laatste geldt ook voor het in jagerskringen graag gehanteerde argument dat vossen zeldzame diersoorten de genadeslag geven. Zoals de korhoenen bij ons, of de lepelaars in Nederland. Maar het korhoen leefde in Vlaanderen op de rand van zijn verspreidingsareaal, en was bovendien gebonden aan zeldzame biotopen de heide of de kombinatie moeras-kleinschalig landbouwgebied die verdwenen om redenen die niets met de vos, maar alles met de mens te maken hadden. “En de lepelaar deed wat van hem verwacht kon worden, ” zegt Van Den Berge. “Hij week uit van het voor hem onnatuurlijke broedbiotoop op de grond naar de bomen in de buurt, waar hij nu buiten het bereik van vossen broedt. “

Nog een argument waar de jagerslobby graag mee uitpakt, is dat van de volksgezondheid. De vos zou drager zijn van ziektes en parasieten die ook de mens kunnen treffen. Dat is korrekt. Hondsdolheid wordt door vossen overgedragen, en kan dodelijk zijn voor de mens. En in de darm van de vos leeft een kleine lintworm, wiens eieren via besmette bosvruchten of rechtstreeks kontakt met een vos in het lichaam van een mens terecht kunnen komen. Daar nestelen ze zich in de lever, waar ze tot blaasvormige kysten kunnen ontwikkelen, die in het slechtste geval de dood veroorzaken.

“Uit de strijd tegen de vos in het kader van de campagnes tegen hondsdolheid, hebben we verschillende dingen geleerd, ” zegt Van Den Berge. “Ten eerste dat hondsdolheid voor de vossenpopulatie geen regulerende faktor is. De ziekte kan veeleer worden beschouwd als een rampfaktor, vergelijkbaar met, bijvoorbeeld, extreme droogte voor andere soorten. Ze deed in België pas een goede dertig jaar geleden haar intrede met een spectaculaire instorting van het vossenbestand als gevolg. De relatie tussen de vos en de ziekte stabilizeerde zich echter relatief snel.

Ten tweede is het duidelijk geworden dat zelfs een geforceerde bestrijding van de vos niet helpt in het beschermen van de volksgezondheid. De vossenpopulatie leed dramatisch onder de vergassingen en andere bestrijdingsmiddelen, maar de hondsdolheid werd niet teruggedrongen. Daarom werd er overgeschakeld op vaccinatie van vossen door middel van lokazen waarin entstof is verstopt. Deze metode is wel nuttig, omdat ze zich toespitst op het remmen van de verspreiding van de ziekte, en niet die van haar gastheer.

De vosselintworm is, in tegenstelling tot wat de jagers laten uitschijnen, geen nieuwe ziekte. De ziektebeelden die de parasiet veroorzaakt, zijn al meer dan honderd jaar geleden beschreven. Daarenboven is de parasiet in België nog altijd niet waargenomen, ondanks doorgedreven onderzoek van zijn belangrijkste tussengastheer : de woelmuis. “

Het risico dat de worm binnenkort de grens oversteekt, is natuurlijk niet onbestaande. “De Vlaamse overheid heeft in dit verband haar verantwoordelijkheid al genomen, en een wetenschappelijke onderzoeksopdracht uitgeschreven, die onder meer het probleem van de vosselintworm moet onderzoeken, ” weet Van Den Berge. “Ik hoop ook dat dit onderzoek, dat drie jaar zal duren, de loze stemmingmakerij rond de vos zal stoppen. Het onderzoek moet in alle sereniteit en objektiviteit kunnen worden uitgevoerd. We zouden daarbij graag rekenen op de medewerking van de jagers. “

Dirk Draulans

De vos heeft Vlaanderen heroverd, na decennialang meedogenloos te zijn vervolgd.

Jagers beschouwen de vos als een geduchte konkurrent.

Elk jaar gaan er bij wedstrijden in België en Nederland een miljoen duiven verloren.

Een sperwer slaat af en toe een verzwakte reisduif.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content