
‘Ik vecht niet voor de politieke islam. Ik vecht voor de vrijheid van vrouwen’
De laatste weken doken er verhalen op over vrouwelijke rebellenstrijders in Syrië, maar die zijn nagenoeg allemaal verdwenen. Hun Koerdische collega’s houden wel stand. Ruim 80 vrouwen nemen de wapens op tegen het regime en vechten aan het front aan de noordrand van Aleppo. ‘Toen ik tien jaar oud was, kreeg ik mijn eerste schietlessen.’
‘Ik wist niet wat ik zag. Daar stond ik dan, omringd door vrouwen met kalasjnikovs. Geen van hen droeg een hoofddoek. Ik schrok me wild. Ze zagen er best stoer uit, en zo gedroegen ze zich ook.’ De strijder van het Vrije Syrische Leger schudt zijn hoofd. ‘Ik vond al die vrouwen best wel spannend. Maar het hoeft niet voor mij. Er bemoeien zich al zo veel buitenstaanders met onze revolutie, en dan krijgen we nog vrouwen op de koop toe. Laat ze thuisblijven, daar horen ze. Niet aan het front.’
Vrouwelijke strijders, het is een onderwerp waar de Syrische rebellen het niet gemakkelijk mee hebben. We zijn een dikke week in Aleppo en telkens als we erover beginnen, wordt er onwennig of onverschillig gereageerd. Meestal halen de mannen hun schouders op en mompelen ze iets in de trant van: ‘Pfff, echt vechten aan het front doen ze tóch niet.’ De strijder van het extremistische Jabhat al-Nusra die in onze buurt woont, vindt het zelfs een regelrechte schande. ‘Vrouwen zijn niet gemaakt om te vechten. Ze kunnen het niet. De enige reden dat een vrouw een wapen mag dragen, is om het naar de mannen te brengen.’
In de Koerdische wijk Sjeik Maqsoud, aan de noordkant van Aleppo, weten ze wel beter. De afgelopen weken zijn er zo’n tachtig gewapende vrouwen van Koerdische afkomst actief tegen het regime van president Bashar al-Assad. Ze splitsen zich op in kleine groepen, die deel uitmaken van de YPG, de paramilitaire afdeling van de Democratic Union Party. De vrouwen staan aan de frontlijn zij aan zij met hun mannelijke collega’s en worden soms bijgestaan door het Vrije Syrische Leger. De YPG vecht vooral in het noorden van Syrië tegen het regeringsleger. In Aleppo hielden de Koerden zich lange tijd zo veel mogelijk afzijdig van het Syrische conflict, onder andere omdat ze de autonomie in hun wijk wilden beschermen en er dus geen baat bij hadden dat de ruim 90.000 bewoners werden weggejaagd door bombardementen. Sinds vorige zomer de oorlog uitbrak in de miljoenenstad bleef het dan ook vrij rustig in Sjeik Maqsoud en Al-Asrafia, op een aantal incidenten na. Eind maart kwam daar verandering in, toen de YPG een offensief tegen het Syrische leger begon. Er werd dagenlang zwaar gevochten, samen met eenheden van het Vrije Syrische Leger. De wijk liep leeg. Sindsdien zijn de straten er zo goed als uitgestorven en houden de gevechten aan. Sjeik Maqsoud ligt op een wat hoger gelegen plateau, met een schitterend uitzicht over het 6000 jaar oude Aleppo.
Als we ’s avonds rond een uur of acht het desolate stadsdeel binnenrijden, is het er pikdonker. De doodse stilte wordt af en toe onderbroken door geweervuur en het geluid van mortieren die over en weer worden afgeschoten. We stoppen in een van de verlaten straten, vlak bij de frontlijn. Via een smalle gang staan we plotseling in een hel verlichte ruimte. Het blijkt een voormalig kapsalon. Op de oude kuipstoeltjes in zebraprint liggen kalasjnikovs en lege blikjes frisdrank, tussen de spiegels prijken foto’s van PKK-leider Abdullah Ocalan. Een paar vrouwen kijken me nijdig aan. ‘Waarom heb jij een sjaal om je hoofd?’ vraagt een tengere strijdster in zwarte combatoutfit. Niet één van de aanwezige vrouwen draagt een hoofddoek. ‘Omdat mánnen dat hebben opgelegd’, zegt ze, nog voor ik iets kan zeggen. Haastig trek ik de doek van mijn hoofd. Ze worden op slag een stuk vriendelijker. De tengere vrouw stelt zich voor als Ruken. Met haar sigaret, machinegeweer en radio in de zak van haar vest doet ze me denken aan die Zuid-Amerikaanse guerrillastrijdsters in de jaren tachtig. Ze is commandant, zegt ze. Twee dagen geleden heeft ze nog met de Amerikaanse pers gesproken, en nu vindt ze dat haar andere collega’s ook aandacht verdienen. De fotograaf wordt kwaad weggestuurd, de andere mannen in mijn gezelschap, allemaal oppositieactivisten, kijkt ze priemend aan. ‘Ga eerst naar de andere vrouwen, en kom later maar eens bij mij terug, het liefst zonder al die mannen’, zegt Ruken als ze ons tien minuten later naar buiten commandeert. De mannen zijn er bepaald van onder de indruk. Er waren onlangs ook een paar Syrische vrouwelijke rebellen in Aleppo actief, maar volgens onze tolk Wael zijn die niet te vergelijken met deze strijdsters. Wael: ‘De Syrische vrouwen dragen een nikab en hebben een veel minder grote mond.’
