‘ILLUSIES HOUDEN ONS IN LEVEN’

DONNA TARTT'Het leven kan stevige vuistslagen uitdelen. Hoe we die incasseren, bepaalt wie we zijn.' © BEOWULF SHEEHAN/GF

Na tien jaar publiceerde Donna Tartt nog eens een roman, en wat voor een: Het puttertje is een prachtig boek over verlies, overlevingskracht en de speling van het lot. Anna Luyten interviewde de auteur voor het eerste Eilandfestival en trok een dag met haar op in Antwerpen. ‘In dit boek zit veel van mezelf waar ik m’n vinger niet op kan leggen.’

‘Find what you love and let it kill you.’

Dat zegt ze.

Net voor ik dertig werd, las ik De verborgen geschiedenis. Donna Tartt publiceerde haar debuutroman net voor ze dertig was. We zijn van hetzelfde jaar.

De verborgen geschiedenis vertelt het verhaal van een jongen die een intellectueel nest vindt op de universiteit, een bevlogen maar desastreus groepje studenten klassieke talen die zich als bacchanten overgeven aan de kennis van het dionysische. En dat met een moord betalen. Toen het boek uitkwam, begin jaren negentig, was dat cultboek ons op het lijf geschreven.

Net voor ze veertig werd, publiceerde Tartt De kleine vriend. En ook dat boek bood genoeg voer voor introspectie: een jong meisje wil de moord op haar broer oplossen. Ze beweegt als een ontsnappingskunstenaar door het leven. Ze bijt zich in levensvraagstukken zoals een pitbull in zijn prooi.

En nu, net voor haar vijftigste, publiceerde ze Het puttertje. Het was lang wachten geweest op dat boek. Hoewel Tartt in al die tussenjaren nog essays schreef, was er al tien jaar geen roman meer van haar hand verschenen.

Ze had niet stilgezeten, maar in stilte hard gewerkt. En wat aangekondigd werd, was waar: ‘Een grootse en geniale nieuwe roman.’ En ook dit was waar: ‘Een prachtig boek over verlies, obsessie, overlevingskracht en de meedogenloze speling van het lot.’

De titel had wat vreemd geklonken: Het puttertje. Maar snel opzoekwerk kan verzoenen. Wikipedia: ‘De putter of distelvink (Carduelis carduelis) is een zangvogel uit de familie der Vinkachtigen. De naam ‘putter’ heeft de soort gekregen doordat hij vroeger vaak in kooien werd gehouden, waarin de vogel zelf een vingerhoed met water omhoog moest trekken (putten) om te kunnen drinken.’ Op de cover stond een fragment van het beroemde schilderij van zo’n gevangen distelvink van de zeventiende-eeuwse Hollandse schilder Carel Fabritius.

Ik kroop drie dagen in bed met het boek. Ik las het verhaal van Theo Decker, een jongen van dertien die een explosie in een museum overleeft, er zijn moeder verliest en het schilderij van Fabritius meeneemt. Ik las het verhaal van een man die zich had gewapend met een harnas van pen en papier om het spoor in zijn leven niet bijster te raken.

Als het leven cyclisch is, mag het mij iedere tien jaar een boek van Tartt schenken. Nu werd mij ook nog Tartt zelf geschonken, in de vorm van gesprekspartner, op verzoek van Luc Coorevits die Tartt had uitgenodigd om op het eerste Eilandfestival in Antwerpen op te treden. Ik ontmoette haar eerst in Amsterdam. Eerst voelen dan spreken. Snuffelpraktijk. Mensen zijn als honden.

***

Amsterdam. 28 september 2013. De straten hingen vol met levensgrote affiches waarop de cover van het boek en haar foto stonden afgebeeld. Een pagekop. Een soort mengeling van een 21e-eeuwse Jeanne D’Arc met Peter Pan. Zwart vest. Heldere groene ogen als een verlichte hemel. Die avond gaf Robbert Ammerlaan in het Stedelijk Museum zijn afscheidsfeest als directeur van uitgeverij de Bezige Bij. Schrijvers liepen binnen. Mensen vormden groepjes. Het is op zulke gelegenheden altijd kijken naar iemand die alleen in een kamer staat. Er zijn mensen met de armen over elkaar, blik kritisch gericht op het vernis van de ander. Of er zijn er die gewoon staan, een ter plaatse rust. Zo stond zij daar. Niet als een diva, maar als een kleine boom. Geen drukke gesprekken voerend, maar zwijgzaam in het licht. Stevige voetzetting. Platte zwarte mannelijke schoenen. Ze deed me denken aan dat oude woord voor jongensachtige meisjes, uit begin jaren negentig: tomboy. Een kleine vrouw in donker kostuum met een zachte vorm van openheid. Het was alsof ze naar haar omgeving keek als naar een kunstwerk, met een geconcentreerde nieuwsgierigheid. Ze sprak als laatste haar dankwoord uit voor haar uitgever van het eerste uur. Ze noemde hem ‘mijn grote vriend die veel voor me betekent heeft.’ Het puttertje is het laatste boek dat hij publiceerde.

