De Kroonraad van Knack bestaat uit Mark Eyskens, Paul Muys, Jacques Rogge en Etienne Vermeersch. Hij wordt geraadpleegd over uitzonderlijke omstandigheden.
Mijnheer Vermeersch, in de binnenlandse politiek trok het ontslag van Guy Coëme als parlementslid de aandacht. Coëme heeft een zware straf gekregen voor de Uniop-zaak, terwijl andere politici aan vervolging ontsnapt zijn.
ETIENNE VERMEERSCH : Ik heb hier vroeger al uitgelegd dat ik het niet eens ben met de procedure die de Kamer van Volksvertegenwoordigers hanteert om politici naar het gerecht te verwijzen. Die procedure is in strijd met de rechten die elk individu heeft ten overstaan van de justitie. Ik ben voor het behoud van de parlementaire onschendbaarheid, om te verhinderen dat een willekeurige onderzoeksrechter zo maar een parlementair of een minister kan aanhouden of vervolgen. Dat geeft die onderzoeksrechter een te grote macht. Maar wat verkeerd is in ons systeem, is dat de beslissing over de opheffing van de onschendbaarheid door de politici zelf genomen wordt. En dan spelen allerlei belangen die met de zaak niets te maken hebben, wat leidt tot een koehandel tussen en binnen de partijen. Ik ben voorstander van een soort grand jury, die willekeurig uit de hele bevolking gekozen wordt, en die oordeelt of iemand in staat van beschuldiging moet gesteld worden of niet. Wat Coëme betreft, blijft nu inderdaad bij veel mensen een gevoel van onbehagen omdat anderen niet in beschuldiging zijn gesteld. Maar dat pleit uiteraard Coëme niet vrij. Al heb ik wel de indruk dat hij erg zwaar is aangepakt.
Na het afhaken van de twee professoren die het Bende-onderzoek moesten evalueren, heeft minister van Justitie Stefaan De Clerck een federale raad van magistraten opgericht, die advies moet geven over problemen bij justitie. Dat is nog lang niet de externe audit die de socialisten eisen.
VERMEERSCH : Niet alleen de socialisten vragen dat. De familieleden van de slachtoffers zullen ook wel eens willen weten hoe het komt dat het dossier over de Bende van Nijvel na zoveel jaren onderzoek één puinhoop is, en waarom die Augiasstal in Bergen niet wordt uitgemest. Ik blijf van mening dat de aanstelling van de professoren Fijnaut en Verstraeten een goede beslissing was. Al zou ze strikt juridisch zuiverder geweest zijn indien de professoren door een onderzoekscommissie van de Kamer waren aangesteld. Dat had hen een grotere legitimiteit verschaft.
Ik vind het ergerlijk dat magistraten van het Hof van Cassatie en enkele anderen, het onderzoek naar het Bende-onderzoek onmogelijk hebben gemaakt. De Clerck probeert de scherven nu te lijmen met zijn nieuw initiatief, maar ik verwacht daar niet veel van. Ik vermoed dat een raad van magistraten een zekere terughoudendheid zal hebben als het gaat om wantoestanden bij collega’s of mensen met wie ze zich solidair voelen. Magistraten zijn ook maar mensen.
Toen de beide professoren maanden geleden aan de slag gingen zei u : misschien kunnen ze aantonen waar het is misgelopen. Dat is ondertussen gebeurd : in Bergen. Zal er met deze vaststelling nog iets gebeuren ?
VERMEERSCH : In de huidige situatie heb ik daar niet veel hoop meer op. Tenzij er een onderzoekscommissie in de Kamer wordt opgericht die alsnog bepaalde eisen kan stellen. En desnoods wetgevende initiatieven ontwikkelt om de pretenties van het Hof van Cassatie in te perken. Cassatie heeft tegen het onderzoek van de twee professoren twee fundamentele bezwaren aangevoerd : het onderzoeksgeheim zou geschonden worden en de scheiding der machten was in het gedrang. Die gevaren beseften de professoren zelf ook wel, natuurlijk. Alleen gaat het hier om begrippen waarvan de draagwijdte niet zomaar voor de hand ligt. Wanneer wordt het onderzoeksgeheim geschonden en wanneer niet ? Als deze week in de zaak van de verdwenen meisjes Julie en Melissa een Luikse onderzoeksrechter plots op een Frans commercieel tv-station informatie gaat geven, terwijl zowel de ouders als de Belgische pers al maanden in het ongewisse worden gelaten, kan men zich de vraag stellen of het onderzoeksgeheim ook hier niet geschonden is.
