Niet alleen cijferfetisjisten noemen de 11.11.11-actie in 2011 historisch. Volgens algemeen secretaris Bogdan Vanden Berghe gaat de strijd van de ontwikkelingslanden hand in hand met die van de indignados. ‘De grote problemen in het Zuiden zijn vaak een voorbode van wat ons te wachten staat.’

Tien jaar geleden, in een volgepakte circustent vlak bij het Zuid in Gent, ruilden tientallen andersglobalisten hun lange haren voor een kale knikker. Nauwelijks enkele kilometers verderop ontving premier Guy Verhofstadt onder draconische veiligheidsmaatregelen de Europese staatshoofden en regeringsleiders in het historische centrum van zijn thuisstad. Terwijl Tony Blair, Jacques Chirac en Gerhard Schröder zich en petit comité beraadden over de militaire strijd tegen Al-Qaeda, trachtte 11.11.11. zo veel mogelijk aanwezigen te overtuigen om zich ‘radiKaal’ achter de Tobintaks te scharen. De schreeuw om aandacht voor een belasting op financiële transacties en een regulering van de kapitaalmarkten ging echter verloren in het geronk van de politiehelikopters boven de Gentse binnenstad.

‘Van 1999 tot 2001 hebben we campagne gevoerd rond de financiële crisis. Die vond niet hier plaats, maar in Zuid-Oost-Azië’, zegt Bogdan Vanden Berghe. De politieke wetenschapper had zich indertijd op de studiedienst van Broederlijk Delen gespecialiseerd in financiële markten. Een paar jaar later werd hij algemeen secretaris van 11.11.11. ‘De jaren voordien hadden we met grote ogen gekeken naar de vernietigende kracht waarmee de ongereguleerde financiële markten in een paar maanden tijd een groot deel van ons ontwikkelingswerk in die regio hadden weggeveegd. Die banken hebben we wél failliet laten gaan. De gevolgen voor de economie en de bevolking waren dramatisch: met de klap kregen ze er miljoenen werklozen bij. In 1998 waren wij al aan het werken rond de Tobintaks als een van de instrumenten om zo’n crisis in de toekomst te voorkomen. Toen al vertelden we erbij dat wat daar was gebeurd ook hier kon voorvallen. Iedereen wist het. Michel Camdessus, de topman van het IMF, zei: ‘Als we nu niets doen, is het niet de vraag of er een nieuwe crisis komt, maar wel wanneer.’ En er is niets gedaan. Vandaag wordt het Westen afgerekend op onze onkunde om de dingen die we in het Zuiden zien naar hier te vertalen.’

De bel die in 1997 barstte in Zuid-Oost-Azië was ontstaan door een opgepompte huizenmarkt. Die werd gevolgd door een massale kapitaalvlucht en speculatie tegen munten. Misschien doet dat een belletje rinkelen. De andersglobalisten heten nu ‘indignados’, ‘ 99 percenters’ of ‘bezetters van Wall Street’. Sommigen van hen waren er tien jaar geleden ook al bij. En opnieuw wordt er tijdens de snel opeenvolgende Europese topbijeenkomsten om een Tobintaks geschreeuwd. Dit keer niet door betogers in de straten, maar door de voorzitter van de Europese Commissie, daarin gesteund door de Franse president en de Duitse bondskanselier.

‘De huidige protestbeweging krijgt vaak het verwijt dat ze geen eigen programma heeft’, zegt Vanden Berghe. ‘Maar ik heb er wel veel sympathie voor. In grote lijnen klopt hun boodschap: één procent van de mensen heeft grove fouten gemaakt. Wij, die andere 99 procent, moeten die nu gaan oplossen. De verontwaardigden stellen die onrechtvaardigheid op een eenvoudige maar goede manier aan de kaak. Ik hoor dat ze ook op 11 november actie gaan voeren. Mij niet gelaten. Laat die datum maar een dag zijn van politieke actie. Ik vind het heel hoopvol als jonge mensen zeggen: tot hier en niet verder.’

De steun van de Europese leiders betekent nog niet dat alle bezwaren tegen een Tobintaks van tafel zijn geveegd.