Enkele uren later zei ze me: ‘Robbert is een sociale leeuw van de mildste soort.’ Waarmee een eerlijke behoefte naar begeleiding in de menagerie van de sociale wereld werd uitgedrukt.

‘Hij heeft me gemaakt tot wie ik ben’, zei ze. Wat een van de mooiste complimenten is die de ene mens de andere kan geven.

Tartt is een schrijfster van wie beweerd wordt dat ze ‘mysterieus’ is, omdat ze zich niet uitlaat over huis, tuin en keuken. Dat geloof ik niet. Ze is niet mysterieus. Ze is opvallend eerlijk voor wie aan close reading doet. Ze gedraagt zich niet als een societyfiguur. Ze gedraagt zich met gevoel voor discretie, wat een weelde is.

***

Antwerpen. 29 september. Soundcheck voor het Eilandfestival.

Net voor we op scène gaan, zien we buiten op straat een tafereel waar lang over na te denken zou vallen. Ze leest wat ze ziet: ‘ZUIPFIETS’.

Een rondrijdende bar waar twaalf mensen al fietsend mee rond de stad cirkelen. Bierbekers in de hoogte. Een bewegend laatste avondmaal.

‘My god, wat is dit’, zegt ze.

‘Minder trappen, meer plezier’, lees ik hardop.

Ik zie haar denken: wie van deze twaalf zal het laatst de trappers verliezen?

Pas als er publiek bij zit, durf ik het haar te vragen. Al spelend, in een rol geduwd, kan een mens zich veel meer permitteren: ‘Donna, je moet me echt verklaren wat er gebeurt met iemand die een hart heeft waarop hij niet kan vertrouwen…’

Ze heeft de vraag aan zichzelf gesteld. Dat weet ik. En ook zij wil heel graag dat iemand het haar uitlegt. Het ligt niet aan de leeftijd. Er ligt een overtuiging aan ten grondslag.

Ik citeer uit haar roman: ‘Maar iets waarvan ik echt heel graag wil dat iemand me het uitlegt… Stel dat je hart je wegleidt van een gezond leven, huiselijkheid, burgerzin, sterke sociale banden, en je in plaats daarvan leidt naar prachtig opvlammend verderf, naar zelfverminking, naar een catastrofe? Moet je de perverse pracht die je hart je toeschreeuwt negeren?’

Het is een Aristotelische ethische vraag naar het goede leven. Een vraag waarop in de 2500 jaar oude filosofiegeschiedenis al vele antwoorden gekomen zijn. Maar dan op mensenmaat geformuleerd.

En zij, Donna Tartt, zegt dus: ‘Er bestaat geen antwoord op die vraag.’ Maar in ieder leven gebeurt het af en toe dat het hart wil wat het wil. En soms is wat het hart wil niet goed voor onze gezondheid, niet goed voor ons gezin, niet goed voor anderen en niet goed voor ons. De vraag of je je hart mag vertrouwen, moet je je steeds opnieuw blijven stellen, je leven lang. Het is een vraag die geen antwoord heeft, het is een vraag die haar bestaansrecht eist.’

En ik denk aan wat mijn moeder soms zei: ‘Koel hart, helder verstand.’

Maar Donna Tartt verwijst naar een zanger. ‘Ik geloof toch dat het de countryzanger T Bone Burnett was die zei: “Vind wat je liefhebt en laat het je doodmaken.”‘

En zij wikt haar eigen woorden. ‘Find what you love and let it kill you… Daar valt iets voor te zeggen. De vraag over het onbetrouwbare hart, is een vraag die ik mijzelf geregeld stel. Wij moeten ze ons allemaal stellen. We moeten niet leven op de automatische piloot. Als we een waardevol leven willen leiden, kunnen we geen leven lang in het gareel lopen. We moeten ons leven, zoals Nietzsche zei, zo min mogelijk verkwisten door meester en vormgever van onszelf te zijn. De persoon worden die we kunnen zijn, dat is een mooi levensdoel.’

