‘Ik hoor nu bij de besten van de wereld’

GREG VAN AVERMAET 'Als je echt ergens door gebeten bent, kun je door muren.' © Eric Lalemand / BelgaImage

België start zondag op het WK in het Spaanse Ponferrada zonder uitgesproken favoriet. Maar let toch maar op voor Greg Van Avermaet. ‘Filippo Pozzato kwam me al vertellen dat dit wereldkampioenschap op mijn maat gemaakt is’, grijnst de kopman van de Belgische ploeg.

Het wereldkampioenschap komt er weer aan, de saaiste én belangrijkste koers van het jaar. De Spanjaarden krijgen in eigen huis de kans de heisa van vorig seizoen te doen vergeten: Alejandro Valverde fnuikte toen de kansen van Joaquim Rodríguez, waarvan de Portugees Rui Costa kon profiteren. Het WK vindt namelijk plaats in Ponferrada, in de autonome regio Castilla & León. Een zeer bergachtig gebied, zal iedereen u kunnen bevestigen die ooit de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela heeft gemaakt. Toch zijn de Spanjaarden erin geslaagd een relatief gemakkelijke omloop uit te tekenen. ‘Eigenlijk is het niet zwaar genoeg voor onze kopmannen’, bekende de parcoursbouwer aan verbijsterde Spaanse journalisten. Hij voegde er gelijk aan toe dat Ponferrada 2014 een omloop voor snelle mannen met inhoud wordt: ‘Peter Sagan zal hier moeilijk te kloppen zijn.’ Dan mogen we het WK organiseren, geven we het weg aan de buitenlanders, reageerde de Spaanse pers.

Greg Van Avermaet glimlacht wanneer we hem de anekdote vertellen. Het bevestigt wat in het peloton rondzingt, namelijk dat Ponferrada geknipt is voor een zogeheten ‘klassieke coureur’. Voor een renner zoals Van Avermaet zelf, die afgelopen woensdag nog de GP van Wallonië won. ‘Ik heb het parcours alleen nog maar op film gezien. Sep Vanmarcke reed in het voorjaar het WK-parcours met een cameraatje op zijn stuur’, vertelt de nummer twee van de Omloop Het Nieuwsblad en de Ronde van Vlaanderen. ‘Op Seps beelden zag ik een tienminutenklim, zoals wij dat noemen, maar dan geen uitzonderlijk steile, gevolgd door een pittige vijfminuter met een technische afdaling. Voor echte sprinters is dat waarschijnlijk net iets te zwaar en voor echte klimmers net te licht. Het is iets voor een renner die een beetje alles kan, maar die misschien nergens in uitblinkt. Denk je nu aan mij? (lacht) Je bent niet de enige: Filippo Pozzato is me al komen vertellen dat het WK op maat gemaakt is voor mij. Kan niet mooier, zei hij.

‘Zelf zet ik Sagan niet bij de favorieten, op basis van zijn Vuelta. Hij koerst dit jaar niet zoals we op voorhand vreesden. Het is een beetje hetzelfde verhaal als bij Edvald Boasson Hagen. Iedereen dacht: oei, daar zijn we een tijdje mee zoet. Maar een 21-jarige die alles kapot- rijdt, wordt daarom nog geen nieuwe Merckx. Sagan zal ons de komende jaren nog kloppen, en Boasson Hagen ook, maar ik denk niet dat we bij voorbaat kansloos zijn.’

Wie is dan jouw favoriet?

GREG VAN AVERMAET: John Degenkolb. Die rijd je er echt niet zomaar af op zo’n parcours, en aan de eindstreep is hij een van de snelsten van het peloton. Degenkolb had wel wat last van zijn lies, maar dat zou tegen het wereldkampioenschap in orde moeten zijn.

Wordt het weer een saai WK?

