Sinds 1998 wordt het Latijns-Amerikaanse land Venezuela geleid door de controversiële linkse president Hugo Chávez.

In kringen van andersglobalisten wordt president Hugo Chávez op handen gedragen wegens zijn uitgesproken standpunten tegen het neoliberalisme en de Noord-Amerikaanse hegemonie. In eigen land echter treedt de president steeds harder op tegen dissidente stemmen. Sinds eind december 2004 richten de Verenigde Staten hun pijlen op Venezuela. De neoconservatieven in de regering-Bush vrezen dat het olierijke land zijn petrodollars zou kunnen aanwenden om extreem-linkse krachten in de regio te steunen.

Op het einde van de jaren zeventig bloeide de economie van Venezuela als nooit tevoren. De oliecrisis joeg de olieprijzen de hoogte in, waardoor de oliedollars het land binnenstroomden. Door wanbeheer stuikte de economie na de olieboom echter langzaam in elkaar en zo kon de (extreme) armoede weer snel oprukken. De onvrede die daardoor ontstond, opende de weg voor Hugo Chávez, een ex-militair van bescheiden afkomst die in 1992 al de leiding had bij een mislukte staatsgreep. Tijdens de verkiezingen van 1998 kon de agressief-populistische taal van Chávez 56 procent van de Venezolaanse bevolking ervan overtuigen dat hij de man was die weer orde zou brengen in de corrupte Venezolaanse politiek.

De nieuwe president kondigde de noodtoestand af ‘met de bedoeling een einde te maken aan de corruptie’, en de regering begon met het ontslaan van een groot aantal ‘corrupte’ rechters. Chávez lanceerde tegelijkertijd een frontale aanval op de ‘oligarchie’, die zich verweerde door haar invloed in de media te benutten: zij beschuldigde Chávez en andere regeringsfunctionarissen van corruptie, dictatoriale neigingen en cliëntelisme.

De ‘Ley Habilitante’

In november 2001 bereikte de politieke polarisatie een hoogtepunt, nadat Chávez 49 economische wetten (Ley Habilitante) had goedgekeurd zonder deze langs het parlement te laten passeren. Uit protest begon de oppositie een eindeloze reeks betogingen te organiseren, die op 11 april 2002 culmineerden in een staatsgreep die amper 48 uur stand hield.

De oppositie liet het daar niet bij. Op 5 december 2002 organiseerde zij een immense nationale staking die de economie 64 dagen verlamde. Chávez weigerde af te treden, maar wou wel een revocabel referendum houden, als de oppositie daarvoor 20 procent van de stemgerechtigde bevolking warm kon maken. De oppositie verzamelde de nodige handtekeningen, maar de nationale kiesraad wees de petitie af wegens procedurefouten.

‘Op sommige van de petitielijsten hadden de mensen die de handtekeningen verzamelden zelf de gegevens van de ondertekenaar ingevuld. Hoewel het referendum-reglement dat niet verbood, werden deze handtekeningen door de kiesraad ongeldig verklaard’, zegt Raúl Arrieta, politicoloog aan de centrale universiteit van Venezuela.

De ‘Misiónes’

Volgens Armand Janssens, een Belgische priester die al 40 jaar in Venezuela woont en werkt, poogde Chávez op die manier tijd te winnen om de gedaalde bevolkingssteun weer nieuw leven in te blazen. ‘Na vier jaar Chávez was de situatie voor de gewone burger niet zoveel veranderd. Door het uitstellen van het referendum won Chávez tijd om een aantal populaire programma’s ( misiónes) uit de grond te stampen. De programma’s voor gezondheid, onderwijs en alimentatie werden enthousiast onthaald door de bevolking.’ Het waren echter niet alleen deze programma’s die de steun voor Chávez in het nakende referendum moesten verzekeren.

Met ‘Misión Identidad’ werden 236.000 illegaal in Venezuela verblijvende buitenlanders in ijltempo genaturaliseerd. Voor er sprake was van een referendum had de regering amper aandacht gehad voor deze illegalen.