Het Hof van Cassatie had verdienstelijk werk kunnen leveren door zelf een formule uit te werken die enerzijds een controle van de bevolking op het functioneren van het gerecht mogelijk maakt, en tegelijkertijd het geheim van het onderzoek respecteert. Maar in de plaats daarvan suggereert hun optreden dat ze vooral de magistraten willen beveiligen. Ik vind dat het gerechtelijk apparaat het geheim van het onderzoek niet mag gebruiken om elke controle vanuit de gemeenschap onmogelijk te maken.
Bij de opening van Flanders Technology heeft minister-president Van den Brande ervoor gepleit om het toelatingsexamen voor ingenieur te vergemakkelijken. En Vlaamse ondernemers klagen dat ze te weinig ingenieurs vinden.
VERMEERSCH : Ik denk dat er inderdaad te weinig ingenieursstudenten zijn. Er zijn over het algemeen ook te weinig studenten voor wiskunde, natuurkunde en scheikunde. De vraag is wat daarvan de oorzaak is. Ik ben terzake geen deskundige, maar ik heb de indruk dat het secundair onderwijs de scholieren niet voldoende stimuleert voor die wetenschappen en ze integendeel afschrikt. Ik spreek bijvoorbeeld over de zware richtingen waar tot acht uur wiskunde per week wordt gegeven. Sommige leerlingen, die wel aanleg en interesse hebben, krijgen voor de rest van hun leven een afkeer van wis- en natuurkunde omdat ze verpletterd worden onder massa’s leerstof. Indien het voorstel van Van den Brande betekent dat de normen bij het toelatingsexamen lager moeten liggen, ben ik er radicaal tegen. Maar ik ben ervoor dat de leerlingen ondervraagd wordt over een beperktere leerstof.
Acht uur wiskunde per week in het secundair lijkt mij te veel. Zes uur zou het maximum moeten zijn. Het secundair onderwijs moet zich niet op universitair niveau begeven. Het moet in verschillende domeinen de basisprincipes bijbrengen die voor iedereen nuttig zijn. Zowel in de handboeken als bij de vorming van de leraars moet de nadruk worden gelegd op het stimuleren van de belangstelling. De leerlingen moeten vooral zin krijgen in het omgaan met wetenschap.
Premier Dehaene heeft zijn Toekomstcontract voor de Werkgelegenheid bekend gemaakt. Tegen 2002 wil hij de werkloosheid halveren.
VERMEERSCH : Ik kan daar weinig origineels over zeggen. Het belangrijkste van dit hele akkoord is dat het overleg tussen sociale partners en regering opnieuw functioneert. Zodra er problemen ontstaan, zal met dat overlegmodel moeten gewerkt worden. Dat de werkloosheid in enkele jaren tijd gehalveerd wordt, kan natuurlijk, maar de kans is klein. Rekening houdend met de wijze waarop de economie op wereldniveau evolueert, los je de werkloosheid niet op met een plan. Daartoe is een proces op lange termijn nodig, waarbij een sfeer wordt gecreëerd van technologische innovatie, nieuwe samenwerkingsverbanden tussen landen, werktijdverkorting en zo meer. Een heel complexe zaak.
Is het Toekomstcontract niet vooral een bliksemafleider voor de twee begrotingsproblemen die de regering voor zich uitschuift : de begrotingscontrole ’96 en de begrotingsopmaak ’97 ?
VERMEERSCH : Ik denk niet dat dat de bedoeling is. Maar het neemt niet weg dat de regering voor grote problemen staat. Ik zie gewoon niet in hoe België met zijn fabelachtige openbare schuld ooit tot de EMU kan toetreden. De norm van drie procent begrotingstekort kunnen we misschien wel halen, maar dat onze openbare schuld nog maar in de buurt van de zestig procent van het BBP komt, is uitgesloten. De Belgische politiek op lange termijn wordt door de balast van die schuld gehypothekeerd. Hoe men daar ooit nog uitgeraakt, is mij een raadsel.
Moeten de mensen die dat hebben laten gebeuren, niet ter verantwoording worden geroepen ? Om te beginnen Fons Verplaetse die indertijd Wilfried Martens, onder wiens bewind de schuld geëxplodeerd is, adviseerde dat de staatsschuld geen belang heeft.
VERMEERSCH : Ik weet niet of Verplaetse verantwoordelijk is voor de omvang van onze staatsschuld. Maar wat mij steeds weer opvalt en verbaast, is dat hij er in elk geval niet wakker van ligt. De grote fout is volgens mij gebeurd in 1973. Toen ging er, met de oliecrisis, een schok door de bevolking. Men begreep dat onze welvaart bedreigd werd. Dat was het moment geweest om, met een bloed-zweet-en-tranen-speech zoals Churchill in 1940, drastisch in te grijpen en de uitgaven van de overheid onder controle te brengen. En dat heeft men niet gedaan. Je hoeft maar te kijken naar de enorme uitbreiding van het overheidspersoneel tussen, zeg maar, 1970 en 1985.
