Hoe zorgwekkend is de speculatie tegen België?

FINANCIËLE MARKTEN Onze overheidsschuld is maar 13 procentpunt hoger dan het gemiddelde in de eurozone en dus is België niet zo kwetsbaar als sommigen denken, beweert Fons Verplaetse. © REPORTERS

België staat onder druk van de financiële markten. Daardoor stijgt de rente die we moeten betalen om onze schuld te financieren. ‘Ze speculeren wel tegen België,’ zegt Fons Verplaetse, ‘maar de speculanten zijn er blijkbaar toch niet echt van overtuigd dat ze daar in enkele maanden tijd geld mee kunnen verdienen. Als je praat over onze hoge overheidsschuld, mag je de grote rijkdom van de gezinnen en ons grote netto financieel vermogen in het buitenland nooit vergeten.’

‘Speculanten zijn noch onze vrienden, noch onze vijanden. Het enige waar ze op uit zijn, is geld verdienen. Dat is zo per definitie’, zegt Fons Verplaetse. Hij weet waarover hij spreekt: in 1993 werd er druk gespeculeerd tegen de Belgische frank. Verplaetse was toen gouverneur van de Nationale Bank en gaf geen krimp: hij hield vast aan zijn harde muntbeleid dat onze frank koppelde aan de Duitse mark, ook al oordeelden speculanten dat dit onhoudbaar was. België lag toen onder vuur omdat het een torenhoge staatsschuld van meer dan 130 procent van het bruto binnenlands product (bbp) torste. En onze geloofwaardigheid stond op de helling, aangezien de begrotingen steeds meer ontspoorden en er weinig te bespeuren was van structurele verbeteringen.

Tot toenmalig premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) wat later in 1993 zijn Globaal Plan lanceerde. Daarin werd een duidelijke route uitgestippeld voor het terugdringen van het begrotingstekort en de schuldafbouw. De kern van de boodschap luidde: ‘We moeten besparen willen we voldoen aan de normen van Maastricht om te mogen toetreden tot de euro.’ Zonder al te veel protest werd het Globaal Plan doorgevoerd. De rust rond de Belgische frank keerde weer en België behoorde van het begin af aan tot de eurozone. Verplaetse vandaag: ‘De Nationale Bank heeft toen, ondanks enorme druk, niet toegegeven aan de speculanten. De politici die toen verantwoordelijkheid droegen, hebben met de noodzakelijke maatregelen de geloofwaardigheid van België herwonnen. De speculanten zagen dat ze met hun speculeren tegen de Belgische frank geen geld meer konden verdienen, en hebben ons dan met rust gelaten.’

De laatste maanden hebben speculanten België al een paar keer in het vizier genomen. Aangezien er geen Belgische frank meer is, wordt er nu gespeculeerd of een land zijn schuld wel zal kunnen terugbetalen. Dat weerspiegelt zich in de rentetarieven die België op zijn overheidsobligaties moet betalen. Om enig idee te hebben of die rentetarieven nu hoog of laag staan, worden ze vergeleken met de rentetarieven van Duitsland, de motor van de Europese economie. Tegenwoordig geldt voor België een rente van meer dan 4 procent, Duitsland kan lenen tegen 3 procent en het verschil tussen die twee wordt de spread genoemd. Die spread steeg de laatste tijd tot boven het historische hoogtepunt van 1,34 procent. ‘Een renteverschil van 1 procent met Duitsland mag je als normaal beschouwen’, zegt Verplaetse. ‘En de financiële markten speculeren wel tegen België, maar zetten toch niet echt door. De speculanten zijn er blijkbaar niet echt van overtuigd dat ze daar in enkele maanden tijd geld mee kunnen verdienen.’

Moeten we ons zorgen maken over die speculatie tegen België, nadat de financiële markten al Griekenland en Ierland op de knieën hebben gekregen?

Fons Verplaetse: Fundamenteel zie ik weinig redenen waarom België kwetsbaar zou zijn. De huidige situatie van België is ook absoluut niet vergelijkbaar met die van Griekenland of Ierland, en ook niet met de situatie waarin ons land verzeild was rond de jaren 1990. Toen bedroeg onze overheidsschuld meer dan 130 procent van het bbp, vandaag is dat 100 procent. Dat is te veel, maar je moet het wel in Europees perspectief zien: toen we in 1993 een overheidsschuld hadden van 134 procent van het bbp, bedroeg die gemiddeld in de eurozone 65 procent. Onze overheidsschuld lag toen dus 69 procentpunt hoger dan het gemiddelde. Vandaag is de overheidsschuld 100 procent van het bbp, maar het gemiddelde van de eurozone is 87 procent. Onze overheidsschuld is nu slechts 13 procentpunt hoger dan het gemiddelde. In 1993 was België de zieke man van Europa, maar wie beweert dat we dat vandaag nog zijn, zoals onlangs een partijvoorzitter in Der Spiegel, is niet ernstig en voedt de speculatie.

