De Grootmeester van het Grootoosten van België die met open vizier een interview geeft: het is ongezien. Jacky Goris is bereid om de traditionele discretie van de vrijmetselaars te doorbreken: ‘Ik wil af van het immens negatieve imago dat wij nog altijd hebben, omdat het niet strookt met de realiteit.’

De loge in België

‘Vroeger legde een vrijmetselaar ’s morgens drie pastoors tussen zijn boterham’, lacht Jacky Goris. ‘Die tijd is voorbij. De scheidingsmuur tussen kerk en loge heeft lang beantwoord aan een maatschappelijke realiteit, maar nu moeten we daar overheen kunnen kijken.’

In het gewone leven is Jacky Goris (52) algemeen directeur van de Scholengroep Brussel. Als vrijmetselaar is hij sinds 2002 Grootmeester Nationaal van het Grootoosten van België, met 109 loges en 9700 leden de grootste, en oudste, obediëntie in ons land. ‘Maar ik spreek niet als een soort paus van het Grootoosten’, zegt hij. ‘Wij zijn geen hiërarchische organisatie. Elke vrijmetselaar, ook een grootmeester, spreekt uitsluitend in eigen naam. Niet alle broeders gaan trouwens akkoord met dit initiatief, en dat respecteer ik. Al besef ik natuurlijk dat u mij om een interview hebt gevraagd omdát ik grootmeester ben, niet omdat ik broeder X of Y ben. Toch is wat ik zeg niet bindend voor het Grootoosten. Dat is een belangrijk punt.’

Het Grootoosten werd gesticht in 1833, met als uitgangspunt de zogenaamde Constitutie van James Anderson, de Schotse dominee die in 1723 de grondslagen van de Vrije-Metselarij had verankerd. Omdat de eerste vrijmetselaars een plek zochten waar ze hun eeuwenoude godsdienstige en politieke geschillen broederlijk konden overstijgen, bepaalde die Constitutie dat ze in de loge niet zouden discussiëren over God of politiek. De aanvaarding van het godsbestaan was verplicht, debatteren over politiek was verboden.

In België, maar ook in Frankrijk en andere Latijnse landen, bleek dat algauw onhoudbaar. Als reactie op de banbliksems uit Rome en de kerkelijke invloed op politiek en samenleving, werd het Grootoosten in de loop van de 19e eeuw een vrijzinnige en antiklerikale denktank. Zo was de liberale partij aanvankelijk niet meer of niet minder dan de politieke arm van het Grootoosten. Van het ‘broederlijk overstijgen van godsdienstige of politieke geschillen’ is in de meeste Belgische loges al sinds eind 19e eeuw geen sprake meer.

Ook intern raakten de Belgische vrijmetselaars verdeeld. In 1979 werd de Reguliere Grootloge gesticht, met nu 1500 leden. De aanvaarding van het godsbestaan is opnieuw verplicht, discussies over politiek verboden. ‘De vrijmetselarij is vooral een vorm van spiritualiteit’, zei gewezen grootmeester Paul Cosyns vorige week in Knack. ‘Dat spirituele aspect is voor mij ook belangrijk’, zegt Jacky Goris. ‘De loge is een inwijdend genootschap, waarbij de inwijding tot leerling, gezel en meester wordt gezien als het langzame opstijgen naar een vorm van wijsheid. Ook de intense broederschap die je in de loge ervaart, is cruciaal. Maar ik wil een derde aspect niet veronachtzamen: de loge als société de pensée, waar wordt nagedacht over belangrijke maatschappelijke onderwerpen. In de Angelsaksische loges is dat niet zo, maar het Grootoosten van Frankrijk is ook van meet af aan sterk maatschappelijk betrokken geweest.’

