Mark Elchardus
Mark Elchardus Hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel

In de laatste twee jaar schreef de Vlaamse pers 80 keer over ‘linkse intellectuelen’, 21 keer over ‘progressieve intellectuelen’. ‘Rechtse intellectuelen’ kwamen daarentegen slechts zes keer ter sprake. ‘Liberale intellectuelen’ welgeteld één enkele keer, en dan nog in verband met een 19e-eeuws politiek conflict. Twee van de zes vermeldingen van ‘rechtse intellectuelen’ betreurden (terecht) hun opvallende afwezigheid. Een derde vermelding ging over de rechtse Amerikaanse intellectuelen. De vierde keer was Karel De Gucht (VLD) aan het woord, die rechtse intellectuelen tegen VB-topman Filip Dewinter zag aanschurken. Daarop repliceerde Manu Ruys prompt dat hij nog nooit met Dewinter heeft geluncht; waarmee hij meteen tekende voor de vijfde vermelding van rechtse intellectuelen. De zesde en laatste is voor rekening van graficus en essayist Frans Mertens, die in de jaren dertig met het Verdinaso heulde en in 1993 overleed. Wordt er ter rechterzijde onvoldoende nagedacht of zijn intellectuelen clichématig links, zoals in de snertliteratuur een zonsondergang onvermijdelijk rood, de nachtrust hestellend en een pint fris is?

De geschiedenis pleit voor het laatste. Linkse intellectuelen bedachten ooit een fantastische truc. Die bestaat uit drie stellingen. Ten eerste, er is een klasse, het proletariaat, waarvan de emancipatie meteen de zelfverwezenlijking van de mensheid betekent. De maatschappelijke orde die zo ontstaat, is, aldus stelling twee, de best denkbare en dat volgens criteria die iedereen deelt (of zou moeten delen), universele criteria dus. Maar, zo voegt stelling drie daaraan toe, de proletariërs zijn niet erg mondig, weten niet wat goed voor hen is. Daarom moeten linkse intellectuelen in hun plaats spreken. Op die manier verwerven hun woorden bijzonder gewicht: historische betekenis in real time. Achteraf bekeken is het onwaarschijnlijk dat iemand daar ooit is ingetrapt, maar de truc ging nagenoeg honderd jaar mee en baarde zelfs veel oprecht idealisme. Vandaag blijft er weinig van over. Mocht men eerstejaars-universiteitsstudenten vertellen dat een proletariër een soort dinosaurus is, een niet onaardig aantal zou het geloven. Het universalisme blijkt nu bovenal het principe waarop liberale macho’s zich beroepen als ze per se moslima’s willen emanciperen. Publiek verklaren dat de ‘gewone mensen’ niet weten wat goed voor hen is, maakt meteen stromen cultuurpopulistisch kwijl los.

Toch is er bij linkse intellectuelen iets van die stellingen blijven hangen. De behoefte om ideeën publiek te verdedigen en om kritiek te verantwoorden in het licht van algemene principes. Wie publiek op die manier spreekt, maakt kans als intellectueel te worden beschouwd. Het dragen van een academische titel helpt, maar is niet noodzakelijk. Dat verklaart misschien waarom linksdenkenden sneller dan anderen als intellectueel worden erkend, zodra zij publiek het woord of de pen voeren. Echt overtuigend is die verklaring echter niet. Er zijn immers heel wat mensen die frequent publiek spreken, zoeken naar een algemene verantwoording van hun stellingen, daarenboven de titel van prof voeren, maar ontegensprekelijk liberale, rechtse of zeer rechtse stellingen verdedigen: Frank Thevissen, Gust De Meyer, Boudewijn Bouckaert… om er maar een paar te noemen die geregeld in de pers opduiken. Toch noemt haast niemand hen intellectuelen, omdat noch de inhoud, noch de stijl van hun communicatie daartoe uitnodigt. Blijkbaar is er dus toch iets aan de hand: een nijpend gebrek aan liberale en rechtse ideeën misschien of, alleszins in Vlaanderen, een gebrek aan mensen om die ideeën te baren en op overtuigende wijze te verwoorden. Vandaar, zo beweren kwatongen, dat linkse intellectuelen die rol dan ook maar op zich nemen. De derde intellectuele weg, als u wilt.

Mark Elchardus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content