U doelt op uitspraken van N-VA-voorzitter Bart De Wever, maar de overheidsschuld van 100 procent is toch te hoog?

Verplaetse: Zeker, maar mag ik er toch aan herinneren dat we in 2007 voor het uitbreken van de bankencrisis onze staatsschuld al hadden afgebouwd tot 84 procent van het bbp. En ik wil er ook nog eens op wijzen dat de financiële crisis veroorzaakt werd door de Angelsaksische bankiers, in meer of mindere mate gevolgd door de Europese bankiers. Die bankencrisis heeft alle overheden heel veel geld gekost. Recentelijk becijferde de Europese Commissie dat zij voor de eurozone 3000 miljard euro aan overheidshulp heeft goedgekeurd. Het gaat hier om allerlei soorten overheidshulp: kapitaalinjecties, waarborg voor bankpassiva, enzovoorts.

In welke mate hebben die kapitaalinjecties om onze banken te redden bijgedragen aan de aangroei van de Belgische schuldratio?

Verplaetse: Onze overheden verstrekten 20 miljard of 6 procent bbp via kapitaalinjecties om de financiële instellingen te helpen. Bijna 40 procent van de stijging van de Belgische overheidsschuldratio tussen 2007 en 2012 is toe te schrijven aan die kapitaalinjecties. Dat is niet weinig. Als je rekening houdt met het bbp en het relatieve belang van het bankwezen in elke lidstaat, blijkt zelfs dat België drie keer meer spendeerde aan zijn banken dan het gemiddelde in de eurozone. Alleen Ierland gaf nog meer uit om de banken te redden, namelijk het zevenvoudige van het Europese gemiddelde. Het bankwezen in België werd dus zwaarder getroffen door de kredietcrisis dan dat in de meeste andere Europese landen. In welke mate dit komt door het ontoereikend risicobeheer van onze banken en/of door het gebrek aan toezicht, is moeilijk te zeggen. In elk geval juich ik toe dat de regering nu beslist heeft om het prudentieel toezicht op de banken, de verzekeringsmaatschappijen en sommige andere financiële instellingen toe te vertrouwen aan de Nationale Bank, want algemeen wordt aanvaard dat de efficiëntie van het toezicht toeneemt naarmate de centrale bank er dichter bij betrokken wordt.

Na de financiële crisis volgde een economische crisis, met grote gevolgen voor onze overheidsfinanciën.

Verplaetse: De overheid kreeg minder ontvangsten en moest meer uitgeven, nog los van het geld dat ze uittrok om de banken te redden. Maar België presteerde beter dan de meeste landen van de eurozone. Tussen 2007 en 2010 daalde ons overheidssaldo (verschil tussen inkomsten en uitgaven van de overheid) van min 0,4 procent naar bijna min 5 procent van het bbp, een verslechtering van 4,5 procentpunt. Dat is ongeveer evenveel als Duitsland, maar beter dan het gemiddelde van de eurozone waar het overheidssaldo ging van min 0,6 procent naar min 6,3 procent, een verslechtering van 5,7 procentpunt. Ook onze overheidsschuld nam in die periode minder toe dan in de meeste andere Europese landen: 16 procentpunt van het bbp bij ons, terwijl het gemiddelde van de eurozone 18 procentpunt bedroeg en in Nederland en Frankrijk zelfs meer dan 20 procentpunt. Alleen moesten we in 2007 van een hoog niveau vertrekken. We hadden toen een schuldratio van 84 procent van het bbp, terwijl dat voor de hele eurozone 66 procent was, in Nederland 45 procent en in Frankrijk 64 procent.

België kampte altijd al met een hoge schuldratio?

Verplaetse: Ik heb de schuldratio voor België eens berekend sinds 1930 en dan valt de afwisseling van periodes van sterke stijging en daling op (zie grafiek 1). Als we onze schuldratio vergelijken met die van de eurozone, die we kunnen berekenen vanaf 1970, dan zien we dat de schuldratio van de eurozone tussen 1993 en 2007 stagneerde rond 65 procent van het bbp, terwijl die in België afnam van 134 tot 84 procent van het bbp. België is er toen dus in geslaagd om zijn schuldratio duidelijk dichter bij het gemiddelde van de eurozone te brengen. En ook na het uitbreken van de financiële crisis konden we nog verder het verschil verkleinen.

Hoe komt het dat België altijd zo’n hoge schuldratio heeft gekend?

