Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Ruim zes jaar nadat hij wereldkampioen veldrijden werd, staat Paul Herijgers opnieuw aan de machines in de steenfabriek: ‘Alles in het leven herhaalt zich.’

Er kan geen overzicht van het veldrijden worden gemaakt of dat ene beeld keert steeds weer terug: Paul Herijgers die tijdens het wereldkampioenschap van 1994 in het mulle zand van Koksijde de kloof tussen hemzelf en koploper Richard Groenendaal dicht, de Nederlander een vriendschappelijk klopje op de schouder geeft en dan met een nijdige tempoversnelling naar de regenboogtrui spurt.

Paul Herijgers (38) was een kampioen met charisma, rad van tong, een clowneske acrobaat die op z’n intuïtie dreef. Maar omdat hij pas op zijn dertigste echt in het zadel werd geduwd, was zijn topcarrière van korte duur. Door een zware val een paar jaar geleden belandde hij opnieuw in de anonimiteit. Nu werkt de veldrijder uit Westmalle zijn laatste seizoen af. Als authentieke amateur overigens, want Herijgers is weer in de steenfabriek gaan werken waar hij voor zijn carrière als profrenner aan de slag was. Het strijden en lijden heeft lang genoeg geduurd. Terwijl de internationale top volgende zondag in Asper de tweede wedstrijd om de Superprestige afwerkt moet de ex-wereldkampioen vrede nemen met een tweederangswedstrijd. Hij heeft daar geen enkele moeite mee. Zelfs in zijn topperiode is de euforie de Kempenaar nooit naar het hoofd gestegen. Herijgers kent dit gesloten en besloten wereldje als geen ander. Hij zal het ook straks, vanaf de zijlijn, aandachtig blijven volgen.

Paul Herijgers : Ik ben na mijn topperiode absoluut niet in een zwart gat gevallen. Gewoon omdat ik altijd wist: er komt een dag dat je weer een gewone werkman wordt. Wat stelt een ex-wereldkampioen veldrijden in België uiteindelijk voor? Niets, helemaal niets. Kijk naar Eric De Vlaeminck: zeven keer wereldkampioen, die mocht zich gelukkig prijzen dat hij een paar jaar geleden een job als bondscoach kreeg. De periode daarvoor was het voor hem pure ellende. Of Roland Liboton, die rijdt nu met een vrachtwagen. Dat beperkt zich trouwens niet tot het veldrijden. Neem nu Frederik Deburghgraeve, olympisch kampioen en wereldrecordhouder. Hij verkoopt nu schoenen. En op dit moment liggen de bestelbonnen bij wijze van spreken klaar als hij ergens binnenkomt, maar over een jaar of vijf zal hij die schoenen echt moeten verkopen om aan de kost te komen.

Toch moet het een serieuze stap zijn : als topvedette vanuit het veld naar de grauwheid van de fabriek.

Herijgers : Het moeilijkste is voor mij geweest dat je die vrijheid kwijt bent, het zalige gevoel dat je zelf je dag mag indelen. Nu moet je ’s morgens op een bepaald uur opstaan en met de broodtrommel onder de arm vertrekken. Ik ben op 1 januari als prof gestopt. Aanvankelijk ging ik aan de slag als postbode, maar dat was verschrikkelijk. Ik werd daar gewoon depressief van. Als je één vaste postronde hebt, wordt dat op den duur natuurlijk routine, maar ik kreeg steeds nieuwe diensten, dat maakte het zo hectisch. Toen ik ’s middags om twee uur thuiskwam, moest ik eerst een uurtje gaan slapen, zo leeg was ik. Je moet mentaal heel sterk zijn om dan nog je fiets te pakken om te gaan trainen. Daarom ben ik ook van job veranderd. Van de ene op de andere dag.

En ging je weer in de steenfabriek werken waar je ooit begonnen was.

