?Vertellen is overleven in konkrete zin”, Christoph Ransmayr over ?Morbus Kitahara” en het overbrengen van leven en dood.

?MORBUS Kitahara”, een ziekte genoemd naar een Japanse oogarts, is een tijdelijke verduistering van de blik. De smid Bering uit het fiktieve gehucht Moor is erdoor getroffen. Moor is een vervallen kuuroord in Duitssprekend Midden-Europa, in het bergachtig gebied dat door de Amerikaanse overwinnaars wordt bezet.

?Morbus Kitahara” is ook de titel van de nieuwe roman van de Oostenrijkse schrijver Christoph Ransmayr (1941) waaraan hij na de geruchtmakende publikatie van het meesterwerk ?Die letzte Welt” zeven jaar heeft gewerkt. Hoewel ?Morbus Kitahara” op een geschiedkundige simulatie lijkt, zou het verkeerd zijn dit boek te lezen als een historische roman. De historische achtergrond kan als volgt worden samengevat : Duitsland en zijn Europese bondgenoten zijn door de geallieerden verslagen. Er is geen ?Wirtschaftswunder”, integendeel, het land van de overwonnenen is door de Amerikaan Lyndon Porter Stellamour teruggebracht tot een niveau dat het best te vergelijken valt met dat van Albanië. De fiktieve figuur van Stellamour is allicht ingegeven door de Amerikaanse minister van Financiën Henry Morgenthau, die al in 1944 pleitte voor een totale industriële ontmanteling van Duitsland.

In Moor maken we kennis met de drie hoofdpersonages uit ?Morbus Kitahara”. Er is Ambras, die de hondenkoning wordt genoemd omdat hij bij een roedel vervaarlijke viervoeters bescherming heeft gezocht. Als slachtoffer van de beulen hij werd gefolterd in de steengroeven van Moor wordt hij door de overwinnaars benoemd tot opzichter van het gehucht en de arbeiders die in de steengroeve zijn blijven werken. Bering is Ambras’ lijfwacht en de smid die uit kapotte machines, auto’s en schroot iets bruikbaars probeert te maken zodat de negorij net niet tot het stenen tijdperk-niveau wordt gereduceerd. Bering is zelf de zoon van een soldaat die tot het leger van de verslagenen behoorde. Ten slotte is er Lily, dochter van een Oostenrijkse kampbeul, die amper vijf jaar was toen ze op de vlucht naar Brazilië met haar vader in Moor strandde.

Samen vormen ze een noodlotsgemeenschap in het achterlijke en gewelddadige gebied. Het instellen van de wereldvrede na de vernietiging van het Japanse Nagoya door de Amerikaanse atoombom het einde van de oorlog heeft dus plaats als de oorlogskinderen van Moor al lang volwassen zijn valt ongeveer samen met het bericht dat de steengroeve wordt gesloten en het dorp ontmanteld om plaats te maken voor een militair oefenkamp. Met zijn drieën trekken ze naar de enige plek in de wereld een gat in Brazilië waar hetzelfde soort graniet gedolven wordt als in Moor. Uit dat soort steen moeten de monumenten voor de Amerikaan Stellamour worden gebeiteld.

Sommige recensenten leggen een verband tussen de drie hoofdpersonages uit ?Morbus Kitahara” en de Griekse mytologie. U hebt nu eenmaal die reputatie sinds u in ?Die letzte Welt” de ?Metamorfosen” van Ovidius hebt herschreven ?

CHRISTOPH RANSMAYR : Ik vind het een vreselijk misverstand dat die samenhang wordt gezocht. Die gedachte is me veel te simpel. Het is toch erg dat iedereen meteen ?Hades” roept als er een smid in mijn werk optreedt. Wie ooit gekonfronteerd werd met een maatschappij in verval, weet hoe belangrijk de positie is van mensen die kunnen omgaan met schroot en kapotte machines. Een vernielde maatschappij tracht daaruit een soort nieuwe technologie te scheppen. Het personage van de smid komt dus uit een zeer konkrete ervaring. Ik heb zelf in Oekraïne, Polen en Indië gezien hoe mensen proberen iets nieuws te maken uit schroot.