Verplaetse: Een vereenvoudigde verklaring is natuurlijk dat de overheidsschuld in België bestaat uit de budgettaire tekorten die sinds 1830 werden opgetekend. En terwijl in Duitsland na de Tweede Wereldoorlog de overheidsschuld tot nul werd teruggebracht, was dat in België niet het geval. De Tweede Wereldoorlog heeft bovendien een zeer grote invloed gehad op ons nationaal inkomen en de rijksschuld. Uit de schaarse beschikbare gegevens uit die periode kunnen we besluiten dat de rijksschuld tussen 1938 en 1946 veel sneller steeg dan het netto nationaal inkomen, met als gevolg dat de rijksschuld in 1946 131 procent van het netto nationaal inkomen bedroeg, bijna het dubbele van in 1938. Maar er speelt ook nog iets anders mee: de gemiddelde Belg is liever rijk in een arme staat, dan minder rijk in een minder arme staat.

U wilt gewoon zeggen dat de gemiddelde Belg niet graag belastingen betaalt?

Verplaetse: Ja, en misschien wordt de Belg daarin gesterkt door het feit dat België als soeverein land een creatie is van eerder recente datum. Vroeger waren we steeds bezet gebied, waarbij het zelfs van burgerzin getuigde om de bezetter niet overvloedig fiscaal te spijzen.

Behoort België met zijn grote overheidsschuld tot de groep van rijke landen in de eurozone?

Verplaetse: Ongetwijfeld behoort België samen met Duitsland, Nederland en Frankrijk tot de rijke landen van de eurozone, terwijl Italië, Ierland, Spanje, Portugal en Griekenland tot de minder rijke zone behoren. In de meeste rijke landen is de overheid wel minder arm dan in België, maar België heeft zeer rijke gezinnen (zie kaart 2). Het netto financieel vermogen van de Belgische gezinnen bedroeg in 2007 230 procent van het bbp, in Duitsland 135 procent en het gemiddelde van de eurozone bedroeg 149 procent. Dat is onze fundamentele sterkte: de gezinnen zijn zeer rijk. In Europa zijn alleen de Zwitserse burgers nog rijker. Hun financieel vermogen bedraagt meer dan drie keer het bbp.

Weegt de rijkdom van de gezinnen op tegen onze hoge overheidsschuld?

Verplaetse: Zeker. Als je de schuld van de overheid afzet tegen de rijkdom van de gezinnen, zie je dat België met 157 procent van het bbp beter scoort dan bijvoorbeeld Duitsland, dat hier maar 92 procent haalt, terwijl het gemiddelde van de eurozone 106 procent is. Bovendien hebben we een zeer groot netto financieel vermogen in het buitenland. Als je alle tegoeden optelt die Belgische burgers, bedrijven en onze overheid in het buitenland hebben en daarvan al onze schulden in het buitenland aftrekt, hadden we in 2007 nog altijd een surplus van 29 procent van het bbp, in 2009 was dat zelfs 45 procent. Dat is meer dan Duitsland en Nederland, die ook een surplus hebben. Alle andere grote landen van de eurozone hebben netto schulden ten aanzien van het buitenland. En om het plaatje volledig te maken: het Verenigd Koninkrijk had in 2009 een netto schuld van 22 procent, de VS een netto schuld van 19 procent en China een surplus van 33 procent. Als je dus praat over onze hoge overheidsschuld, mag je de grote rijkdom van de gezinnen en ons groot netto financieel vermogen in het buitenland nooit vergeten.

Hoe ziet u de verdere ontwikkeling van ons overheidstekort en de overheidsschuld?

Verplaetse: Ons overheidstekort bedroeg in 2010 4,6 procent van het bbp en we hebben als doel gesteld om dat tegen 2012 terug te brengen tot 3 procent. Daarvoor zullen gespreid over 2011 en 2012 iets meer dan 4 miljard euro aan saneringsmaatregelen moeten worden genomen. Daarmee wordt de stijging van de schuldratio radicaal omgebogen, maar neemt ze nog niet betekenisvol af. Hoe kan die schuldratio verminderen? Er zijn twee manieren. Ten eerste kun je maatregelen nemen die de schuldgraad beïnvloeden zonder dat het financieringssaldo van de overheid wordt beïnvloed, de zogenaamde exogene maatregelen. In het verleden werd de schuld zo verlaagd met bijvoorbeeld de meerwaarden van onze officiële goudverkopen en met de opbrengsten van privatiseringen zoals van de ASLK.

En ziet u nu zulke exogene maatregelen?