Daarnaast begonnen de chavisten in eigen kringen naar dissidente stemmen te speuren. Verschillende mensen die in een regeringsinstantie werkten, werden ontslagen toen bleek dat zij de petitie voor een referendum hadden ondertekend.

Ondertussen was de oppositie naar de electorale kamer van het hooggerechtshof getrokken, die jurisdictie heeft over electorale geschillen. Die volgde de argumentatie van de oppositie. Er was volgens haar geen reden om te twijfelen aan de authenticiteit van de handtekeningen van de petitie die de oppositie had ingediend.

Het referendum vond plaats op 15 augustus 2004 en 59 procent van de bevolking herbevestigde zijn vertrouwen in de president. De oppositie, die beweerde dat de president niet meer de steun van het volk had, stortte in elkaar.

L’état, c’est moi

Het Chávez-regime had het referendum wel gewonnen, maar had zich daarvoor in allerlei bochten moeten wringen en had daarbij het hoofd moeten buigen voor de beslissing van de electorale kamer in het voordeel van de oppositie. Om dergelijke risico’s in de toekomst te vermijden, keurde het parlement in mei 2004 de ‘organieke wet van het hooggerechtshof’ goed. Met de nieuwe wet werd het aantal magistraten van het hooggerechtshof van 20 op 32 gebracht. De nieuwe magistraten werden verkozen met een simpele meerderheid in het parlement (hoewel de grondwet een tweederde meerderheid vereist), waardoor de Chávez-bondgenoten hun nipte meerderheid in de wetgevende macht konden benutten om een overweldigende meerderheid van zetels in het hooggerechtshof te verwerven. De invloed van de oppositie in het hooggerechtshof werd weggevaagd, waardoor de machtsbalans definitief werd gekeerd in het voordeel van de regering-Chávez. Een recent rapport van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) haalt zwaar uit naar de organieke wet en beschouwt haar als een ‘politieke machtsovername van het hooggerechtshof’.

Regeringsfunctionarissen verwijzen naar controversiële rechterlijke uitspraken in het verleden om de organieke wet te rechtvaardigen. Van voor 2004 dateren inderdaad enkele bedenkelijke vonnissen, waaruit zou kunnen blijken dat rechters hun uitspraken lieten beïnvloeden door hun politieke voorkeur voor de oppositie.

‘Het zou kunnen dat sommige oppositierechters hun politieke overtuigingen hebben laten meespelen in het toepassen van de wet’, schrijft het HRW-rapport, ‘maar in plaats van stappen te ondernemen om de rechtsstaat te versterken, hebben president Chávez en zijn supporters het systeem naar eigen belangen ingericht.’

Uncle Sam is watching you

Binnenlandse druk heeft Chávez tot nu toe succesvol doorstaan, maar nu komt ook de druk van buitenaf. Sinds zijn aantreden kijken de Verenigde Staten met argusogen naar de ontwikkelingen in Venezuela. Dat land is de op drie na grootste exporteur van olie ter wereld en meer dan 12 procent van de olie-import in de VS komt vanuit Venezuela. Rond de rivier Orinoco, in het zuiden van Venezuela, zijn meer petroleumreserves te vinden dan in heel Saudi-Arabië en de meerderheid van deze gebieden is nog niet geëxploiteerd. Venezuela is daarmee van groot strategisch belang voor een geolied verloop van de militaire machinerie en daarmee voor de nationale veiligheid van Noord-Amerika.

Voor 1998 waren de banden tussen beide landen uitstekend. Daar kwam echter verandering in toen Chávez tot president werd verkozen. De nieuwe Venezolaanse leider verzette zich in veel van zijn speeches tegen de dominante bruutheid van de Verenigde Staten en tegen de Noord-Amerikaanse vrijhandelsakkoorden (ALCA). Hij verbood de Noord-Amerikaanse militairen nog verder gebruik te maken van de Venezolaanse bodem en het luchtruim, en hij was het eerste buitenlandse staatshoofd dat na de eerste Golfoorlog de Iraakse dictator Saddam Hoessein met een bezoek vereerde. Ook Chávez’ warme relatie met de Cubaanse leider Fidel Castro stuiten de VS tegen de borst. Net nu Castro op zijn laatste benen loopt, doemt een nieuwe leider met sterke extreem-linkse sympathieën op in de Noord-Amerikaanse achtertuin.