Herijgers : Ik doe overnames: ik moet er gewoon voor zorgen dat de machines blijven draaien terwijl de collega’s gaan eten. Dat betekent dat je met verschillende machines te maken hebt, de dag vliegt echt voorbij. Tussendoor doe ik wat onderhoud. Toch blijft deze job moeilijk te combineren met het veldrijden. Vooral ook omdat het wat minder gaat. Dan is het moeilijker om te gaan trainen, dan ga je niet meer naar de masseur, kruip je thuis niet meer op de rollen. En je zinkt steeds dieper weg. Conditioneel sta ik ver achter. Daarom heb ik ook mijn eerste veldrit van het seizoen pas eind oktober gereden, in Dottenijs. Ook al omdat ik in de andere crossen maar een paar duizend frank startgeld kreeg. Daar doe ik het dus niet voor. Je ervaart dat organisatoren je snel vergeten zijn. Waar doen die mannen het uiteindelijk voor ? Niet voor de renners, niet omdat ze een hart hebben voor het veldrijden, maar voor zichzelf. In dat soort dingen ben ik altijd heel nuchter geweest. In wezen leef je als topsporter in een kunstmatige wereld. Als je dat niet beseft, kun je heel diep vallen. Ik had een schitterend leven als prof. Maar nu zit ik weer in het werkelijke leven. Ik verdien een pak minder en dat betekent : minder kleren kopen, minder gaan eten, de laatste twee jaar niet meer op reis.

Is het mentaal niet moeilijk om achteraan te rijden terwijl je ooit alle anderen het nakijken gaf?

Herijgers : Absoluut niet. Je kan de leeftijd nu eenmaal niet tegenhouden. Ze zeggen dan wel, je moet nog harder trainen, maar dat is natuurlijk onzin. Ik ken mijn lichaam. En dan moet ik tot de conclusie komen dat de brandstof op is. Dat moet je aanvaarden, je mag de natuur niet forceren. Het heeft geen enkele zin om jezelf op te blazen.

Wanneer heb je voor het eerst gevoeld dat het bergaf ging ?

Herijgers : Vier jaar geleden, nadat ik tijdens een wegwedstrijd in Frankrijk zwaar ten val was gekomen. Mijn rechterknie was ernstig geraakt, ik heb daar nu nog altijd last van. Ik ben toen maanden inactief geweest, maar uiteindelijk word ik die winter nog kampioen van België. In Hoogstraten, op een parcours dat ik goed kende. Maar na de titel breek ik mijn elleboog. Vanaf dat moment begon het steeds minder te gaan. De afgelopen twee winters heb ik nauwelijks nog iets verdiend. Zoals er zovelen zijn in België die niets aan hun sport overhouden. Vergis je daarin niet. Je hebt Sven Nijs, Bart Wellens, Mario De Clercq en misschien Erwin Vervecken die behoorlijk aan de kost komen. De anderen rijden voor een minimumcontract. Ik heb dat zelf trouwens ook altijd gedaan, al kreeg ik van mijn sponsor wel een auto. Maar er waren natuurlijk wel de start- en prijzengelden.

Wat vind je van de evolutie van het veldrijden ?

Herijgers : Het is goed dat ze in de Superprestige-wedstrijden hebben gesnoeid. De kalender was te vol. Het moet ook in deze sport mogelijk zijn om het hele seizoen te domineren. Toen ik wereldkampioen werd, won ik in september en in februari. En tussendoor pakte ik ook de zege in de wereldbeker. Ik reed puur op mijn gevoel, zonder dat iemand me begeleidde. Maar ik kon me bij momenten wel inhouden. Als een wedstrijd me minder lag, dan verspilde ik geen krachten. Die reserveerde ik voor de crossen waarin ik wel een kans maakte. Dat is het grote verschil met nu. Tegenwoordig gaan die veldrijders in iedere wedstrijd voluit. Dat snap ik niet goed. Hebben die nu zoveel kracht ? Ik kon dat in ieder geval niet. En ik wilde dat ook niet. Als ik naar een klimwedstrijd moest zoals bijvoorbeeld Overijse, dan herstelde ik de week vooraf van de inspanningen die ik al had geleverd. Dan trainde ik, maar eigenlijk nam ik een beetje vakantie want ik ging niet voluit. Vervolgens reed ik in die cross tiende of twaalfde. De kranten schreven dan : Herijgers ontgoochelde. Maar ik deed dat allemaal heel berekend. Om er de week daarop weer in te vliegen. Nu rijden ze overal zo hard als ze kunnen. Daarom zie je ook steeds dezelfde uitslagen. Het zijn altijd dezelfden die winnen. Ook al omdat ze altijd maar aan die omlopen sleutelen, dat begrijp ik niet goed. Je moet de natuur gewoon haar gang laten gaan. De ene week ploeter je in het slijk, de andere week rijd je op een beenhard traject. Maar nu zoeken ze naar alle mogelijke manieren om renners maar niet door een natte weide te moeten jagen. Als je ziet hoe ze voor die wedstrijd om de Superprestige die een paar weken geleden in Ruddervoorde werd gereden bezig zijn geweest om het water af te leiden, dat gaat me toch een beetje te ver. De specificiteit van de omloop hoort bij het veldrijden. De ene keer wint een loper, de andere keer een technisch sterke renner.