In 1989 werd de toenmalige grootmeester van het Grootoosten ook door Knack geïnterviewd. Bij elk antwoord stond toen een beetje mysterieus: de grootmeester, dubbelpunt. Geen naam, geen foto. Goris beseft dat zoiets alleen maar argwaan wekt. ‘Het is historisch verklaarbaar dat wij zo’n geheimzinnig gezelschap zijn’, zegt hij. ‘Maar er moet stilaan meer openheid komen. Het beeld dat de modale burger van ons heeft, is overwegend negatief: wij zijn de complotteurs, de affairisten. Ook in de media wordt meestal alleen over ons bericht om aan te geven dat er beïnvloeding bestaat, dat er aan vriendjespolitiek wordt gedaan. Van dat imago wil ik af, omdat het niet strookt met de realiteit. De realiteit is dat er in 109 loges in België, waarvan 29 in Vlaanderen, elke week een groot aantal broeders samenkomen om het beste van zichzelf te geven. En dat komt niet genoeg naar buiten. Dat negatieve imago heeft op termijn bovendien een negatieve invloed op de rekrutering. Reden te meer om duidelijk te maken waar wij voor staan, wat onze maatschappelijke en ethische invalshoek is.’

Hebt u een rekruteringsprobleem?

JACKY GORIS: Nee. In relatie tot de bevolkingsdichtheid heeft het Grootoosten van België internationaal bekeken zelfs het grootste aantal leden. Maar op termijn zou de rekrutering wel een probleem kunnen worden. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is het aantal vrijmetselaars de afgelopen jaren met een derde gedaald. Dat vind ik schrikwekkend, in die situatie mogen wij niet terechtkomen. Van het aantal profanen dat aan de tempelpoort klopt – u weet dat wij een nogal ongewoon taalgebruik hebben – zijn in het Grootoosten van Frankrijk één derde wilde kandidaturen: mensen die spontaan een brief schrijven. Daar zitten natuurlijk een paar weirdo’s tussen, die ons verslijten voor een esoterisch gezelschap waar de meest vreemde gebruiken worden gehanteerd, maar toch: één derde is veel. Weet u hoeveel spontane sollicitaties het Grootoosten van België jaarlijks krijgt? Minder dan vijf.

De meeste mensen weten niet eens dat je spontaan kunt solliciteren.

GORIS: Dat is waar. Daarom zijn de mensen die het wel doen over het algemeen trouwens de meest betrokken kandidaten. Een massaorganisatie zullen wij nooit worden, maar als we meer openheid aan de dag leggen, zal het makkelijker zijn om meer mensen voor onze idealen te interesseren. De manier waarop de rekrutering momenteel verloopt, zou weleens – het is een zwaar woord dat ik nu gebruik – tot verregaande inteelt kunnen leiden. Wie wordt er momenteel aangesproken? Mensen die tot dezelfde vriendenkring behoren, dezelfde beroepsvereniging, dezelfde familie.

Is het geen elitair genootschap?

GORIS: In zekere zin wel, omdat je niet geacht wordt alleen maar over de voetbaluitslagen te praten. Een zekere intellectuele interesse in maatschappelijke en filosofische vragen is toch vereist. Er zijn loges die het tot hun project hebben gemaakt om buiten de typische vrijmetselaarsmilieus – ambtenarij, onderwijs, advocaten, artsen… – te rekruteren. Dat lukt niet altijd. Maar om te vermijden dat die enge rekrutering op den duur leidt tot de verenging van onze doelstellingen, moeten we breder kunnen gaan. Er zijn ongetwijfeld heel wat mensen die wij nu niet bereiken en die toch kunnen openstaan voor ons waardenarsenaal.

Wat zit er allemaal in dat waardenarsenaal?

GORIS: Onze waarden hebben vooral te maken met de tradities van de Verlichting: gelijkheid, vrijheid, broederlijkheid – en wat je daarmee doet in de praktijk. Concreet betekent het dat wij de verregaande dualisering van de samenleving proberen tegen te gaan, wat ik een erg belangrijk maatschappelijk project vind. In mijn slotwoord tijdens het colloquium dat we onlangs hebben georganiseerd, heb ik het duidelijk aangegeven: de multiculturele samenleving als maatschappelijk project is voor mij een stadium dat voorbij is. Maar het is nu de realiteit: verschillende fracties die naast elkaar leven, wat bijna neerkomt op een geïnstitutionaliseerde vorm van apartheid. We moeten naar een interculturele samenleving, waarbij de verschillende culturen met elkaar vervlochten raken en mekaar blijvend bevruchten. Dat bereik je niet door één keer per jaar de traditionele couscousavond te organiseren.