Al bij de aanvang van Chávez’ presidentschap steunden de VS de oppositie in Venezuela via de National Endowment for Democracy (NED), een semi-gouvernementele organisatie die de Noord-Amerikaanse belangen in het buitenland verdedigt door pro-Amerikaanse oppositiegroepen te steunen in naam van ‘het promoveren van de democratie’. De NED wordt al jaren door de Noord-Amerikaanse inlichtingendienst CIA gebruikt om CIA-operaties te financieren.

De relaties tussen beide landen bekoelden nog meer toen Chávez zich in een nationale televisie-uitzending kritisch uitliet over de VS-interventie in Afghanistan. ‘Het was ongeveer in deze periode dat de NED haar financiering voor Venezuela verviervoudigde’, schrijft Eva Golinger, een Venezolaans-Noord-Amerikaanse advocate die sinds 2003 de Noord-Amerikaanse interventies in Venezuela bestudeert, in haar boek El código Chávez (‘de Chávez-code’). Met het NED-geld werden verschillende oppositiegroepen gefinancierd. Een aantal van deze groepen was erg actief tijdens de revolte van april 2002, die Chávez voor 48 uur van de macht verdreef. Washington bestempelde de aprilrevolte meteen als een ‘populaire opstand’ en steunde vrijwel onmiddellijk volop de ‘interim-regering van twee dagen’. Later bleek uit documenten dat de CIA minstens twee weken op voorhand op de hoogte was van de nakende revolte. Niet veel later erkende de Mexicaanse buitenland- minister Jorge Castaneda dat de VS en Spanje in Mexico diplomatieke steun hadden gezocht voor de nieuwe interim-regering. De VS bleken meer betrokken bij de aprilcoup dan ze zelf wilden toegeven.

Na de mislukte machtsovername bleef het twee jaar stil. In die tijd probeerde Chávez zich te wapenen door nieuwe afzetmarkten voor zijn olie te zoeken in Azië en Europa, zodat de Venezolaanse olie-industrie minder afhankelijk zou worden van de VS. Chávez’ internationale reizen baarden enkele conservatieve republikeinen in Noord-Amerika zorgen, en men begon te onderzoeken hoeveel schade een eventuele olieboycot vanuit Venezuela de Noord-Amerikaanse economie zou kunnen toebrengen. In april 2005 verdedigde president George Bush in dat verband de plannen om olie te ontginnen in een natuurreservaat in Alaska alsof het ‘een zaak van nationaal belang’ betrof.

‘Allemaal nonsens’, lacht Raúl Arrieta. ‘Het is niet zo eenvoudig om de olie-export zo drastisch te wijzigen. Venezuela zou heel wat olietankers moeten aankopen, de vervoerskosten zouden de hoogte in schieten door de lange vervoersafstanden, om nog maar te zwijgen van de totale afwezigheid van olieraffinaderijen in Azië om de Venezolaanse ruwe olie te zuiveren. Venezuela is even afhankelijk van de VS als de VS van Venezuela.’

De neoconservatieven in de regering-Bush zijn uiteindelijk minder beducht voor een olieboycot dan voor het idee dat Chávez de omvangrijke instroom van oliedollars zou kunnen aanwenden om een extreem-links blok te creëren in Latijns-Amerika, dat in staat zou zijn de Noord-Amerikaanse hegemonie in de regio uit te dagen. Een document van de neoconservatieve denktank Heritage Foundation verwoordt het als volgt: ‘Chávez ziet zichzelf Fidel Castro vervangen als leider van radicaal-links in Latijns-Amerika, zo de regio verenigend tegen een democratie van het VS-type, vrije markten en Amerikaanse invloed… Chávez brengt de vitale belangen van de VS in de westelijke hemisfeer in gevaar.’