Er is op dit moment in het veldrijden veel weelde in België.

Herijgers : Veel te veel zelfs. Je hebt renners als Tom Vannoppen, Davy Commeyne en Sven Vanthourenhout die tien jaar geleden in elke cross zouden hebben meegespeeld voor de zege, maar die voorlopig in de subtop blijven hangen. Omdat de anderen nog beter zijn. Maar vroeger ging het eigenlijk heel anders toe. Wie toen wou investeren, was eigenlijk al kandidaat om op het podium te kruipen. Als je ziet welk materiaal Eric De Vlaeminck destijds gebruikte en waarmee iemand als René De Rey reed, dat was een hemelsbreed verschil. De Vlaeminck gebruikte een crosstube en de anderen een wegtube. Eric was niet alleen een artiest in het veld, hij koos ook heel zorgvuldig zijn materiaal. Nu heeft iedereen dezelfde fiets. Ik rij bijvoorbeeld met hetzelfde frame en dezelfde wielen als Groenendaal, de wereldkampioen.

Is Groenendaal op dit moment de heer en meester van het veldrijden ?

Herijgers : Ik denk het wel. Hij is nog volwassener geworden, hij verzorgt zich heel goed, alleen al op het gebied van voeding bijvoorbeeld, daar kan niemand bij ons aan tippen. Groendendaal is ook heel zelfstandig, je mag hem naar iedere cross alleen sturen, tot ver in het buitenland, hij heeft niemand nodig. Dat is het verschil met Sven Nijs. Die heeft mensen om zich heen nodig. Hij wordt echt behandeld als een prins. Maar je zou hem nooit, zoals Groenendaal, ergens alleen naartoe moeten sturen. Dan krijgt hij het moeilijk. Wat dat betreft, doet Nijs me denken aan Liboton. Als je ziet hoe die vroeger op de wedstrijden verscheen, een hele stoet mensen achter hem aan, van mecanicien tot fietsenmaker. En als er iets niet in orde was, dan schold hij die gasten uit. Ik moet zeggen : Liboton is veruit de beste met wie ik ooit heb gereden. Ik heb hem ooit eens een stunt zien doen, tijdens een wedstrijd in Rillaar die altijd op 1 januari plaatsvond. Na de start schoof hij weg als een raket, na tweehonderd meter had hij al honderd meter voorsprong op de anderen. Ik denk dat ik na één ronde anderhalve minuut achter lag. Zo uitpakken, dat kan Sven Nijs bij momenten ook. Er zijn trouwens nog wel meer overeenkomsten tussen beiden.

Hoe bedoel je ?

Herijgers : Liboton was iemand die heel veel moest trainen. Wat ze ook mogen beweren, in zijn topperiode was hij een trainingsbeest. En ook Nijs moet er heel veel voor doen om in conditie te komen. Hij wordt makkelijk wat dikker. Dat betekent dat hij meer energie verbruikt dan een ander. Dat is niet bevorderlijk voor een lange carrière. Dat heeft ook Liboton ervaren. Op zijn dertigste was het afgelopen voor hem.