***

U hebt meer dan tien jaar gewerkt aan uw nieuwe roman. Tien jaar is een heel hoofdstuk in een mensenleven, als een mens al kan spreken over levenshoofdstukken. Hoe is deze roman verweven met het weefsel van uw eigen leven?

Donna Tartt: Mensen sterven. Veel mensen die mij na aan het hart lagen, hebben het einde van dit boek niet overleefd. In het decennium waarin ik dit boek schreef, heb ik veel te maken gekregen met verlies en diepe rouw. Tegelijkertijd waren er ook gelukkige dingen: er werden kinderen geboren, ik heb intussen twee neefjes.

Het mentale landschap waarin een mens zich bevindt, verandert enorm in tien jaar tijd. Ik denk en ik hoop dat iets van de textuur van wat mij de voorbije tien jaar overkomen is, haar bedding heeft gevonden in deze roman. In dit boek zit veel van mezelf waar ik mijn vinger niet op kan leggen. Ik laat dat beter aan buitenstaanders over. Ik kijk ernaar zoals ik naar mijn gezicht in een spiegel kijk. Iedereen is spiegelblind voor zichzelf. Waarschijnlijk uit zelfbescherming. Als kind zat ik vaak te tekenen bij mijn grootmoeder, die een soort artieste was. Ze kon iedereen genadeloos portretteren. ‘Grootmoeder, teken nu eens uzelf’, vroeg ik haar eens. ‘Ik kan dat niet aan’, antwoordde ze.

Een goede vriend van me, de psychoanalist en schrijver Mark Epstein, schreef net een boek met de titel Het trauma van het dagelijks leven. Hij heeft het over het lijden en het verlies dat als een schrikbeeld boven ons hangt. Als we niet lijden aan een posttraumatisch stresssyndroom, zijn we aan het lijden aan een pre-traumatisch stresssyndroom. Lijden maakt deel uit van de menselijke conditie. Het leven kan stevige vuistslagen uitdelen. Hoe we die incasseren, bepaalt wie we zijn.

U verdeelde Het puttertje in vijf delen. U gaf elk deel een motto mee van een schrijver die belangrijk voor u is. Ik leg ze u nog eens voor: ‘Het absurde bevrijdt niet, het bindt.’ (Albert Camus)

Tartt: Het boek begint met een explosie in een museum, waar het hoofdpersonage Theo met zijn moeder toevallig is binnengegaan om te schuilen voor de regen. Zijn moeder sterft. Het is de opening van het verhaal, om dan een roman lang toe te kijken hoe een mens tekeergaat tegen het absurde dat toeslaat. De vraag naar de zin van het bestaan kan ieder willekeurig mens op iedere willekeurige straathoek overvallen. Dat bindt ook. Je bent een onherroepelijk pad op gestuurd en die absurditeit moet je maar aanvaarden.

In het middendeel van het boek heeft Theo, het jonge hoofdpersonage, een boezemvriend met wie hij samen op het slechte pad raakt. Zij geven zich over aan een wereld van alcohol en drugs. Die hang naar de dionysische overgave hadden uw personages al van in uw eerste boek.

Tartt: Ik heb mij altijd aangetrokken gevoeld tot het beschrijven van veranderende bewustzijnstoestanden en hallucinaties. Een van de dingen die een roman het best kan, is een lezer meesleuren in de draaikolk van een bedwelming. Als we naar een film kijken, blijven we toch altijd voyeurs. We zitten nooit binnen in de ander. Maar als romanschrijver kan ik de bewustzijnstoestand van de ander overnemen. Geen andere kunstvorm is daar beter toe in staat dan de roman.

Ik heb net Cost gelezen, een prachtig boek van Roxana Robinson. (Het boek vertelt het verhaal van een familie waarin de kleinzoon verslaafd is aan heroïne en de grootmoeder langzaam verdwijnt in de mentale mist van haar ziekte van Alzheimer, nvdr). Een deel van de roman is geschreven vanuit het denken van de grootmoeder die alzheimer heeft. Ze verliest haar taalvermogen. Ze grijpt naar woorden, maar voelt hoe haar wegglijdende taal haar ook vervormt. Als lezer realiseer je je beter dan zij dat ze de conversaties die rondom haar gevoerd worden, niet helemaal meer begrijpt. Je voelt het verwoestende ervan. Het breekt je hart. Die ervaring kan een acteur of een actrice je nooit geven. Een schrijver wel.

‘We worden gedefinieerd door onze geheimen’, is een bedenking in Het Puttertje. Maar nog veel verder gaat het motto van het derde deel van het boek: ‘We zijn er zozeer aan gewend om ons voor anderen te vermommen, dat we ons uiteindelijk voor onszelf vermommen.’ (François de La Rochefoucauld).

