Van de Indische geldschieters tot het Internationaal Muntfonds : altijd kreeg de Afrikaan een marktwaarde toegekend. Abdulrazak Gurnah nam het verhaal mee van Zanzibar naar Canterbury.
HET kolonialisme beperkt zich in Afrika niet tot die periode van nauwelijks honderd jaar waarin de Europeanen het zwarte kontinent bezetten. Het had een aanloopperiode van enkele eeuwen waarin Engelsen, Hollanders en Fransen via Arabische slavenhandelaren en Indische geldschieters heimelijk aan de touwtjes trokken.
In zijn roman ?Paradijs”, die in 1995 werd genomineerd voor de Engelse Booker Prize, verhaalt de uit Zanzibar afkomstige auteur Abdulrazak Gurnah een aantal jaren uit het leven van Yussuf, die op zijn twaalfde door zijn vader aan een rijke Arabische handelaar wordt meegegeven als onderpand voor zijn schulden. Yussuf behoort tot de onderste laag in een grote menselijke piramide van uitbuiting en onderdrukking. Aan de top hiervan staan de Duitsers, Belgen en Engelsen die aan het eind van de vorige eeuw Oost- en Zuid-Afrika onder elkaar verdeelden. Met veel inlevingsvermogen en historische nauwgezetheid beschrijft Gurnah het einde van de laatste restjes Afrikaanse onafhankelijkheid.
Gurnah, nu 46, spreekt een onberispelijk Oxford-Engels, wat niet verwonderlijk is, aangezien hij al sinds zijn achttiende in Engeland woont en al jarenlang Engels doceert aan de universiteit van Kent in Canterbury. Maar zijn verwevenheid met de Engelse kultuur staat zijn affiniteit met zijn geboortegrond in Afrika niet in de weg. Zijn tematiek beschouwt hij echter niet als typisch Afrikaans.
ABDULRAZAK GURNAH : In ?Paradijs” onderzoek ik, net als in mijn andere romans, hoe de internationale handel de mensen reduceert tot hun marktwaarde en dat illustreer ik aan de hand van een episode uit de Afrikaanse geschiedenis. De zwarten en Arabieren in mijn boek zijn op zich geen slechte mensen. Aziz, de Arabische handelaar die Yussuf van diens vader overneemt, omdat deze niet langer zijn schulden aan hem kan betalen, behandelt de jongen heel menselijk. Yussuf denkt zelfs lange tijd dat Aziz zijn oom is. Naarmate het gebied waarin de handelaren opereren, het oosten en zuiden van Afrika, van Mombassa in Kenia tot in het zuiden van Mozambique, meer bij de wereldekonomie wordt betrokken, raakt dit menselijke aspekt geheel op de achtergrond.
De Arabieren op het eiland Zanzibar haalden al in de middeleeuwen slaven van het vasteland. Zij hadden die echter vooral voor eigen gebruik en behandelden hun slaven, vergeleken met de wijze waarop de Europeanen hun slaven behandelden, redelijk goed. Toen de Europeanen dwangarbeiders nodig hadden voor hun plantages in Amerika, haalden ze die massaal uit West-Afrika. Het merendeel van deze slaven overleefde de tocht over de oceaan niet, maar dat interesseerde de handelaars niet in het minst. Er was genoeg voorraad. Eenzelfde ontwikkeling deed zich aan de oostkant van het kontinent voor toen de Europeanen in de achttiende en negentiende eeuw dwangarbeiders nodig hadden voor hun koloniën, bijvoorbeeld op een eiland als Mauritius.
Waarom zouden de Europeanen slechter zijn geweest dan de Arabieren ?
GURNAH : Ik beweer niet dat er vóór hun komst geen onderdrukking bestond, integendeel, maar de Arabieren waren in de eerste plaats handelaars en geen veroveraars. Zij onderhandelden met de plaatselijke bevolking, en hoe ongunstig de ruilvoet voor de inlanders ook was, er bleef op die manier een element van vrijheid bestaan. Yussuf wordt niet zomaar meegenomen, hij dient als onderpand voor een schuld. Hetzelfde geldt voor Khalil, de jongen met wie hij een van Aziz’ winkels moet openhouden. Aziz onderneemt enkele malen per jaar een grote handelsexpeditie naar de binnenlanden. Soms komt hij beladen met goederen terug, soms volledig berooid. Hij is echter nooit degene die failliet gaat, omdat hij zoveel geld heeft dat hij niet zijn hele vermogen in een expeditie steekt.