Hoe dan wel?

GORIS: Door opnieuw naar elkaar te luisteren, door mensen in gelijke mate te doen deelnemen aan de democratische besluitvorming. Het onderwijs is van primordiaal belang. Het fenomeen van de concentratiescholen werkt de maatschappelijke integratie tegen. Het is mij nog niet volledig duidelijk hoe we daar iets aan kunnen doen, tenzij je bijvoorbeeld zou zeggen dat witte scholen een bepaald percentage allochtone kinderen móeten toelaten. Misschien wordt de vrijheid van onderwijs op die manier geschaad, dat is mogelijk. Maar de maatschappelijke uitdagingen zijn zo groot dat je volgens mij niet anders meer kunt.

Uw colloquium, waar onder meer kardinaal Godfried Danneels een van de genodigde sprekers was, stond in het teken van ‘Mensenrechten, democratie en culturele verscheidenheid’. Maar eigenlijk was het echte thema: de islam in Europa.

GORIS: De islam ís een probleem, het zou hypocriet zijn om daar niet over te praten. Ik weet ook wel dat het te maken heeft met economische achterstelling, met minder kansen in het onderwijs, maar je moet de politieke correctheid niet zo ver drijven dat je het probleem ontkent. Er zijn volgens mij geen christelijke verenigingen aan het werk om de komst van een christelijk hemelrijk te vestigen.

Verschillende sprekers hadden het over de nood aan een ‘Europese islam’, die mee bevrucht zou moeten worden door de Verlichting.

GORIS: Daar wil ik duidelijk voor pleiten. Daarom ook dat wij het gesprek moeten aangaan met gematigde moslims om die krachten binnen de gemeenschap te versterken. We mogen extremisten zoals Dyab Abou Jahjah niet het monopolie laten. We moeten de lont uit het kruitvat halen, en dat gaat niet alleen door louter repressie.

Maar de stichting van islamscholen is evenmin een goed idee?

GORIS: Nee. Wettelijk is er geen bezwaar, maar het is geen wenselijke evolutie, omdat het de segregatie versterkt. En zo vergroot je de kansarmoede: een noodlottige vicieuze cirkel.

Is het daarom dat u het stilzwijgen wil doorbreken? Omdat het ‘multiculturele drama’ van dien aard is dat er niet meer gezwegen mág worden?

GORIS: Juist.

Is het ook niet zo dat de vrijmetselarij aan maatschappelijke relevantie heeft ingeboet, en dat u dat wat ‘ingedommelde’ instituut, zoals sommige vrijmetselaars het zelf noemen, nieuw leven wilt inblazen?

GORIS: Ik wil daar wat aan schudden, ja. Onze maatschappelijke relevantie is vandaag een stuk kleiner dan in de 19e en 20e eeuw. Dat vind ik jammer, omdat wij toch een bijdrage kunnen leveren. De vrijmetselarij is in de eerste plaats een inwijdingsgenootschap, dat gericht is op de vervolmaking van de mens, via het werk in de loge. En via de vervolmaking van de mens ook op de vervolmaking van de maatschappij. Het is dus in belangrijke mate een maatschappelijk project. Al weet ik ook wel dat de vervolmaking van de mens een typisch 19e-eeuws idee is. Als we zien wat de evolutieleer en het hersenonderzoek ons geleerd hebben, beseffen we hoe beperkt de invloed van omgevingsfactoren waarschijnlijk is.

De ‘aard van het beestje’ is al vele duizenden jaren hetzelfde.

GORIS: Precies. Ik heb onlangs met grote ogen het laatste boek van Steven Pinker (een vooraanstaand evolutiepsycholoog, nvdr.) gelezen, Het onbeschreven blad. Daaruit blijkt dat de impact van opvoeding kleiner is dan men vroeger dacht. Ook het maatschappelijke vooruitgangsoptimisme wordt meer en meer geconfronteerd met de eigen beperkingen. Daarom zeg ik altijd dat ik vrijmetselaar ben tegen beter weten in. Je kunt je niet neerleggen bij de realiteit. Je moet ervan uitgaan dat je, al is het dan in zeer beperkte mate, iets kunt bijdragen. Anders is je relevantie tot nul herleid, niet alleen als vrijmetselaar, maar ook als mens.