De buitenlandse actualiteit wordt beheerst door het conflict tussen Israël en Hezbollah. Eerst leek premier Peres daar electoraal voordeel uit te kunnen puren, maar na het bloedbad in Kana is dat niet meer zo zeker.
VERMEERSCH : Ik heb niet moeten wachten op het drama in Kana om te beseffen dat Israël op een totaal onaanvaardbare manier reageerde. Dat deed het een paar maanden geleden ook al na de zelfmoordaanslagen van Hamas. Het volledig en voor lange tijd afsluiten van de Palestijnse gebieden op de Westbank en in Gaza, met ontzaglijke economische problemen als gevolg, kon niet door de beugel. Israël had aan Yasser Arafat de middelen moeten geven om zelf Hamas aan banden te leggen. In de plaats daarvan zijn Israëlische soldaten huizen van familie van Hamasleden in brand gaan steken. Ongetwijfeld ging het vaak om mensen die helemaal niet akkoord gingen met de doelstelling en de methodes van Hamas. En die ook geschokt waren door de zelfmoordcommando’s en de onschuldige slachtoffers die ze veroorzaakten. In plaats van de dynamiek van die geschokte mensen te activeren tégen Hamas, is men brutaal opgetreden tegen onschuldigen en heeft men zo een tegenreactie van de Palestijnse bevolking uitgelokt.
In Libanon zijn ze nog een stap verder gegaan. Hezbollah bestaat uit religieuze fanatici op wie je geen vat kan krijgen. De eerste christenen stelden : het bloed van de martelaren is het zaad voor nieuwe christenen. Dat is bij Hezbollah ook zo. Schiet er honderd dood en tweehonderd anderen staan klaar om ook als martelaar voor hun geloof te sterven. De aanvallen op Hezbollah hebben geen enkel effect, zelfs niet indien ze efficiënt zouden zijn. En dat zijn ze dus niet eens, want er worden vooral burgers getroffen die er totaal niets mee te maken hebben. Ze moeten maar verhuizen, zegt Peres. Maar overal waar ze verhuizen, verhuist Hezbollah mee. Die verschansen zich met opzet tussen de gewone burgers. Ze vuren zelfs raketten af van op een VN-terrein.
De reactie van Israël is totaal verkeerd. Natuurlijk, voor Peres is de situatie niet eenvoudig. Want na de aanslagen van Hamas was de woede in Israël verschrikkelijk. Niet alleen in rechtse Likoed-kringen maar ook bij een middenblok werd geroepen om militaire vergelding. Alsof je daar de zaak mee zou oplossen. Maar goed, met de verkiezingen voor de deur kon Peres misschien niet anders dan hard uithalen naar Hamas, en nu dus ook naar Hezbollah. Als hij dat niet doet, kan hij er nu al zeker van zijn dat hij de verkiezingen verliest, dat heel het vredesproces op de helling komt en dat Israël in een situatie belandt die nog veel erger is dan nu. Hij staat voor een dilemma. En bij dat alles komen nog de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. Als Bill Clinton herkozen wil worden, heeft hij de stemmen van de joden nodig.
Op dit moment weten we nog niet wat de internationale demarches zullen opleveren. Verwacht mag worden dat de Amerikanen Syrië onder druk zullen zetten.
VERMEERSCH : Van Europa valt eens te meer weinig te verwachten. Zeker niet omdat Jacques Chirac eigengereide standpunten inneemt en om politieke redenen vredestichter wil spelen. Tegelijkertijd is hij de man die pleit voor hernieuwde samenwerking met Iran. Terwijl een keiharde universele boycot van Iran in deze omstandigheden een essentieel middel is om Hezbollah op de knieën te krijgen. Ze kunnen geen raketten afvuren als ze er geen krijgen.
Vandaar ook de rol die Syrië kan spelen. President Hafez el-Assad is een verduiveld intelligente kerel die tot nu toe bijna altijd zijn slag heeft thuisgehaald, bij elk van zijn zetten op het schaakbord van het Midden-Oosten. Ik verwacht dus dat men Assad voldoende argumenten in handen zal spelen om tegen Hezbollah in te grijpen. Mogelijk beloftes over een regeling voor de Golan-hoogvlakte, al moet zoiets ook voor Israël aanvaardbaar zijn.
Wat nu gebeurt is extra tragisch : de raketaanvallen van Hezbollah zijn een symbolische agressie tegen Israël, want ze maken weinig slachtoffers. En de vergeldingsacties van Israël zijn ook symbolisch want ze krijgen Hezbollah toch niet op de knieën. Alleen maakt Israël wél slachtoffers, maar dan vooral onschuldige mensen. Waardoor ze een massa jongeren in de armen van Hezbollah drijven.
Koen Meulenaere