VAN AVERMAET: Ik vrees het. Jammer, ik zou zelf ook liever wat meer actie zien. Koersen is zo veel plezanter als er initiatief genomen wordt. Nu, ik ben ook niet dom hè. Als je niet altijd in het mes wilt lopen, moet je af en toe wachten. Zeker op het WK. Dat die wedstrijd zo saai is, heeft nog een andere reden: iedere coureur is nerveus op het WK. Het is een koers om te dromen, hè: als dát en dát gebeurt, en ik heb daar een beetje chance, misschien kan ik dan uiteindelijk wel… (lacht) Dat is maar in één andere wedstrijd ook zo: de Ronde van Vlaanderen. Maar daar dwingt het parcours je om in overdrive te koersen, terwijl zo’n WK-parcours dikwijls net uitnodigt om zo lang mogelijk te wachten.

De Belgen horen niet bij de favorieten, vindt bondscoach Carlo Bomans.

VAN AVERMAET: We hebben dit seizoen niemand die erbovenuit steekt, maar dat kan ook een voordeel zijn. Laat de anderen de koers maar controleren. Wij kijken de kat uit de boom en profiteren hopelijk van andermans werk.

België zou eens een WK op kasseien moeten organiseren. Dan klopt niemand ons.

VAN AVERMAET: Volgend jaar is het zover. Het wereldkampioenschap vindt dan plaats in Richmond, in de Verenigde Staten. Daar liggen naar het schijnt kasseihellingen, het zou zelfs een op en top Vlaams parcours zijn. Ik kan niet wachten. (lacht)

Wordt er voor het WK een strak tactisch plan afgesproken, of is het kijken wat de wedstrijd brengt?

VAN AVERMAET: De tactiek moet redelijk in detail besproken worden, anders gaat er eentje tussendoor rijden, zoals wij dat noemen. Sommige renners moeten meespringen met ontsnappingen, anderen zullen zich sparen tot de finale. Je moet op voorhand precies afspreken wie wat doet. Goeie afspraken maken goeie vrienden.

Die ene dag moeten jullie één lijn trekken, de rest van het jaar zijn jullie concurrenten. Hoe werkt zoiets? Waren de andere Belgen echt dolgelukkig toen Philippe Gilbert wereldkampioen werd?

VAN AVERMAET: Ja, toch wel. Dat is het unieke aan een WK: je zit in een ploeg voor één dag, die dan samen probeert één koers te winnen. Je moet niet denken aan morgen, alleen nu telt. En als je dan de teamtactiek perfect kunt uitvoeren, krijg je daar echt een kick van. Ik moest bij het WK van Gilbert de schaduwfavorieten in de gaten houden. In ontsnappingen die van net iets te ver vertrokken, moest ik altijd mee zijn, dan zat Gilbert in het peloton gerust. Als zo’n vlucht tot het eind had gedragen en ik wereldkampioen was geworden, dan was ik natuurlijk nóg blijer geweest. (lacht)’t Is geen schande dat ik dat toegeef, hè?

Ben je ook nu weer de man van de kansarme ontsnapping of start je als kopman?

VAN AVERMAET: Daar kan ik nu nog niet op antwoorden. Na het seizoen dat ik dit jaar heb gereden, mag ik in principe het vertrouwen hebben om op het WK als een kopman te koersen. Maar er bestaat ook nog zoiets als vorm, hè. De andere vermoedelijke kopmannen, Tom Boonen en Philippe Gilbert, hebben in de Vuelta in ieder geval geen fenomenale indruk nagelaten. Nu, ik mag zeker ook niet zomaar zeggen dat ze allemaal voor mij moeten werken. Ik heb de GP van Wallonië gewonnen, maar zal ik mijn topvorm wel kunnen aanhouden tot het WK? We zullen pas in de laatste dagen zien hoe het echt zit.

Hoe doe je dat: net op die ene cruciale dag top zijn?

VAN AVERMAET: Dat is gokken en hopen dat je puzzel klopt. Je kunt alles juist doen en wanneer het erop aankomt toch nergens staan. Het tegenovergestelde komt evengoed voor. Ik ben nu toch al een tijdje prof en ik weet wat nodig is om goed te zijn, maar je moet super zijn. Iemand heeft me eens verteld dat je op voorhand altijd moet visualiseren dat je de wedstrijd gaat winnen. Je indenken hoe je wegrijdt en daarna hoe je op het podium staat te blinken. Ik heb dat echt al geprobeerd. Helaas vielen de resultaten tegen. (lacht)

Wat vind je tot nu toe van je seizoen?