Nijs is op dit moemnt geveld door kniepijn. Volgens Eric De Vlaeminck is hij niet geblesseerd en moet de oorzaak op het psycholgische vlak gezocht worden.

Herijgers : Wat is dat nu voor praat ? Hoe kan het nu dat je met iets in je hoofd zit dat zich op je knieën uitwerkt ? En dat je dan gewoon thuisblijft, in een periode dat je veel geld kunt verdienen. Ik vind dat juist knap van Sven Nijs dat hij eerst helemaal wil genezen voor hij zich weer in een wedstrijd laat zien. Iemand die voor het geld kiest, was allang weer aan het koersen. Maar het moet voor hem verschrikkelijk zijn om juist nu inactief te moeten zijn.

Nijs miste vorig jaar de wereldtitel toen hij weigerde zijn ploegmaat Groenendaal te achtervolgen. Dat werd hem niet in dank afgenomen.

Herijgers : Terwijl ik juist vind dat je hem daarvoor moet bewonderen. Want Sven luisterde gewoon naar zijn bazen. En daarmee zul je meer bereiken dan met altijd je eigen wil te volgen. Het was absoluut niet abnormaal dat Rabobank de kaart van Groenendaal trok. Het wereldkampioenschap werd tenslotte in Nederland gereden.

Mario De Clercq wond zich daar achteraf heel erg over op. Omdat Nijs in zijn wiel bleef zitten.

Herijgers : Tja, terwijl juist De Clercq iemand is die zijn crossen wint door van het ene wiel naar het andere te springen. En niet één keer, maar telkens weer. Mario De Clercq maakt nooit zelf de koers. Ik keur dat niet af. Maar dan moet je niets over een ander zeggen.

Naast Nijs en De Clercq is er nog een derde paradepaard : Bart Wellens.

Herjgers : Het nadeel van Wellens is dat hij zo sterk gebouwd is. En een groot verzet duwt. Als je hem aan het werk ziet, dat is pure kracht. Terwijl souplesse in deze sport toch heel belangrijk is.

Volgende zondag wordt in Asper de tweede wedstrijd om de Superprestige gereden. Jij bent er niet bij.

Herijgers : Ze hebben me niet gevraagd. En hadden ze dat wel gedaan, dan was ik nog niet gegaan. Ik kan gewoon niet meer mee op zo’n niveau. Je moet daarin met jezelf heel eerlijk zijn. Bovendien, ik heb alles gewonnen, wat moet ik nog bewijzen ? Het enige dat ik een beetje betreur, is dat ik zelf alles een beetje heb moeten uitzoeken. Medische begeleiding, dat bestond niet voor mij. Terwijl ze zich nu meteen over de beste jongeren ontfermen. Pas op, van jezelf kun je ook veel leren. Ik weet nu echt dat het voorbij is. Ze zouden hier in het dorp willen dat ik doorga tot in februari en dan mijn laatste cross rij. Maar zoals ik me nu voel, haal ik dat niet. Ik denk dat ik op 31 december definitief stop.

Om dan naamloos verder te leven.

Herijgers : Ik zal even gelukkig zijn. Ik ben niet rijk, maar ik heb een nieuw, groter huis kunnen bouwen, dat zou zonder die carrière niet mogelijk zijn geweest. En ik voel me heel goed in de steenfabriek, ik ben blij dat de productie goed is, dat de fabriek floreert. Terwijl ik vroeger mijn werk haatte. En dat was maar goed ook, want dat heeft me uiteindelijk gestimuleerd om me helemaal op de sport toe te leggen. Dat hou ik de jonge gasten ook altijd voor die het willen maken in de sport: zorg ervoor dat je je job verafschuwt. Weet je, alles in het leven herhaalt zich. Ik herinner me het begin van mijn carrière: werken in die steenfabriek en niet veel trainen. En nu is het weer zo. Alleen ben ik vijftien jaar ouder. En weet ik dat hard trainen toch niets meer oplevert. Ik zeg altijd, je mag geen bladeren oprapen als een boom nog niet kaal is. Dat ga ik dan ook niet doen.

Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content