Wil het Grootoosten opnieuw openlijk deelnemen aan het maatschappelijk debat?

GORIS: Er zijn leden die vinden dat het Grootoosten nooit stelling kan nemen. Die mening respecteer ik, maar ik deel ze niet. Al is het natuurlijk ondenkbaar dat het Grootoosten voortdurend openlijk stelling zou nemen, zoals in de 19e eeuw. In de verslagen van Kamer en Senaat uit die tijd lees je soms onthutsende tussenkomsten van parlementsleden die zeggen: ‘Wij hebben dit onderwerp in mijn loge besproken en dit is onze conclusie.’

Is die tijd echt voorbij? Misschien gebeurt het nog altijd, maar zeggen de parlementariërs het er niet meer expliciet bij dat het in hun loge besproken is. De euthanasiewet zou volgens een aantal christen-democratische politici zelfs in de loges geschréven zijn.

GORIS: Flauwekul. U moet dat anders zien. Principes zoals vrijheid en het zelfbeschikkingsrecht van de mens staan bij ons voorop. De zogenaamde bouwstukken (lezingen, nvdr.) die in de werkplaatsen worden gehouden, gaan over thema’s die de vrijmetselaars interesseren. Niemand geeft een bouwstuk over de geschiedenis van de fiets. (lacht) Over euthanasie is wel lang gediscussieerd. Maar de wetteksten zijn niet in de loges geschreven.

Toch toonde oud-PS-senator Roger Lallemand zich tijdens het colloquium erg trots op de maçonnieke bijdrage aan die wet.

GORIS: U moet mij eens uitleggen waarom een vrijmetselaar niet trots mag zijn op iets dat verwezenlijkt is in naam van de principes die hij huldigt. Ook over abortus en het homohuwelijk is bij ons jarenlang in het lang en het breed gediscussieerd.

Knalden de champagnekurken in de loges toen Paars I in 1999 aantrad?

GORIS: Nee, hoor. Er was wel enige instemming, omdat aan de overheersende positie van één partij, gedurende vijftig jaar, een einde kwam. Dat is een normale democratische reactie. Maar Paars is geen vrijmetselaarsregering.

Gewezen journalist Derk-Jan Eppink heeft er in ‘De Standaard’ nochtans op gewezen dat drie kwart van de federale ministers in Paars I vrijmetselaar was. Klopt dat niet?

GORIS:(lacht) Daar kan ik niets over zeggen.

Andere vraag dan: klopte zijn lijstje met ministers-vrijmetselaars?

GORIS: Nee.

Vergiste hij zich ook in omgekeerde richting?

GORIS: Ja. Maar namen noem ik niet, doe geen moeite. Ik zal het nooit van niemand bevestigen of ontkennen.

Wat met de basisstelling van Eppink: dat Paars in de loges is totstandgekomen?

GORIS: Ik denk van niet. Het is natuurlijk zo dat een aantal mensen elkaar kennen van in de loge en daardoor een bepaalde affiniteit met elkaar hebben. Dat heeft het paarse verhaal waarschijnlijk vergemakkelijkt. Er kan over politiek gepraat worden, maar niet over partijpolitiek.

Over het ontwerp voor een Europese grondwet hebt u zich namens het Grootoosten openlijk uitgesproken. Begin vorig jaar tekende u in een vrije tribune in ‘De Standaard’ verzet aan bij artikel 51.

GORIS: Dat artikel verleent aan de katholieke kerk een voorkeursbehandeling, omdat ze het monopolie zou krijgen van de dialoog met de overheid. En Europa heeft geen exclusief katholieke identiteit. Ik wil mij best inschrijven in de joods-christelijke traditie. Maar niet in een grondwet die één bepaalde religie naar voren wil schuiven als geprefereerde gesprekspartner.

Toch wilt u van dat eenzijdig vrijzinnige imago af.