Schieten voelt goed
Een paar blokken verderop worden we opgewacht door Darya (24). Mooie jonge meid, lange vlecht, felle ogen, een kleurige sjaal om haar hoofd geknoopt op de manier van de mannen. Binnen zit de rest van haar groep, een tiental vrouwen tussen de 20 en de 36 jaar. Bij het licht van twee zaklampen krijgen we thee met koekjes voorgeschoteld. ‘Wij vechten in de eerste plaats voor onze wijk, niet voor de Syrische revolutie’, zegt ze. ‘We willen beschermen wat er is overgebleven. Zodat onze mensen hopelijk snel kunnen terugkeren. De bewoners zitten momenteel in Turkije of het noorden van Syrië.’ Met een eigen Koerdische staat zijn ze niet bezig, zegt Darya. ‘Wij Koerden voeren een andere strijd dan het Vrije Syrische Leger of het Syrische regeringsleger. We willen vrede en democratie. Een samenleving met soennieten, christenen, alawieten en Koerden. Ik ben moslim, maar ik drink alcohol, ik rook, ik kleed me zoals ik wil en ik laat me niet door mannen domineren. Dat geldt voor alle vrouwen die hier strijden.’
Volgens het Vrije Syrische Leger hebben de Koerden in Aleppo alleen maar hun kant gekozen uit opportunisme. Sinds Ocalan heeft opgeroepen om de Koerdische strijd tegen Turkije te staken, zouden de Koerden zich gedwongen voelen met de Syrische oppositie mee te werken. De coalitie verloopt dan ook allesbehalve vlot. De rebellen zijn niet vergeten dat de Koerden in Sjeik Maqsoud ruim vier maanden geleden toelieten dat de soldaten van Assad een doorgangsroute in hun wijk gebruikten om de naburige buurt Bustan al-Basha aan te vallen. Het wantrouwen aan beide zijden is groot.
De vrouwen zijn in elk geval uit eigen wil gaan vechten, benadrukken ze. Darya is al vier keer gewond geraakt. Kogels in haar schouder en haar buik. ‘Toen ze me in mijn buik schoten, dacht ik dat het gedaan was. Maar ik herstelde sneller dan verwacht. Zodra ik me goed genoeg voelde, wilde ik terug. Ik heb de afgelopen weken soldaten gedood of verwond, ik zag ze neervallen. “Is dit nu wat ik wil?” vroeg ik me af. Jazeker, want het voelde goed. Op burgers zou ik nooit kunnen schieten, maar op militairen wel. Onze wijk is zwaar aangevallen door de regeringstroepen. Dat beeld houd ik voor ogen. Als ik angst voel opkomen, denk ik daaraan.’
Pas aan het einde van het gesprek vertelt Darya dat de samenwerking met het Vrije Syrische Leger niet goed verloopt. ‘Ze zijn lang niet zo goed georganiseerd als wij. Wij hebben een langere geschiedenis van gewapend verzet, wij zijn het gewend. Bij ons is alles geregeld, bij hen is het vaak een zootje. En dan stelen ze ook nog eens de hele wijk leeg. Ze plunderen huizen en winkels alsof het niets is. Ik woon al mijn hele leven in Aleppo en ik heb Syrische vrienden, maar ik merk goed genoeg dat we nog altijd als buitenstaanders worden beschouwd. We worden getolereerd, maar daar houdt het op.’
Als we de wijk uitrijden en bij een checkpoint van het Vrije Syrische Leger arriveren, zien we net een paar rebellen wegrijden met een vrachtwagen vol meubels en gasflessen. Opgescharreld in de woningen van Sjeik Maqsoud, dat lijkt duidelijk. Het Vrije Syrische Leger blijkt erg misnoegd over ons bezoek aan de Koerdische strijdgroepen. We hadden ons moeten aanmelden zodat er iemand had kunnen meegaan, zegt een boze commandant. Hij springt achter het stuur van zijn auto om ons zelf weg te brengen, zodat hij zeker is dat we niet langer blijven rondhangen. Onderweg ontstaat een lange discussie tussen hem en onze tolk, de activist. Kennelijk ligt het partnerschap tussen de rebellen en de Koerden erg gevoelig. Het kan ook te maken hebben met de recente aanslag in Sjeik Maqsoud, waarbij chemische wapens werden gebruikt. Volgens bewoners werden er midden in de nacht projectielen met een chemische lading afgevuurd vanuit de lucht. Er vielen doden, en via het ziekenhuis werden filmpjes online gezet van gewonden met schuim rond de mond. Wie verantwoordelijk was voor de aanval, blijft onduidelijk. Ook de rebellen beschikken over chemische wapens.