Het heeft me verbaasd dat er in dit verband over myten werd gesproken. Alsof datgene wat we terecht als myte kenmerken, niet zelf het archetype is van een konkreet menselijk personage, een extrakt van de konkreetste ervaringen. Omdat er wellicht ooit iemand zijn vader doodde en met zijn moeder sliep, is een myte zoals die van Oedipus kunnen ontstaan. Het is niet zo dat eerst de myte ontstaat en daarna de figuren gezocht worden die erbij passen. Al dat gepraat over Hades, Hephaestus en de onderwereld is onzin die me ergert. De mensen die daarmee bezig zijn, zijn de gevangenen van hun eigen beperkte fantazie. Ze zijn niet meer in staat om zich in te leven in een verhaal dat zich buiten hun eigen hoofd afspeelt. Ze zien allerlei konstrukties, maar niet de werkelijke mensen.

Van in het begin weten we dat haast alle hoofdpersonages ten onder gaan. De twee mannen komen om op het Braziliaanse hondeneiland Ilha do Cao. Alleen Lily overleeft.

RANSMAYR : Lily is de figuur die werkelijk afscheid neemt van het gewelddadige leven. Lily is een moordenares. Op bepaalde ogenblikken trekt ze de bergen in om van op grote afstand mensen in het vizier te nemen en dood te schieten. Ze volgt de impulsen van haar wraaklust. Maar als ze samen met Bering de bergen intrekt en hij haar geweer gebruikt om een mens te doden, ziet ze zichzelf in de moordenaar weerspiegeld. Ze ziet wat ze zelf heeft gedaan. Ze werpt haar geweer in de afgrond om het nooit meer aan te raken. Het is niet juist wanneer ze beweren dat er geen enkele uitweg is in mijn werk, dat het een puur inferno is. Lily overleeft omdat ze het geweld juist niet tot het exces drijft. De normaliteit is immers : wie het gewelddadigst optreedt, overleeft.

Waarom kunnen Ambras en Bering zich niet uit die geweldspiraal bevrijden ?

RANSMAYR : Het is de tragiek van Bering dat hij altijd dieper wegzakt in de mechanismen van het geweld. Natuurlijk hangt dit ook samen met het leven dat zijn baas Ambras heeft geleid. Ambras was fotograaf. Zijn joodse vrouw werd in zijn bijzijn opgepakt en naar een kamp gestuurd. Zelf werd Ambras door zijn beulen gepijnigd in de steengroeven van Moor, een koncentratiekamp eigenlijk. Na de Amerikaanse overwinning neemt de ex-gevangene Ambras de kontrole over in Moor. Maar ook al is hij vrij, toch ontkomt hij niet aan de dwang van het kamp. Hij komt er eigenlijk voor de rest van zijn leven niet meer uit. Ook dat is een verhaal dat je niet moet uitvinden, want er zijn zoveel voorbeelden van mensen die na hun bevrijding nooit meer echt uit het kamp zijn gekomen. Ik denk aan Primo Levi of aan Jean Améry. Tientallen jaren na hun bevrijding hebben ze zelfmoord gepleegd. Het waren zachte mensen die niet de weg van het geweld kozen of wraak namen, maar ze hebben alles tegen zichzelf gekeerd. Ze hebben zelf voltooid wat het schrikbewind niet in staat was te doen : ze te doden.

Omdat ze een toekomst voor zichzelf ontwerpt, is Lily de enige die in de tijd leeft. Ambras en Bering leven alleen maar in de hel van de gelijktijdigheid.

RANSMAYR : Ja, voor Ambras en voor zoveel slachtoffers van de kampen is het vreselijke aan hun leven het feit dat ze de tijd verloren hebben : er is geen verleden, heden, toekomst. Ze bestaan niet als van elkaar gescheiden tijdsvectoren, maar alles is één. Het verleden is ook de toekomst, en de toekomst is altijd het heden. Ze kunnen niet meer zeggen : hier zijn mijn angstdromen, hier is mijn trauma en daar is mijn hoop. Het koncentratiekamp drukt zich uit in de groeiende pijn die Ambras in zijn schoudergewrichten voelt. Hoe meer tijd er vergaat, hoe erger de pijnen worden. Er wordt gezegd dat de tijd geneest, maar dat geldt niet voor deze mensen. Net als je denkt dat het allemaal voorbij is, is het daar weer. Het vergaat niet.

Hoe ontstaan uw literaire personages ?

RANSMAYR : De ontmoeting met een literair personage verloopt niet anders dan de ontmoeting met een gewoon mens. Want in het gewone leven krijg je ook te maken met bepaalde biografieën, vertellingen en tragedies waarvan je in de ban raakt. Die vertellingen zijn verspreid over tientallen en zelfs honderden personen. Maar om over al die mensen iets te kunnen vertellen, heb je als schrijver een integrerende figuur nodig die al die beklemmingen en ontroeringen in zich kan opnemen. Al dat materiaal verdicht zich en wordt uiteindelijk overgedragen op één persoon.