Bogdan Vanden Berghe: Tien jaar geleden werden er tal van argumenten bijgehaald om het idee onderuit te halen. De taks was zogezegd niet realistisch, technisch onmogelijk, economisch gevaarlijk, en juridisch niet haalbaar. Bovendien had de Canadese Nobelprijswinnaar James Tobin, die de belasting begin jaren 1970 ontwierp, het zo niet bedoeld. Toch zijn we koppig blijven doorgaan. We hebben het advies ingewonnen van alle specialisten ter wereld en zijn er de politici mee blijven bestoken. We hopen nu dat José Manuel Barroso hem zo snel mogelijk zal invoeren én dat de opbrengsten ervan niet zullen dienen om de reguliere begrotingen in het Noorden te stutten, maar wel om de middelen in te zetten tegen de opwarming van het klimaat, de verdere stabilisering van de financiële markten en de ondersteuning van vredes- en democratiseringsprocessen overal ter wereld.

Volgens hoogleraar economie Paul De Grauwe is jullie hoop onterecht. Hij is ervan overtuigd dat er ogenblikkelijk nieuwe kapitaalproducten zullen worden uitgevonden die als belangrijkste bestaansreden hebben om de Tobintaks te ontwijken.

Vanden Berghe: Tja. Dat is een argument dat hij tien jaar geleden ook al aanhaalde. Als Open VLD-senator en voorzitter van de parlementaire commissie van Financiën was hij een van de felste tegenstanders. Nochtans had Rodney Schmidt toen al aangetoond dat elk afgeleid product op een bepaald moment door een centrale bank moet worden goedgekeurd, hoe gecompliceerd je zo’n product ook maakt. De spelers op de markt willen het risico niet nemen dat het daar niet passeert, want dat is net hun garantie dat ze hun geld zullen terugzien. En het is op dat moment dat je moet belasten. Ondertussen zijn er genoeg mensen van hoog niveau, onder meer de voorzitters van de Britse en de Franse bankencommissie, die toegegeven hebben dat het technisch perfect mogelijk is. Dus, met alle respect voor meneer De Grauwe, maar zijn argumenten gaan niet meer op.

Vanden Berghe: Sowieso ga je wat ontwijking hebben. Maar niet iedereen zal het de moeite vinden om voor een belasting van 0,1 procent op transacties met aandelen en obligaties en van 0,01 procent op derivatencontracten een andere markt uit te kiezen. Een soortgelijke taks in Brazilië en de stamp tax in het Verenigd Koninkrijk hebben trouwens al aangetoond dat het perfect werkt. Ik voorspel eerder dat Europa een voortrekkersrol zal spelen en dat andere landen snel zullen volgen als ze zien hoeveel ermee te verdienen valt en hoe het de short sellers afschrikt. Want ook al gaat het om een heel kleine belasting, als je de hele tijd met een kapitaal zit te flitsen, betaal je die taks wel voortdurend.

11.11.11 koos dit jaar voor de strijd tegen de opwarming van het klimaat als campagne. ‘Wij verbruiken, zij betalen’ is de slogan. Zijn de potentiële schenkers het klimaat nog niet moe?

Vanden Berghe: We hebben heel lang getwijfeld omdat we inderdaad een zekere klimaatmoeheid vreesden. Maar we zien bij onze partners op het terrein hoe de oogsten mislukken, hoe vaak ze kampen met grote overstromingen. Op dit moment heeft de opwarming van het klimaat al 300 miljoen slachtoffers geëist. 98 procent daarvan valt in het Zuiden. Tijdens de acties die we al gedaan hebben en in de debatten die ik al gevoerd heb, heb ik in elk geval niets gemerkt van enige klimaatmoeheid. Het campagnethema is voor ons ook belangrijk om te laten zien dat de Noord-Zuidorganisaties niet alleen met de hulpstromen bezig zijn, maar ook met structurele oplossingen voor alle nefaste gevolgen van de globalisering.

Durven jullie jullie partners in het Zuiden wel vragen om een duurzaam beleid te voeren? Het Noorden heeft geïndustrialiseerd zonder zich van het klimaat iets aan te trekken. Moeten we hen niet gunnen wat wij onszelf gepermitteerd hebben?