Tartt: Theo staat al snel alleen op de wereld. Hij verhuist van de ene familie naar de andere. Er zijn vele manieren van ontfermen en vele manieren van herbergen. Theo heeft de wendbaarheid, maar ook de verlorenheid van iemand die zich noodzakelijkerwijs in verschillende werelden moet leren te bewegen. Hij verhuist naar de Upper East Side bij Park Avenue in New York, waar het gepolijste bestaan wordt geleid. Het is de wereld van het geld, de verfijning, de cultuur. En aan de andere kant, heeft hij zijn leven in een kamer in de Lower East Side, de buurt van de antiekhandeltjes, de drugsdealers.

Theo probeert, net zoals Richard in De verborgen geschiedenis, ergens bij te horen. Hij zoekt naar een nest in een wereld waar hij maar niet in kan passen. Hij wordt verliefd op iedereen die op een of andere manier voor hem zorgt. Op Pippa, dat kleine meisje dat hij voor de dood van zijn moeder voor het eerst gezien heeft, op de hele familie die zich over hem ontfermd heeft. Hij houdt van zijn vriend Boris. Maar hij heeft ook het schilderij lief. Zijn hele leven, is op een of andere manier onbeantwoorde liefde.

Die poging om ergens bij te horen, is zo langdurig en desperaat dat hij op een gegeven moment het gevoel heeft dat hij een vreemde voor zichzelf wordt. Zo gaat dat, als we ons lang genoeg verbergen voor de ander, kunnen we onszelf niet meer terugvinden.

En die heemloosheid kan hij alleen maar ontwijken door te schrijven. Hij beeldt zich in dat hij de berichten uit de onderwereld van zijn bestaan naar zijn overleden moeder schrijft. Nog een citaat: ‘Het is geen vlees en bloed, maar het hart dat ons tot vader en zoon maakt.’ (Friedrich Schiller)

Tartt: We kunnen niet altijd de ouders aan wie we ons binden, kiezen. Dit boek gaat ook over hoe wij altijd naar een mentale familie op zoek zijn, een nest waarin we ons thuis voelen. Dat was ook al in De verborgen geschiedenis een thema.

En u besluit uw boek met een levensles van Nietzsche: ‘We hebben de kunst om niet aan de waarheid ten onder te gaan.’

Tartt: De illusie is soms onze enige drijfveer. De droom, de brandstof die ons aan de gang houdt. Illusies houden ons in leven. Soms is datgene wat ons recht houdt, niet eens echt. We reiken ernaar in de mist. Zoals in The Great Gatsby van Scott Fitzgerald, waarin Gatsby de illusie heeft dat het groene licht dat hij van een afstand bij zijn grote liefde Daisy ziet branden, hem in leven houdt.

Dat het een waanbeeld is, maakt het daarom niet minder waardevol. Als het ons hier houdt, als het ons gelukkig en betrokken en in beslag genomen door de wereld houdt, dan ja… dan… Ik moet vaak denken aan dat liedje ‘Over the Rainbow’. Dat liedje dat ze bijna uit de film The Wizard of Oz’ hadden geknipt omdat het de film te melig en te lang zou maken. Het werd terecht een hit: Somewhere over the rainbow/Way up high/There’s a land that I heard of/Once in a lullaby/Somewhere over the rainbow/Skies are blue/And the dreams that you dare to dream/Really do come true.

Dat soort hunkering komt op vele onverwachte manieren bovendrijven: als je maar sterk genoeg in iets gelooft, dan zal het wel gebeuren. En weet je, soms is die hunkering nog zo slecht niet. Alles wat het leven de moeite waard maakt, berust op betovering.

***

Later zal ik dankzij Tartt het hele oeuvre van T Bone Burnett nog eens uitpluizen. Maar ik vind de zinsnede niet gezongen terug. Ik vind wel de aanstichter van het vuur: een brief van Bukowski.

‘My dear, find what you love and let it kill you.

Let it drain from you your all. Let it cling onto your back and weigh you down into eventual nothingness. Let it kill you, and let it devour your remains. For all things will kill you, both slowly and fastly, but it’s much better to be killed by a lover.

Falsely yours, Charles Bukowski’

DOOR ANNA LUYTEN

‘Als we een waardevol leven willen leiden, kunnen we geen leven lang in het gareel lopen.’

‘Als je maar sterk genoeg in iets gelooft, dan zal het wel gebeuren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content