Noord-Ierland heeft een eigen regering. Katholieken en protestanten delen nu de macht. Maar onder de Ierse vrede tikt nog één tijdbom: is de IRA bereid te ontwapenen?

In Noord-Ierland durven ze niet meer te spreken van Historische Gebeurtenissen. Daarvoor hebben ze de voorbije decennia te veel meegemaakt – te vaak werd een gegeven woord gebroken, te vaak een bestand kapotgeschoten. Maar historisch is de juiste term voor wat er deze week in Belfast gebeurt: na 27 jaar van direct rule vanuit Londen, krijgt Noord-Ierland opnieuw zelfbestuur, met een regering waarin katholieke republikeinen en protestantse unionisten de macht delen.

De vrede in Noord-Ierland dateert theoretisch al van april 1998: op Goede Vrijdag vorig jaar ondertekenden katholieken en protestanten, Ieren en Britten een 65 pagina’s tellend akkoord waarin de toekomstige politieke structuur van Noord-Ierland werd vastgelegd. Ieder Iers gezin kreeg de tekst van de overeenkomst in de bus en in mei 1998 vond een referendum plaats: een overweldigende meerderheid van de Ieren – 71,2 procent in het noorden, 94,39 procent in de Republiek – schaarde zich achter het vredesakkoord.

Maar twintig maanden lang bleef het Goede Vrijdag-akkoord dode letter. De Ulster Unionists, de grootste protestantse partij van Noord-Ierland, weigerde met het katholieke Sinn Fein in een regering te zitten zolang het Iers Republikeins leger (IRA) geen begin maakte met de inlevering van zijn wapens. Sinn Fein stelde dat ontwapening volgens het vredesakkoord geen voorafgaandelijke voorwaarde was voor regeringsvorming en beklemtoonde dat het zijn wil niet zomaar kon opleggen aan de IRA.

De veiligheidssituatie in Noord-Ierland mag sinds april 1998 aanzienlijk verbeterd zijn – Britse veiligheidstroepen zijn minder nadrukkelijk aanwezig en heel wat IRA-gevangenen zijn al vrijgelaten -, het inleveren van wapens en semtex is voor de IRA een bijzonder moeilijke kwestie. Volgens de IRA-doctrine kon alleen fysiek geweld en gewapende strijd de Britten uit Noord-Ierland verjagen. Wanneer de terroristische organisatie nu ontwapent, maakt ze zichzelf vleugellam. Dat risico wil ze enkel nemen wanneer ze voldoende garanties ziet voor een onomkeerbare duurzame vrede in Noord-Ierland. Bovendien wil ze enkel op vrijwillige basis de wapens neerleggen – om te onderstrepen dat ze niet als verliezer uit het strijdperk treedt.

MET ENGELENGEDULD

Zelfs de Britse premier Tony Blair slaagde er afgelopen lente niet in de patstelling over de uitvoering van het vredesakkoord te doorbreken. Zijn ultimatum dat de regering voor 30 juni moest worden gevormd, had geen enkel effect. Ook de gesprekken die de verschillende partijen in juli voerden om tot een oplossing te komen, liepen op niets uit. Uiteindelijk vroegen de regeringen in Londen en Dublin, als allerlaatste redmiddel, de voormalige Amerikaanse senator George Mitchell terug te komen naar Belfast. Mitchell had ook de onderhandelingen gevoerd die tot het Goede Vrijdag-akkoord hadden geleid. Misschien slaagde hij als buitenstaander waar de betrokkenen zelf hadden gefaald? Maar veel hoop op succes was er niet.

Mitchell zette zich aan het werk. Met engelengeduld en met discretie. Elf weken nam hij de tijd. Geen van de partijen legde in het openbaar verklaringen af. Achter de schermen wist hij David Trimble, de voorzitter van de Ulster Unionists, ervan te overtuigen dat Sinn Fein lid kon worden van de nieuwe regering zonder dat de IRA ontwapend had en dat de republikeinen het recht hadden om op vreedzame wijze campagne te voeren voor een verenigd Ierland. Gerry Adams, de leider van Sinn Fein, moest toegeven dat ontwapening een cruciaal element was voor het Noord-Ierse vredesproces en herhaalde zijn belofte dat zijn partij in de toekomst enkel met vreedzame middelen zou strijden. Het vertrouwen tussen de oude vijanden was weer enigszins hersteld. Nu was het aan de IRA en de UUP om zelf de volgende stappen te zetten.