Vanden Berghe: Een paar weken geleden zat ik nog in een debat met Jean-Pascal van Ypersele, de vicevoorzitter van het VN-klimaatpanel. Hij zei: ‘Als zij daar gaan ontwikkelen zoals wij het gedaan hebben, dan is het onmogelijk om het tij nog te keren. Het zal dus wel op een duurzame manier móéten. Maar om hen toe te laten naar hetzelfde ontwikkelingsniveau te groeien, is er heel veel geld nodig. Een deel van de oplossing zit in stappen overslaan. In Congo en andere ontwikkelingslanden zie je bijvoorbeeld dat ze de fase van de vaste telefonie grotendeels hebben overgeslagen. Er was geen vast telefoonkabelnetwerk, maar ineens hebben ze allemaal een gsm. Dat zullen ze ook moeten doen voor andere domeinen: bijvoorbeeld industrialiseren zonder een hoge uitstoot van CO2.

Gaat u het hen uitleggen?

Vanden Berghe: We stuiten in het Zuiden wel op verontwaardiging: ‘Wij moeten industrialiseren zonder koolstof, maar jullie mochten dat wel.’ Gelukkig ontstaan er stilaan compromismodellen die veelbelovend zijn. Het beste voorbeeld is het Yasuniproject in Ecuador. De inwoners willen het regenwoud daar kappen omdat ze het hout nodig hebben voor hun levensonderhoud, maar vooral omdat zich daar in de bodem een gigantische oliebel bevindt. ‘Als de internationale gemeenschap wil dat wij daar niet kappen wegens de CO2, dan moet ze dat financieel verlies compenseren’, zeggen de bewoners. Daarom nog niet helemaal, maar bijvoorbeeld de helft. De andere helft neemt Ecuador dan zelf voor zijn rekening. Wat we ook te horen krijgen, is dat er niet alleen geld nodig is, maar ook dat wij in het Noorden dringend minder CO2 moeten gaan uitstoten. Hier stoten we jaarlijks 13 ton CO2 uit per hoofd. In de minst ontwikkelde landen is dat 1 ton. Het wordt heel lastig om dat nog naar beneden te halen.

De noodhulporganisaties bewijzen hun nut bij de talrijke aardbevingen, overstromingen en andere rampspoed, maar zijn de ontwikkelingshulporganisaties nog van deze tijd?

Vanden Berghe: Veel organisaties, ook 11.11.11, zijn ontstaan vanuit een hulpverleningsreflex. Iemand ziet iets heel concreet fout lopen in het Zuiden en wil daar onmiddellijk iets aan doen. Die initiatieven zullen altijd blijven bestaan. Mensen tonen hun kennissen en vrienden graag foto’s van de waterput die ze ergens gebouwd hebben. Soms zitten daar echt heel knappe dingen tussen. Maar we hebben ook al rampzalige dingen gezien. Daarom proberen we dat nu een beetje te begeleiden zodat ze niet zomaar ergens een school bouwen. Ze moeten ook rekening houden met de omgeving, de duurzaamheid en het feit dat je na de bouw gekwalificeerde onderwijzers nodig hebt. Het is een kwestie van taakverdeling. Wij hebben van onze hulporganisaties onder onze leden het mandaat gekregen om een politiek verhaal te brengen. Als iedereen echter structureel zou werken, zouden er misschien te weinig concrete dingen gebeuren.

Binnen enkele weken leidt u in Congo een delegatie waarnemers die toezicht moet houden op het verloop van de presidentsverkiezingen. Hoe moeilijk is het om in te zetten op democratisering als u de mensen honger ziet lijden?