?Morbus Kitahara” is geen encyclopedische roman, toch is er heel veel opzoekwerk aan voorafgegaan en u deed ook veel veldwerk.

RANSMAYR : Ja, ik had het geluk dat ik me als langzame verteller de luxe kon permitteren om al de tijd te nemen die ik nodig had. Maar daaruit resulteerde wel de verplichting om de tijd goed te benutten en zo konkreet mogelijk tot verscheidene materies door te dringen. Als je iemand wilt beschrijven die gefascineerd is door techniek, moet je ook zelf iets van die fascinatie gespeurd hebben.

Hebt u een wapen gebruikt om na te gaan hoe het aanvoelt iemand vanop grote afstand in het vizier te nemen ?

RANSMAYR : Natuurlijk. Het is wezenlijk dat je weet wat er gebeurt als je je slachtoffer in het vizier neemt. Ik had nooit eerder een wapen in de hand gehad. Ik wou weten wat een schutter voelt, hoe heftig de terugslag is nadat het schot is afgegaan. Natuurlijk is deze roman geen reportage. Maar door me overvloedig te dokumenteren, kon ik wel mijn fantaziewereld verruimen en aanscherpen. In mijn boek zijn de Engelse radiomeldingen over de atoombom die op Nagoya geworpen is autentiek. Waarom zou ik daarover fantazeren ? Ik geef er de voorkeur aan wekenlang in de archieven te duiken, ook al vind ik maar een paar bruikbare regels. Maar ik moest van veel mooi materiaal afzien. Zo vernam ik dat tijdens de Tweede Wereldoorlog de Brazilianen aan de kant van de geallieerden vochten in Italië. Toen ze in Berlijn vernamen dat Brazilië voor de geallieerden koos, verspreidde het Duitse propagandaministerie een mededeling die ik in de New York Times heb gevonden. ?Eerder zal een cobra een pijp roken dan dat Brazilië de kant van de geallieerden zal kiezen”, stond in de Duitse tekst te lezen. Toen de Braziliaanse troepen in Italië landden, droegen ze een armband waarop een pijprokende cobra stond. Ik heb die anekdote niet gebruikt. Het zou de aandacht te zeer hebben afgeleid en de vertelstroom gehinderd. Tijdens het vertellen gaat het altijd zo : het is een proces van weglaten, van altijd smaller maken.

U bezocht ook de landschappen voor u ze beschreef. Wat trekt u aan in weidse landschappen, zeeën van steen en al die dode massa’s waarin ?Morbus Kitahara” zich afspeelt ?

RANSMAYR : Een landschap zonder mensen is rustgevend, het is een korrektief voor heel veel dingen. De weg in de woestijn, in het Oostenrijkse gebergte of in het keienlandschap van Noordwest-Ierland is een weg die de waarde van gezelschap, vriendschap en omgang met anderen in een heel ander en klaarder daglicht plaatst. Voor mij is dat niet de duistere weg uit de wereld, het gaat me niet om een vlucht weg van de mensen. Maar hoe leger en eenzamer de landschappen zijn, des te klaarder verschijnt in dit landschap het beeld van de mens. Landschappen zijn een ongelooflijke coulisse van de natuurgeschiedenis zelf. Als je de menselijke geschiedenis op die duizelingwekkende perioden projekteert, verliest ze iets van haar vluchtige betekenis en verschijnt ze weer als deel van een omvattender, geweldig proces. Die samenhang is alles voor de verteller. Hij kan er niet van afzien.

De roman is opgedragen aan uw vader. Was het moeilijk om met hem over die gruwelijke periode te praten waarover uw boek vertelt ?

RANSMAYR : Ik heb veel met mijn vader over die tijd gesproken. Dat waren geen historische gesprekken, maar we wilden wel zien hoe sterk de vervormende krachten waren die destijds ook op het individu hebben ingewerkt. Vader kwam uit een zeer armtierig milieu, de zoon van een sluiswachter. Maar hij was een begaafd kind. Toen hij de kans kreeg om officier te worden, heeft hij gezegd : ?ik wil niets worden in deze staat.” Vader was geen held, maar indien er wat meer mensen waren geweest zoals hij dan zou de situatie er helemaal anders hebben uitgezien. Het heeft me gefascineerd hoe makkelijk dat ene zinnetje kon uitgesproken worden : ik wil niets worden in deze staat.