Simone de Beauvoir en ik
Enkele dagen later is de situatie in de Koerdische wijk alweer anders. Het Vrije Syrische Leger doet helemaal niet meer moeilijk en laat ons zonder problemen door. De deuren van het voormalige kapsalon zijn dit keer dicht. Binnen liggen de vrouwen net te slapen, horen we. Ze hebben vannacht aan de frontlijn gevochten en zijn doodop. We wandelen door de straten vlak achter een van de frontlinies, waar behalve de YPG en een bende zwerfkatten hier en daar een koppige bewoner is achtergebleven. Dat er sluipschutters op de loer liggen en er elke dag mortieren inslaan, kan ze niets schelen. ‘De enige manier om mij weg te krijgen is als ik dood ben’, zegt een oude man die op straat in een teiltje met vuil water aardappelen staat te schillen. ‘Dit is míjn straat, en ik bewaak die.’ Om zijn woorden kracht bij te zetten, pakt hij een bezem en veegt het zwerfvuil voor zijn deur weg. Die vrouwelijke strijders vindt hij geweldig, zegt hij grijnzend. ‘Ze willen zó graag bewijzen dat ze gelijk zijn aan de mannen dat ze voor niets terugdeinzen. Jong en hevig, zo kun je ze het best omschrijven. Maar ze laten zich niet als kanonnenvoer gebruiken. De Koerdische strijdkrachten zorgen goed voor elkaar, zowel de mannen als de vrouwen.’
Plots wordt er geschreeuwd aan de overkant van de straat. Of we willen komen? Op een van de balkons van de verlaten appartementen staat een jongen te wenken. Hij wacht ons boven op. De flat is leeg, donker en smerig. We volgen de jongen door een paar kamers en stappen via een groot gat in de muur bij de buren binnen. Hetzelfde bevreemdende verschijnsel als in het oude kapsalon: ineens staan we in een helder verlichte witte wereld. Een slaapkamer dit keer. Het bed keurig opgemaakt, een kitscherige vaas met plastic bloemen in de hoek. Het appartement is modern ingericht. Witte meubels, witte wanden. Binnen zitten bijna allemaal vrouwen, onder wie commandant Ruken. Ze is in een betere bui dan vorige keer, ze glimlacht naar mij, maar negeert nog altijd de fotograaf en de twee Syriërs die mee zijn. Omdat commandant Darya gewond is geraakt en er niet meer bij is, heeft Ruken (27) nu de leiding over de vrouwelijke strijders in Sjeik Maqsoud. Ze rookt de ene Gauloise na de andere en lijkt plots verlegen als ze begint te vertellen.
‘De ware reden dat ik vecht is de vrijheid van vrouwen. Niet alleen hier, maar wereldwijd. En nee, dat is geen typische gril van een jonge, verwende vrouw, ik meen het echt. Ik wil niet opgroeien zoals mijn moeder, die totaal onder de plak van mijn vader zat, op haar vijftiende haar eerste kind kreeg en haar hele leven een huissloof bleef. Ze kon niet studeren, ze kon niet werken. Zo’n leven wil ik niet. Niemand van ons, trouwens. Alle Koerdische vrouwen die hier strijden, zijn vrijgezel. We willen ons niet binden, nu toch niet. Er is een oorlog bezig, dat is geen moment om een relatie te beginnen en een gezin te stichten.’