De IRA toonde op 18 november zijn goede wil door bekend te maken dat hij zeer snel na de samenstelling van de regering een afgevaardigde zou sturen naar de internationale commissie die over ontwapening gaat. En afgelopen zaterdag waagden de Ulster Unionists aarzelend de sprong. Na een verhit, drie uur durend debat stemde 58 procent van de partij in met het voorstel van partijleider Trimble om nu toch samen met Sinn Fein deel te nemen aan de nieuwe Noord-Ierse regering. Trimble kreeg groen licht voor de deblokkering van het vredesproces op één voorwaarde: dat hij ontslag neemt uit de regering als de IRA tegen februari niet daadwerkelijk met ontwapenen begonnen is.

VAN WESTMINSTER NAAR STORMONT

Eerder deze week heeft de Britse minister voor Noord-Ierland, Peter Mandelson, het parlement in Westminster verzocht de decentralisering van het Noord-Ierse bestuur goed te keuren. Vandaag wordt ook het Ierse parlement, de Dail, verzocht de artikels 2 en 3 van de Ierse grondwet te herzien, waarin aanspraak werd gemaakt op het grondgebied van Noord-Ierland.

Vanavond om twaalf uur is het dan zover: dan wordt een groot pakket bevoegdheden waarvoor tot nu toe het Britse parlement verantwoordelijk was, overgedragen aan het vorig jaar verkozen Stormont-parlement. Morgen, donderdag, komt de nieuwe Noord-Ierse regering voor het eerst samen.

Daarmee is er een einde gekomen aan de direct rule die de Britse premier Edward Heath kort na Bloody Sunday in 1972 had ingesteld. Voortaan beslist Noord-Ierland zelf over materies als economie, financiën, landbouw, onderwijs, gezondheidszorg, milieu. De Britse minister voor Noord-Ierland blijft wel bevoegd voor veiligheid en justitie.

De nieuwe Noord-Ierse regering is proportioneel samengesteld, volgens het Belgische systeem-Dhondt – ook de eerste Vlaamse ‘executieven’ werden op deze wijze gevormd. De grootste vier politieke partijen krijgen ministerportefeuilles in verhouding met het aantal zetels dat ze in Stormont hebben: drie plus het premierschap voor de Ulster Unionists, drie plus het vice-premierschap voor de de grootste katholieke partij SLDP, twee ministers voor Sinn Fein, en ook twee voor de radicale protestantse DUP van Ian Paisley – de enige tegenstander van het vredesakkoord. Iedere regeringsmaatregel zal de steun moeten krijgen van een meerderheid van republikeinen én van pro-Britse unionisten.

Sinds de direct rule 27 jaar geleden werd opgelegd, zijn er verschillende initiatieven tot machtsdeling genomen. Eén keer werd er ook daadwerkelijk een ‘gemengde regering’ gevormd: eind 1973, met het akkoord van Sunningdale. Dat stelde de oprichting van een ‘Raad van Ierland’ voor, waarvan ook de regering van de Ierse republiek deel zou uitmaken. De achterdocht van de unionisten dat dit een springplank was voor de uiteindelijke vereniging van de twee Ierlanden, deed het project na vijf maanden mislukken.

DE LAATSTE TIJDBOM

De bepalingen van het Goede Vrijdag-akkoord zijn gelukkig subtieler dan die van Sunningdale: de Ierse regering zal enkel zitting hebben in zogenaamde Noord-Zuid-instellingen, waarin wordt samengewerkt over thema’s die beide eilandsdelen aangaan. Over de uiteindelijke lotsbestemming van Noord-Ierland – bij het Verenigd Koninkrijk blijven of samensmelten met de Ierse republiek – blijven de meningen vanzelfsprekend verdeeld. Maar voortaan zal daarover niet meer met bommen maar met politieke redevoeringen worden geruzied.

Als het goed gaat, zullen deze grote politieke vraagstukken niet langer de agenda van de Noord-Ierse politiek bepalen. Regering en parlement zullen zich nu eindelijk buigen over gewone dingen: de werkloosheid, het schoolsysteem, het wegverkeer… Verwacht wordt dat de oplossing van deze alledaagse problemen, waarbij het algemeen belang en niet de ideologie vooropstaat, de partijen dichter bij elkaar zal brengen – of toch minstens het oude vijandbeeld zal doen vervagen.

Als het goed gaat, want er is nog een laatste tijdbom die tikt. Morgen moet de IRA zijn vertegenwoordiger aanduiden die zal deelnemen aan de onderhandelingen van de ontwapeningscommissie. De voorzitter van die commissie, de Canadese generaal de Chastelein, zal volgende week een tijdsschema voorleggen voor de inlevering en/of vernietiging van de wapens van alle paramilitaire groepen. De vraag is of ook de IRA oordeelt dat het vredesproces nu zijn point of no return heeft bereikt en het zijn gewapende strijd kan opgeven. Als de organisatie tegen februari geen duidelijk begin heeft gemaakt met haar ontwapening, zal het vredesproces toch nog ontploffen. En dan is Noord-Ierland terug bij af.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content