Zijn compagnons, die minder rijk zijn, doen dat wel. Als het misgaat, gaat het voor hen dan ook totáál mis en hebben ze geen andere keuze dan zich aan Aziz te onderwerpen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Indische handelaar Hamid, bij wie Yussuf later in dienst komt. Zo wordt Aziz steeds rijker en machtiger, maar hij neemt slechts wat anderen hem in hun onwetendheid aanbieden, via onderhandelingen. De Duitsers en Britten onderhandelden niet meer. Zij namen gewoon wat ze nodig hadden. In mijn boek brengt een personage dat verschil tussen de vroegere en de nieuwe heersers goed onder woorden : wanneer een Afrikaan of Arabier je een straf oplegt, kun je hem nog wel vermurwen tot een lichtere, maar een Duitser kent geen genade, hoezeer je ook smeekt en bidt.
U noemt geen enkel jaartal in uw boek. Is dat om extra te benadrukken dat ?Paradijs” de geschiedenis vanuit Afrikaans perspektief vertelt en de kristelijke jaartelling te Europees is ?
GURNAH : Ja, als een Afrikaan uit Zanzibar of Kenia al een kalender zou benutten, dan zou dat de islamitische en niet de kristelijke zijn. Maar er was nog een reden om geen jaartallen te noemen. In het Westen worden ze vooral gebruikt om aan te geven wanneer een veldslag plaats had of een verdrag werd getekend. Maar dat betekent niet dat er voor de mensen meteen veel veranderde. Toen de sultan van Zanzibar zijn handtekening onder een Duits dokument zette, veranderde er in eerste instantie niets in zijn land. Dat ging allemaal geleidelijk, zeker in de ogen van de bewoners.
Waarom was er vanwege de Afrikanen zo weinig verzet tegen de blanke overheersers ?
GURNAH : Dat is een vraag die ik van veel lezers heb gehoord en eigenlijk heb ik die mezelf ook gesteld toen ik dit tijdperk bestudeerde. Wij spreken graag over de ?verovering” van Afrika, maar in werkelijkheid is er in veel gebieden nooit gevochten. De Afrikanen waren enerzijds te zeer geïmponeerd door de Europese technologie om weerstand te bieden. ?Ze eten metaal,” laat ik één van mijn personages over de Duitsers zeggen, om aan te geven hoezeer ze hun magische krachten toedichtten. En bovendien waren de Afrikanen onderling te zeer verdeeld.
Toen de Duitse militair Emin Pasja in 1886 van de sultan van Zanzibar eiste om zich aan diens gezag te onderwerpen, gaf de sultan toe. De sultans van het vasteland hadden op dat moment wel de wapens willen opnemen. Later, toen de sultan van Zanzibar alsnog in verzet wilde komen, weigerden de anderen. Achteraf bezien lijkt het of ze misschien beter niet hadden kunnen toegeven aan de Europeanen, maar de sultans wisten diep in hun hart dat ze hoe dan ook zouden verliezen, of ze nu vochten of toegaven. Ze moesten kiezen terwijl er in feite geen keus was.
Legden de Afrikanen zich misschien ook zo gemakkelijk bij de Europese machtsaanspraken neer omdat ze gewend waren geraakt aan vreemde overheersing ?
GURNAH : Dat speelde zeker een rol. In feite waren de Europeanen al twee eeuwen achter de schermen aanwezig op het Afrikaanse kontinent voor ze aan het eind van de negentiende eeuw voor het voetlicht traden. Maar de Arabische slavenhandelaren hebben slechts kort voor de Arabische markt gewerkt. Al in de zeventiende eeuw steeg de vraag naar slaven door de bemoeienis van tussenhandelaren die in opdracht van Indische geldschieters werkten. Deze Indiërs werkten op hun beurt weer in opdracht van Engelse plantagehouders. Zo begonnen de Europeanen de sociologie van het Afrikaanse kontinent al te beïnvloeden of misschien zelfs te bepalen lang voordat ze er fysiek aanwezig waren.
Dat is het interessante aan deze periode. We hebben de neiging het kolonialisme te beperken tot de kleine honderd jaar dat de blanken Afrika ook werkelijk bezetten, maar in de realiteit had de kolonizering een eeuwenlange aanloop, zoals Afrika nu ook nog altijd in de nadagen van het kolonialisme verkeert. Je kunt daarom een parallel zien tussen, bijvoorbeeld, de Indische geldschieters van weleer en het Internationaal Muntfonds (IMF) van nu, tussen het pre-kolonialisme en het post-kolonialisme. In de werkelijke onderlinge verhoudingen is er in al die eeuwen maar bitter weinig veranderd.
Jeroen KuypersPiet de Moor
Abdulrazak Gurnah, ?Paradijs”, uit het Engels vertaald door Tinke Davids, Van Gennep, Amsterdam, 255 blz., 790 fr.
Abdulrazak Gurnah : Ze moesten kiezen terwijl er in feite geen keus was.