VAN AVERMAET: Goed, hè. Het had fantastisch kunnen zijn als ik al die ereplaatsen kon ruilen voor overwinningen. Dan win ik de Omloop Het Nieuwsblad, de Ronde van Vlaanderen en een rit in de Tour. Nu is het iets minder, maar ik ben wel tevreden over wat ik dit jaar laat zien. Ik heb de stap gezet van een renner die aanviel in grote wedstrijden maar moest passen wanneer het er echt om ging, naar iemand die zelf de beslissingen forceert. Dan hoor je bij de besten van de wereld en daar droomde ik als jonge coureur van, dus ik vind dat ik nu niet teleurgesteld mag zijn.

Zowel in de Omloop als in de Ronde was je de sterkste man in koers.

VAN AVERMAET: Zeker in de Omloop. Ik begrijp nog altijd niet hoe ik die koers heb kunnen verliezen. Tot op vijftig meter van de finish wist ik honderd procent zeker dat ik ging winnen.

Te veel gevisualiseerd?

VAN AVERMAET: Ik vrees het. (lacht) De Ronde van Vlaanderen was anders. Daar heb ik ook de koers gemaakt, maar op de beslissende momenten zaten de omstandigheden tegen. Uiteindelijk klopte Fabian Cancellara mij nipt in de sprint.

Volgend jaar beter?

VAN AVERMAET: Zo werkt het niet. Je krijgt niet elk jaar de kans om zo’n koers te winnen. Mijn carrière was in één klap geslaagd geweest als ik de Ronde van Vlaanderen had gewonnen. Maar gedane zaken nemen geen keer.

Toen je nog bij Lotto zat, zei Marc Sergeant: ‘Van Avermaet moet je afremmen, die heeft de neiging te hard te werken, die wil te graag.’ Hij had het over je trainingsarbeid, maar het gaat evengoed op voor je koershonger.

VAN AVERMAET: (denkt na) Dat is niet veranderd. En ik wil dat ook niet verliezen. Soms merk ik bij andere renners dat ze niet honderd procent gemotiveerd zijn. Dat trainen een karwei is. In dat stramien wil ik nooit vervallen. Ik wil ervoor leven, er honderd procent voor gaan. Soms ben je dan misschien té gedreven en dat is niet goed, akkoord, maar liever zo dan andersom. Je móét met passie trainen en je móét met passie koersen, vind ik. Wie met minder tevreden is, doet zichzelf tekort.

Ik ben nog altijd verschrikkelijk teleurgesteld als ik niet win, het mag de kleinste kermiskoers zijn. Als je voelt dat er meer in zit en het komt er niet uit… bah, dat is om uit je vel te springen hè. (lacht) Normaal ben ik een brave jongen, maar op zo’n moment moet je mij echt niet komen bekritiseren. Ik zou wel eens durven uithalen.

De microfoons aan de finish hebben al last met jou gehad?

VAN AVERMAET: Nee, want ik ben wel slim genoeg om tegen de journalisten het achterste van mijn tong niet te laten zien. Zelfs als ik vanbinnen kook van woede, kan ik een beschaafd, droog verhaal vertellen. Wie mij beter kent, zal aan mijn lichaamstaal wel zien wat ik echt denk.

Hoe was het om Greg LeMond te ontmoeten, naar wie je vernoemd bent?

VAN AVERMAET: Die trok zulke ogen toen ik een foto liet zien van ons tweeën samen op Alpe d’Huez. Ik was toen zes, hij was nog een gevierde wielerprof. We hebben elkaar ontmoet op de set van LeMond on Tour, een programma op Eurosport waarin ze iedere dag een opmerkelijk renner uit de Ronde van Frankrijk uitnodigen. Mijn vader was een grote fan van LeMond, hij heeft nog met hem gekoerst trouwens.

Niet alleen je pa, ook je twee grootvaders waren profcoureurs. Jij brak de familietraditie en werd doelman bij SK Beveren.