Verplaetse: Alleen de terugbetaling door de banken van de 20 miljard of 6 procent bbp die hen door de overheden werden verstrekt als kapitaalinjectie komt daarvoor nu in aanmerking. Maar die terugbetaling is niet voor morgen, zeker nu de banken door het Basel III-akkoord hun kapitaal moeten versterken. Uiterlijk tegen 1 januari 2019 moeten hun zogenaamde ‘harde eigen fondsen’, dat is het maatschappelijk kapitaal plus de niet uitbetaalde winsten, opgetrokken worden van nu 2 naar 7 procent van hun verplichtingen. Je mag die inspanning voor de grote Belgische banken ramen op ruim 30 miljard euro. Dat komt dus overeen met gemiddeld ruim 4 miljard euro per jaar. Dat is te veel om ook nog eens hun schuld aan de overheden terug te betalen in die periode. Ik denk dat het gros van die terugbetalingen dan ook pas na 2019 zal aanvangen. Ik kan me voorstellen dat de banken hun inspanning na 2019 aanhouden en dan gemiddeld 4 miljard euro per jaar van hun schulden afbetalen aan de overheid. Het totale bedrag van 20 miljard zal in dat tempo eind 2023 terugbetaald zijn.

De eerste jaren hoeven we dus niet op geld van de banken te rekenen. Hoe kan onze schuldratio wel verminderd worden?

Verplaetse: Dat kan dus alleen via de tweede manier, door operaties die het overheidssaldo wel beïnvloeden, de zogenaamde endogene maatregelen. Ik zou vanaf 2013 het primair saldo, de uitgaven zonder rentelasten, jaarlijks graag verbeterd zien met 0,6 procent van het bbp. Dat is realistisch, want dat was ook het cijfer dat we aangehouden hebben tijdens de saneringsperiode 1994-1998. Als je dat uitrekent, daalt onze schuldgraad van 100 procent van het bbp vandaag naar 90 procent in 2017. Aan de vooravond dat de banken met hun terugbetaling echt zouden kunnen beginnen, zou onze schuldgraad 87 procent bedragen. Als de banken dan gespreid over 5 jaar hun schuld terugstorten, hebben we eind 2023 een schuldgraad van 67 procent. Dan ligt een schuldratio van 60 procent voor eind 2025 binnen handbereik.

Moeten we ons ondertussen grote zorgen maken over speculatie tegen België?

Verplaetse: Fundamenteel heeft België geen probleem. We moeten ons overheidstekort natuurlijk afbouwen zoals voorzien tot 3 procent in 2012, en onze overheidsschuld volgens een bepaald scenario verminderen tot 60 procent over een periode van een 12-tal jaren, zoals ik net schetste. Onze grootste troeven zijn dat de Belgische gezinnen een zeer groot financieel vermogen hebben en dat onze gezinnen, bedrijven en overheid samen grote tegoeden hebben tegenover het buitenland. Daarin verschillen we fundamenteel met de meeste andere landen van de eurozone, op Duitsland en Nederland na. De speculanten zullen zeker nog testen hoe ernstig we het menen met de sanering van onze overheidsfinanciën. Dat België al zeven maanden geen echte regering heeft, speelt natuurlijk niet in ons voordeel. Maar als er een regering komt die, net als Dehaene met zijn Globaal Plan, een duidelijke route uitstippelt voor het terugdringen van het begrotingstekort en de schuldafbouw, dan zal de speculatie tegen België afnemen. Ik herhaal: fundamenteel heeft België geen probleem.

Gelooft u dat er een regering zal komen met een omvattend plan voor de gezondmaking van onze overheidsfinanciën?

Verplaetse: Er moet niet zo’n omvattend tienjarenplan komen als enkele decennia geleden, maar er moet wel een denkspoor geschetst worden met een saneringsritme. Ik pleit ervoor om dan twee fasen te onderscheiden. In een eerste fase moet in 2012 een overheidstekort worden bereikt dat niet hoger mag zijn dan de Europese norm van 3 procent. Vanaf 2013 volgt dan de tweede fase waarin we de schuldratio verder terugdringen door opnieuw aan te sluiten bij de trendlijn van 1995-2007, die onderbroken werd door de bankencrisis. Dat gebeurt het best in het realistisch ritme om het primair saldo, de uitgaven zonder rentelasten, jaarlijks te verbeteren met 0,6 procent om tegen 2025 een schuldratio van 60 procent te hebben. We mogen immers niet vergeten dat er naast de sanering van onze overheidsfinanciën nog andere sociaaleconomische problemen de volle aandacht verdienen, zeker in België, met name de ontwikkeling van economische activiteit en het creëren van jobs.

Exclusief voor Knack buigt Fons Verplaetse, eregouverneur van de Nationale Bank van België, zich met enige regelmaat over de gezondheid van onze economie. Hij analyseert de belangrijkste uitdagingen op sociaal en economisch vlak, en formuleert concrete oplossingen.

DOOR EWALD PIRONET

‘In 1993 was België de zieke man van Europa, maar wie beweert dat we dat vandaag nog zijn, is niet ernstig en voedt de speculatie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content