Ruken heeft al elf jaar ervaring in de gewapende strijd. Op haar zestiende sloot ze zich aan bij een gewapende vrouweneenheid. Waar wil ze niet zeggen. ‘Laten we zeggen dat ik in verschillende landen heb gevochten. Maar ik ben opgegroeid in Aleppo, mijn ouders wonen hier zelfs nog, ze zijn niet naar het platteland gevlucht. Toen ik tien jaar oud was, kreeg ik mijn eerste schietlessen. Het is er met de paplepel ingegoten. De meesten van ons zijn als kind al getraind om te vechten. We kunnen met alle soorten wapens omgaan. Aan het front werken we altijd samen met de mannen, we trekken er niet alleen met vrouwen opuit. De mannen zijn het gewend, ze respecteren ons en behandelen ons als gelijken. De rebellen van het Vrije Syrische Leger hebben het er heel wat moeilijker mee. Je had ze moeten zien toen ze ons voor het eerst zagen. Een bende losgeslagen wilde wijven vonden ze ons. Tot ze zagen dat we heel goed wisten wat we deden aan het front. Na een paar dagen sloeg hun afkeuring om in respect – of toch iets wat erop moet lijken. Ik weet dat er moeilijkheden zijn tussen bepaalde eenheden van het Vrije Syrische Leger en de Koerden, maar mijn ervaring met de Syrische rebellen is goed. Maar de samenwerking blijft beperkt tot deze wijk. Ik ga me niet in andere delen van Aleppo inzetten. Toch ben ik wel begaan met de Syrische zaak. Ik woon hier en wil een vreedzame samenleving met verschillende bevolkingsgroepen. Zolang er in Sjeik Maqsoud wordt gevochten, zal ik blijven, al duurt het járen.’
Ze zucht, steekt nog een sigaret op. ‘Ik vecht nu al zo lang dat ik soms bang ben dat ik niet meer terug kan naar een normaal leven. Ik zie mezelf niet in een vast huis wonen, met een man en kinderen. Misschien moet ik de rest van mijn bestaan blijven strijden voor de vrijheid van vrouwen. In Zuid-Amerika, Afghanistan… Er is zo veel ongelijkheid.’ Het is even stil. Dan: ‘In mijn vrije tijd lees ik graag. Filosofie, geschiedenis en wetenschap. Ik lees Nietzsche, Aristoteles, kijk naar documentaires, gemaakt door vrouwen.’ Of ik volgende keer een boek van Simone de Beauvoir wil meebrengen, vraagt ze. ‘Zij gelooft niet in God, ik geloof niet in het mar- telaarschap. Je gaat niet naar het paradijs als je gedood wordt tijdens de strijd. Ik hoop dat jihadistische groeperingen als Jabhat al-Nusra niet te veel macht krijgen. Ze willen de politieke islam in dit land, geen democratie. En vrouwen moeten van hen thuisblijven, kinderen krijgen en braaf hun mond houden. De ultieme nachtmerrie voor mij.’
Arm Aleppo
Jonge kinderen die met wapens rondsjouwen blijven een uitzondering in Aleppo. Als we de volgende middag in een ander deel van Sjeik Maqsoud te gast zijn bij een Koerdische familie die helemaal alleen in een lege wijk woont, is het dan ook behoorlijk schrikken als we een meisje van twaalf zien met een wapen op zak. Ze loopt er zo onverschillig mee rond dat ze het zo te zien al lang gewend is. Volgens haar oom kan ze al schieten sinds haar achtste. De familie woont in een buurt waar volop gevochten wordt. Net voor we een uur geleden de wijk in gingen, zagen we hoe een vliegtuig er een bom dropte. De kinderen van het gezin, zelfs de allerkleinsten, kijken niet meer op of om als het gierende geluid van een overvliegende mortier weerklinkt.
‘We hebben de familie gezegd dat ze moest vertrekken, zoals alle bewoners’, zegt Erdal, een YPG-strijder. ‘Maar ze vertikken het, hoe gevaarlijk het ook is. Ze willen hier blijven en voor ons koken.’
We zijn op zoek naar een collega van Ruken, de commandant die leiding heeft over de mannelijke strijdkrachten in de wijk. De man verhuist constant van de ene plek naar de andere omdat het regeringsleger hem op de hielen zit. Hij is moeilijk te pakken te krijgen: hij zit aldoor te vergaderen. ‘Wij, gewone stervelingen, kunnen veel beter vertellen hoe het hier toegaat dan de commandant’, zegt Erdal. ‘Het grootste probleem momenteel is diefstal. Ik beweer niet dat het Vrije Syrische Leger er verantwoordelijk voor is, het gaat vooral om criminele bendes. Ze ontvoeren, stelen, plunderen en moorden. Er zijn wat problemen geweest met één bepaalde eenheid van het Vrije Syrische Leger, maar die zijn alweer van de baan.’
Erdal gelooft in een toekomst zonder Bashar al-Assad. Maar het kan nog lang duren. ‘Wie weet wordt het net als in Libanon destijds. Daar duurde de burgeroorlog vijftien jaar, niemand had dat ooit verwacht. Arm Aleppo.’
Door Joanie de Rijke in Syrië, foto’s Narciso Contreras
‘Ik ben moslim, maar ik drink alcohol, ik rook, ik kleed me zoals ik wil en ik laat me niet door mannen domineren.’
‘Wij vechten in de eerste plaats voor onze wijk, niet voor de Syrische revolutie.’
‘Er is een oorlog bezig, dat is geen moment om een relatie te beginnen en een gezin te stichten.’