GORIS: Ja. Ik ben zelf vrijzinnig, ik ben jarenlang actief geweest in het Humanistisch Verbond, ik beschouw mijzelf als atheïst. Maar het kan niet zijn dat vrijmetselarij wordt vereenzelvigd met vrijzinnigheid. Dat is een verenging die totaal voorbijgaat aan elke maçonnieke opstelling. De vrijmetselarij is net ontstaan vanuit de behoefte aan een center of union, een middelpunt van vereniging, waar mensen van verschillende levensbeschouwingen elkaar kunnen vinden rond een aantal gemeenschappelijke waarden.

Maar in de praktijk zijn veel loges nog altijd exclusief vrijzinnig. Op sommige plekken worden mensen die hun kinderen naar een katholieke school sturen, nog altijd geweigerd.

GORIS: Dat klopt. Sommige loges zetten vrijzinnigheid, of de keuze van onderwijsnet, helemaal bovenaan hun lijstje van eigenschappen die ze belangrijk vinden bij een kandidaat-vrijmetselaar. En aangezien ik geen hiërarchische functie heb, kan en wil ik niet zeggen dat ze dat niet mogen doen. Je wordt trouwens geïnitieerd in een loge, niet in een obediëntie. Voor mij is die keuze van onderwijsnet ook een moeilijke zaak, aangezien ik in het gemeenschapsonderwijs werk. Eén ding is zeker: het Grootoosten is adogmatisch: er worden geen dogma’s aanvaard, dat staat in onze statuten.

Een oprecht diepgelovige katholiek kan dus eigenlijk per definitie niet toetreden.

GORIS: Dat zou toch heel moeilijk zijn, omdat het impliceert dat hij een aantal dogma’s aanvaardt.

Toch hoorde ik u tijdens het colloquium zeggen dat u de deuren van de werkplaatsen wilt openzetten voor alle gelovigen.

GORIS: Ik heb erbij gezegd: voor alle adogmatische gelovigen. Dat is misschien een contradictio in terminis, ik weet het niet. Het is alleszins een complex probleem, want hoe kunnen we opnieuw dat center of union worden, als we zelf nog segmenteren?

Bent u gedoopt?

GORIS: Ja. En ik heb mijn communie gedaan. (lacht) Maar zonder te weten wat dat precies betekende.

Hebt u zich ondertussen laten schrappen uit het doopregister?

GORIS: Nee. Ik weet wel dat dat financiële repercussies heeft voor de kerk (die wordt gesubsidieerd op basis van het aantal namen in het doopregister, nvdr.). Ik zou het misschien wel eens kunnen doen, maar anderzijds: de belangrijkste tegenstelling is allang niet meer die tussen vrijzinnigen en katholieken.

Wanneer wordt een gelovige een dogmatische gelovige?

GORIS: Laten we zeggen dat een dogma iets is wat je van anderen, eventueel uit ‘heilige boeken’, hebt meegekregen en aanvaardt zonder dat je het voor jezelf zelf op rationele en kritische wijze onderzocht hebt.

In God geloven kan toch nooit het resultaat van rationeel onderzoek zijn?

GORIS: Daarom kunnen wij niet akkoord gaan met het verplichte geloof in een Opperwezen, zoals dat nog altijd wordt vereist in de Reguliere Grootloge. Het principe van de gewetensvrijheid staat bij ons centraal.

Heeft het Grootoosten van die verplichting geen verbod gemaakt? En is dat geen dogma?

GORIS: Nee, zo mag u dat niet interpreteren. Ik weet zeker dat er bij ons heel wat godsgelovige vrijmetselaars zijn. Mensen die agnost zijn, of deïst. Maar met een verplichting werken gaat voor ons te ver. Het is moeilijk, ik weet het. Een pasklaar antwoord heb ik niet.

Stel: iemand stuurt een mailtje naar uw website, waarin hij zich kandidaat stelt. Wat gebeurt er dan?

GORIS: Dan kijken we waar hij woont en sturen we zijn gegevens naar een loge in zijn buurt. De voorzitter van die loge neemt contact met hem op, hij wordt gescreend op zijn morele en menselijke kwaliteiten…

Gescreend: dat klinkt akelig.

GORIS: Ja. Maar het ís niet akelig. Er worden gesprekken met hem gevoerd, maar ook met anderen die hem kennen.

Ook achter zijn rug?