Neoconservatief Noord-Amerika is bang dat Chávez een regionaal energiemonopolie zou kunnen bewerkstelligen ‘door het destabiliseren en vervangen van democratische regeringen in landen als Bolivia, Colombia en Ecuador’. Er zijn echter geen bewijzen voor de beweringen van de neoconservatieven dat Chávez de marxistische FARC-rebellen in Colombia of de inheemse beweging van Felipe Quispe en Evo Morales in Bolivia zou steunen.

Bulldozerdiplomatie

Sinds 13 december 2004 hebben de VS de druk op Venezuela weer verhoogd. Op die dag werd Rodrigo Granda Escobar, de ‘buitenlandminister’ van de FARC-guerrilla’s, op Venezolaanse bodem gevangengenomen door Colombiaanse agenten die illegaal het buurland hadden betreden. Er brak een diplomatiek conflict uit tussen de twee landen, waarop de VS nog olie op het vuur goten door voor 100 procent Colombia te steunen. Daarna kwam alles in een stroomversnelling. De regering-Bush stuurde op 23 januari 2005 een brief naar de Latijns-Amerikaanse Andeslanden met de vraag harder op te treden tegen het ‘zachte standpunt van Venezuela met betrekking tot het terrorisme’, waarmee ze doelde op de veronderstelde banden met de ‘narcoterroristische’ FARC-rebellen. In diezelfde maand beschuldigde VS-minister Condoleezza Rice Chávez ervan een ‘negatieve factor in de regio’ te zijn, ‘een bedreiging voor de regionale stabiliteit’, en op 16 februari 2005 waarschuwde CIA-directeur Porter Goss de inlichtingencomités van de Senaat dat ‘Chávez zijn macht aan het consolideren [is] door gebruik te maken van technisch legale tactieken om zijn opponenten te viseren en zich te mengen in de regio’.

Het is duidelijk dat de VS een regimewissel wensen in Venezuela, maar zij blijken in hun wens geïsoleerd te staan. Tijdens het ‘Granda-conflict’ verweet de Colombiaanse ex-president Ernesto Samper de VS het conflict te willen ‘internationaliseren’ door gebruik te maken van een ‘bulldozerdiplomatie’. In februari 2005 verzoende Chávez zich met Colombia’s huidige president Alvaro Uribe, waarop die de Cubaanse leider Fidel Castro expliciet bedankte voor zijn hulp tijdens de bemiddelingsgesprekken. Neoconservatieven in Noord-Amerika zagen het knarsetandend en met lede ogen aan.

De brief die de VS op 23 januari 2005 verstuurden naar de Andesgemeenschap werd verworpen en met de verkiezingen van premier José Luis Rodríguez Zapatero in Spanje verloren de VS ook in Europa hun laatste bondgenoot in hun strijd tegen Chávez.

Maar Chávez blijft op zere tenen trappen en verontrust daardoor niet alleen de Verenigde Staten. In maart 2005 gaf hij zijn volledige steun aan de uitbouw van een nucleair programma in ‘broederland’ Iran, terwijl veel landen van de internationale gemeenschap vrezen dat het programma van Iran een eerste stap is in het produceren van nucleaire wapens. Chávez’ steun aan Iran past in zijn strijd voor een multipolaire wereld en in zijn pogingen de positie van de OPEC-landen te versterken, waarbij het lijkt dat de president de vijanden van zijn vijanden als zijn vrienden beschouwt.

De VS blijven ondertussen gefrustreerd en besluiteloos over Venezuela, volgens Michaël Shifter, vice-president van de Inter-Amerikaanse Dialoog. In een hoofdartikel in The Wash- ington Post raadde hij de Noord-Amerikaanse regering aan om veranderingen aan te brengen in de relaties met Venezuela ‘omdat de huidige tegenkanting de positie van Washington in de regio alleen heeft verzwakt’. Tegelijk waarschuwt hij ervoor dat ‘bepaalde sectoren in Washington aandringen op een kordater optreden’.

Terwijl Noord-Amerika warm en koud blaast, zet Chávez zijn koers naarstig voort.

Door Sam Van Tilt

Het is duidelijk dat de VS een regimewissel wensen in Venezuela, maar zij blijken in hun wens geïsoleerd te staan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content