VAN AVERMAET: Het zwarte schaap van de familie hè. (lacht) Nee, ik was te sportief om geduld te hebben. Als achtjarige meedoen aan koersen, dat bestond vroeger niet. Voetballen kon wel, dus deed ik dat maar. Tot mijn achttiende liep dat heel vlot. Plots belandde ik, toch naar het schijnt een beloftevolle keeper, op de bank. Zo verlies je de motivatie: drie keer per week hard trainen, maar nooit mogen spelen. Ik was het beu en zocht afleiding in de koers. Voor ik het wist, stond ik in de krant als ‘de koersende keeper’. Bij Beveren lazen ze dat niet graag. Ik moest kiezen.

Eigenlijk was ik direct goed in wielrennen. Een heel raar gevoel. Alsof je een vreemde taal kunt spreken zonder ooit te hebben gestudeerd. Voor mijn achttiende had ik nog nooit een koers gereden. Ik had nog maar één jaar een licentie toen er al ploegen informeerden of ik geen prof wou worden. Ik denk niet dat er veel coureurs zijn die hun allereerste profkoers winnen, ook al is het maar de Ronde van Qatar. (lacht) Die overwinning heeft mij direct gelanceerd: ik mocht de klassiekers rijden en op het eind van het seizoen ging ik zelfs al naar het WK. Eigenlijk heel simpel allemaal.

Ongelooflijk.

VAN AVERMAET: Ik weet het. Ik ben prof geworden zonder er ooit echt een doel van te maken. Het is mij overkomen. De buitenwereld vond dat ik na mijn eerste twee seizoenen ben blijven hangen, maar zelf had ik helemaal niet dat gevoel. Ze hebben mij in het begin te hard opgehemeld: dat was het probleem.

Je werd tot de nieuwe Tom Boonen gebombardeerd.

VAN AVERMAET: (knikt) De journalisten dachten dat ik direct klassiekers ging winnen, maar dat was niet realistisch. Ik voelde dat ik elk jaar beter werd, maar in één ruk naar dát niveau, nee. Nu pas sta ik waar ze mij vijf jaar geleden al hadden verwacht.

Dat je zo laat met wielrennen begon, is misschien de reden dat jij zo enthousiast blijft over je sport.

VAN AVERMAET: Dat zou best kunnen. Maar had ik het allemaal op voorhand geweten, dan was ik toch jonger begonnen. Ik vind het jammer dat ik nooit op de piste heb gereden toen ik jong was, of aan veldrijden heb gedaan. Zuiver voor de stuurvaardigheid. Ik ben zeker niet de slechtste chauffeur van het peloton, maar hoe iemand als Sagan met zijn veldrijderslef een bocht durft te pakken… Dat is om jaloers op te zijn.

Had je het in het voetbal kunnen maken?

VAN AVERMAET: Ik was zeker niet het grootste talent, maar op karakter kun je ook ver raken. ’t Zijn ook niet allemaal Ronaldo’s in eerste klasse, hè. Als je echt gebeten bent door iets, dan kun je door muren. Maar ik had wel meer talent voor het wielrennen. Als keeper was ik nooit Rode Duivel geworden, als coureur hoor ik wel bij de top.

Redt Waasland-Beveren zich dit seizoen?

VAN AVERMAET: Met hangen en wurgen hè, zoals de voorbije jaren. Ik begrijp dat eigenlijk allemaal niet. Eind vorig seizoen hadden ze een redelijk goeie ploeg. Maar dan wordt het zomer, staat iedere speler in de uitverkoop en vertrekt de trainer. Resultaat is dat ze weer van nul mogen beginnen. Heeft dat zin? Het zou bij BMC ook niet draaien als iedere winter tien coureurs en de manager weggaan.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Mijn carrière was in één klap geslaagd als ik de Ronde van Vlaanderen had gewonnen.’

‘De buitenwereld vond dat ik na mijn eerste twee seizoenen ben blijven hangen, maar zelf had ik helemaal niet dat gevoel. Ze hebben mij in het begin te hard opgehemeld: dat was het probleem.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content