GORIS:(lacht) Ja, want zijn naam wordt intern gepubliceerd. Als iemand vindt dat hij een toffe kerel is, kan hij dat laten weten. Maar als iemand vindt dat de kandidaat niet in aanmerking komt, kan hij dat ook laten weten. Soms wordt ook de partner geraadpleegd, dat hangt van de loge af. Er wordt wel altijd gevraagd of de partner op de hoogte is. Het hele dossier gaat naar de loge, waar de broeders een beslissing nemen.

Wat zijn de belangrijkste afknappers?

GORIS: Iemand met een crimineel verleden kan niet ingewijd worden. Ook mensen die het duidelijk doen omdat ze hun carrière een zetje willen geven, zijn niet geschikt. Of mensen die alleen in hun eigen grote gelijk geloven. Je moet bereid zijn om je eigen vooroordelen en opvattingen even aan de kant te laten, om in dialoog te gaan met anderen. Racisme is uiteraard ook een afknapper.

Vraagt u op welke partij de kandidaat stemt?

GORIS: Nee.

Maar als de kandidaat zegt dat hij voor het Vlaams Blok stemt…

GORIS:… dan nemen wij meteen afscheid. Het maatschappelijk concept van het Vlaams Blok is zo tegenstrijdig aan de principes waar wij voor staan, dat die partij te allen prijze bekampt moet worden.

Hoe beoordeelt u de recente veroordeling van de partij?

GORIS: Je kunt je afvragen of het wel opportuun was om dat proces te voeren. Ik constateer immers dat deze partij zich in een slachtofferrol aan het wentelen is.

Is het niet veeleer de opportuniteit van de wet die in vraag moet worden gesteld? Een wet die mede geïnspireerd was door PS-kopstuk Philippe Moureaux, die als vrijmetselaar ook op uw colloquium aanwezig was.

GORIS: Men heeft in Wallonië een andere affiniteit met extreem-rechts dan in Vlaanderen. Dat heeft ook te maken met het feit dat men er niet die briljante extreem-rechtse politici heeft die wij hier kennen. Die briljante, demonische figuren, zeg maar. Want laat één zaak duidelijk zijn: ik vind het een eer door het Vlaams Blok als een vijand te worden beschouwd. Ik zou het erg vinden als dat niet zo zou zijn.

En een broeder die zich gaandeweg tot het Blok bekent, kan worden uitgesloten?

GORIS: Daar bestaan procedures voor, ja. Met de mogelijkheid om op nationaal niveau in beroep te gaan.

En een broeder die strafrechtelijk wordt veroordeeld?

GORIS: Zolang de gerechtelijke procedure loopt, blijft de loge afzijdig. Maar bij een veroordeling moet ze een beslissing nemen. Dat kun je op twee manieren bekijken. Je kunt zeggen: wie iets verkeerd heeft gedaan, moet eruit, want wij zijn een ethisch gezelschap. Of: wie veroordeeld is, heeft al genoeg geleden, en het is onze broederlijke taak om hem te steunen.

Wat is er gebeurd met de broeders die veroordeeld werden in het Agusta-proces?

GORIS: Alle loges hebben in dit dossier hun verantwoordelijkheid genomen.

Ze hebben de veroordeelden uitgesloten?

GORIS: Dat heb ik niet gezegd. De loges hebben zich over de dossiers gebogen en van geval tot geval een beslissing genomen. Bij een rechtszaak moet dat altijd gebeuren. Al zijn er natuurlijk zaken die strafrechtelijk een overtreding zijn, maar in het maçonnieke recht niet. Artsen die destijds werden veroordeeld omdat ze abortussen uitvoerden, werden bij ons uiteraard niet uitgesloten.

Het Grootoosten is nog altijd exclusief mannelijk. Is dat geen discriminatie?

GORIS: Natuurlijk niet. Het maçonnieke landschap in België is breed genoeg: er zijn mannelijke, vrouwelijke en gemengde obediënties. (lacht) Voor elk wat wils. Het Grootoosten heeft een paar jaar geleden trouwens bepaald dat onze loges ook zusters kunnen ontvangen. Ze zijn welkom tijdens de zittingen, maar ze kunnen bij ons niet worden ingewijd. Alle broeders hebben een bepaald contract afgesloten, en je kunt en cours de route niet zomaar de regels veranderen. Maar ik besef dat de exclusieve mannelijkheid op termijn niet houdbaar is.