Vanden Berghe: De Indiase econoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen heeft ooit gezegd: ‘In een goede democratie is er geen honger.’ Ik geloof dat dat waar is. Waar we in Congo naartoe willen, zijn lokale verkiezingen. Nu wordt er één keer om de zoveel jaar een president verkozen. Maar bij lokale verkiezingen krijg je vertegenwoordigers die op lokaal vlak verantwoording moeten afleggen, daarna hun regio kunnen gaan verdedigen in het parlement en eventueel kunnen doorgroeien naar het presidentschap. Zo heeft het ook gewerkt in Latijns-Amerika. Rwanda is een voorbeeld van het tegendeel. President Paul Kagame heeft daar echt knappe dingen gedaan en zijn land is de absolute donor darling omdat al het geld heel efficiënt besteed wordt. Toch merk je daar ongelofelijke onderhuidse spanningen en een oorlogsverleden dat nog altijd geen echte uitlaatklep heeft gevonden. De democratische ruimte is er zo klein dat Rwanda eigenlijk een tikkende tijdbom is. Als die explodeert, ben je niets met iets meer voedsel, gezondheidszorg of onderwijs.

Bij uw aantreden in 2005 zei u ‘dat 11.11.11 meer geld zou kunnen inzamelen als we zouden kiezen voor de beelden van uitgemergelde kindjes’. Toch doet u dat consequent niet.

Vanden Berghe: Nee. Elke organisatie moet voor zichzelf uitmaken welk campagnebeeld past bij haar verhaal. Ik blijf achter die uitspraak staan, ook al kost die ons geld. We hebben hier meerdere marketeers op bezoek gehad om onze fondsenwerving door te nemen: allemaal suggereerden ze ons om ‘er een beeld bij te plaatsen of een foto van een kind’. Intern moet ik daarover ook dikwijls het gevecht aangaan met onze afdeling fondsenwerving. Maar we moeten waken over onze geloofwaardigheid. De communicatie moet kloppen, ook in de fondsenwerving.

Maken andere organisaties, die wel beelden van stervende kinderen gebruiken, de sector dan een beetje kapot?

Vanden Berghe: Als je vooral voedselpakketten stuurt, is het perfect geloofwaardig om een hongerend kind te tonen. Want dan doe je met het geld dat je inzamelt ook iets aan dat probleem.

Vrijwilligers kunnen terecht tevreden zijn omdat ze ergens een waterput hebben helpen bouwen, of omdat ze al dertig jaar van deur tot deur geld ophalen. Maar als die mensen het hele plaatje overschouwen en de talrijke ontwikkelingslanden zien die na al die decennia nog steeds amper ontwikkeld zijn, speelt er dan geen machteloosheid op?

Vanden Berghe: Mensen die met ons verhaal meegaan, zien dat er al een hoop dingen gelukt zijn. Brazilië is een goed voorbeeld: veel vrijwilligers zijn daar al lang mee bezig. Vandaag is dat een van de enige landen ter wereld die niet alleen een grote economische groei hebben gekend, maar ook een afname van de ongelijkheid. Een groot deel daarvan mag je op het conto schrijven van oud-president Lula. Hij was een voormalige vakbondsleider die overigens nog ondersteund is geweest door Broederlijk Delen en 11.11.11. In Latijns-Amerika zijn nog een paar zulke vooruitgangsvoorbeelden. Ze zijn het bewijs dat het structurele verhaal ook geslaagd is: mensen nemen zelf het heft in handen. Ze zijn begonnen met het IMF buiten te gooien en een eigen macro-economische koers uit te stippelen. Misschien communiceren we te weinig over die successen.

U viseerde het IMF de voorbije week heel openlijk. De Europese Unie wil na Griekenland echter het liefst ook Italië onder IMF-toezicht plaatsen.

Vanden Berghe: Het zou niet de eerste keer zijn dat het IMF een land vakkundig in de soep draait. Studies hebben aangetoond dat in tal van ontwikkelingslanden na de passage van het IMF de armoede is verdubbeld. Ik heb geen goed woord over voor wat de Grieken allemaal hebben uitgespookt, maar onder toezicht van het IMF wacht hen een jarenlange sociale lijdensweg waarvan niet gezegd is dat ze er beter zullen uitkomen.’

DOOR HANNES CATTEBEKE / FOTO’S FILIP VAN ROE

‘Na de financiële crisis in Zuid-Oost-Azië in 1997 wist iedereen dat wat daar was gebeurd, ook hier kon voorvallen.’

‘Op dit moment heeft de opwarming van het klimaat al 300 miljoen slachtoffers geëist. 98 procent daarvan valt in het Zuiden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content