Tijdens de oorlog werd hij overgeplaatst op een mijnenveger in de Zwarte Zee, waar hij door de Russen gevangen werd genomen. Zijn Russisch was uitstekend en hij werd als vertaler ingezet bij de wederopbouw van Sebastopol. In 1949 keerde hij terug uit de oorlog. Ik denk dat hij vaak overwogen heeft om zich definitief op de Krim te vestigen. Ik was nog een kind, maar ik herinner me dat hij in de zomer altijd weer naar de Krim terugging. Ik herinner me ook hoe hij Russisch zat te praten op momenten dat hij zich alleen waande. Ik dacht dat het de taal van de volwassenen was, dat volwassenen zo praten wanneer ze niet willen dat hun kinderen hen verstaan. Pas later wist ik dat het Russisch was. Mijn vader is vorig jaar gestorven, maar ik had het boek al aan hem opgedragen.

Vindt u het moeilijk om uw emoties te beheersen tijdens het schrijven ?

RANSMAYR : In New York woont een goede vriend van me, een jood die Fred Rotblatt heet. Als jongeman vluchtte hij naar Amerika. Zijn moeder werd omgebracht in Auschwitz. Zijn vader overleefde in België vermomd als benediktijnermonnik. Toen vader en zoon elkaar terugvonden besliste de vader om geen woord Duits meer te spreken en zijn naam te veranderen. Welnu, Fred Rotblatt heeft me aangemoedigd om met een koud hart en met een schijnbaar koude blik te vertellen. Hij zei : ?Je moet het vertellen alsof je de wereld en de geschiedenis zelf was, want het kan de wereld ook niet schelen wie erop rondspartelt, wie er overleeft en sterft. Tijdens het vertellen moet je zo koud en onbewogen zijn als de wereld en de geschiedenis zelf. Voor en na het schrijven is alles toegestaan, dan mag je droevig zijn en wenen, maar niet tijdens het schrijven zelf. De chirurg mag zich tijdens een operatie toch ook niet door zijn emoties laten meeslepen ?” Ik zei : goed, als ik erin slaag, dan draag ik het boek ook aan jou op en geef ik je even je oude naam terug. Vandaar dat ?Morbus Kitahara” zowel aan mijn vader Karl Richard als aan mijn vriend Fred Rotblatt is opgedragen.

Ik kan me voorstellen dat iemand die zo traag, zo’n solide en toch vloeiende zinnen schrijft, soms gegrepen wordt door een groot geluksgevoel als het schrijven lukt ?

RANSMAYR : Dat geluksgevoel heeft geen betrekking op de inhoud, maar wel op het feit dat het mij gelukt is het leven en de dood van de mensen tot uitdrukking te brengen met alle mij ter beschikking staande taalmiddelen. De eerste lezer of toeschouwer ben ikzelf, een haast autistische figuur. Het vertellen begint bij de mondelinge overlevering. Dat wat ik wil schrijven, vertel ik ook eerst aan mezelf, soms in zelfgesprekken, soms in gesprekken met vrienden. Het is de oeroude situatie van iemand die zegt : ?er was eens”. Anderen zitten rond hem en luisteren. Het hoeft geen kampvuur van een neolitisch jachtgezelschap te zijn, maar daar is het toch ergens allemaal mee begonnen. Hoe ongelooflijk raadselachtig is het als iemand over de wereld begint te vertellen !

Maar als het niet lukt, is het de hel ?

RANSMAYR : Het klinkt misschien koket, maar voor mij gaat het om overleven in konkrete zin. Het is echt een vraag van leven en dood of het schrijven en vertellen lukt of niet. Als het lukt, houdt het geluksgevoel me gaande en maakt het me zo sterk dat ik in staat ben ook andere mensen te helpen, pas dan ben ik een volledig mens. Maar als het niet lukt, ben ik het die moet geholpen worden, dan ben ik tot niets in staat. Dan zit ik daar en dreig ik aan mijn leven, mijn taal en fantazie en aan alles wat ik ben ten onder te gaan. Of het lukt of niet, daarvan hangt het af wie ik ben.

Piet De Moor

Christoph Ransmayr, ?Morbus Kitahara”, S. Fischer Verlag, Reinbek, 448 blz., ca. 900 fr.

Christoph Ransmayr : Het verleden is ook de toekomst en de toekomst is altijd het heden.

‘Dat wat ik wil schrijven, vertel ik ook eerst aan mezelf.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content