Is de discretie nog lang houdbaar? Wijlen filosoof en vrijmetselaar Leo Apostel pleitte meer dan tien jaar geleden al voor de publicatie van de ledenlijsten.

GORIS: Een nobel ideaal, maar helaas is de samenleving daar nog niet rijp voor. Er zijn nog altijd mensen die problemen zouden kunnen krijgen op hun werk, mocht hun lidmaatschap bekend worden. Mij kan het niet schelen, ik ben een ambtenaar. Maar iedereen moet het voor zichzelf kunnen uitmaken. Zodra men weet dat iemand bij een loge is, wordt alles wat hij zegt ook meteen gerelateerd aan zijn vrijmetselaarschap. Tot mijn grote consternatie gebeurde dat onlangs nog in De Morgen: in een rapport over de parlementariërs stond over een bepaald kamerlid (SP.A’er Danny Vandenbossche, nvdr.) dat hij zijn ‘loge-inspiratie’ niet altijd kan ‘verbergen’. (fel) Waarom zou iemand dat moeten verbergen? Is het vrijmetselaarsschap iets oneerbaars of zo? Wij hebben niets te verbergen, wij hebben eerbare doelstellingen. Maar de sfeer van verdachtmaking is er nog: de loge, dat is vriendjespolitiek.

Is de argwaan niet begrijpelijk? Heeft het Grootoosten bijvoorbeeld ook een centraal meldpunt voor broeders die werk zoeken, zoals de Reguliere Grootloge?

GORIS: Ja, we hebben kanalen waarlangs wij broeders aan werk proberen te helpen. Ik besef de relatieve slagkracht daarvan, maar het is je taak om je broeders bij te staan.

Dat is toch vriendjespolitiek, niet?

GORIS: Maar het verschilt toch niet van wat er in de samenleving gebeurt? Elkaar aan een job helpen, dat doe je toch ook onder vrienden? De vrijmetselarij is maar een van de vele netwerken in de samenleving. Als u ergens een vacature kent, dan zegt u toch ook tegen een bevriend journalist die een baan zoekt dat hij daar eens moet gaan praten? Op die manier helpen wij elkaar ook. Maar niet tot op het niveau dat het niet meer kan. Het is een beleidsregel van mij dat ik nooit reageer op een broeder die mijn tussenkomst vraagt in een of ander dossier. Die brieven gaan direct de vuilnisbak in. Daarom krijg ik ze ook bijna niet meer. Als je een vriend ten onrechte voortrekt, schaadt dat op termijn trouwens de organisatie waar je hem hebt binnengehaald. En als een kandidaat niet geschikt is, bewijs je hem zelf ook geen dienst door hem die job wel te geven.

Wat als een broeder wél geschikt is voor een baan, maar een andere kandidaat evenzeer?

GORIS: Alleen als twee kandidaten echt gelijkwaardig zijn, dan kun je eventueel de voorkeur geven aan je broeder.

Volstrekte gelijkwaardigheid bestaat toch niet?

GORIS: Dat weet ik wel. Het blijft moeilijk. Maar de broederband is geen vrijbrief voor gesjoemel. Het is niet zo dat vrijmetselaars elkaar systematisch voortrekken, dat kan ik in alle eerlijkheid zeggen. Dat kun je ook niet volhouden, want daarmee maak je jezelf belachelijk. Als een broeder in nood is, moet je hem helpen. Wie dat interpreteert als een goedkeuring van vriendjespolitiek, heeft het niet begrepen.

Misschien hébben een aantal broeders het nog niet helemaal begrepen.

GORIS: Dat zal wel zo zijn. Maar we gaan ervan uit dat een loge haar verantwoordelijkheid neemt als een broeder een scheve schaats rijdt. Ik zeg altijd, met excuses voor het lelijke woord, en met de nodige overdrijving: je vindt in de vrijmetselarij wellicht minder etters dan daarbuiten. Maar wij zijn geen supermensen. (lacht) En zeker geen heiligen.

Door Joël De Ceulaer

‘Wij hebben niets te verbergen, wij hebben eerbare doelstellingen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content