Een Mois de la Photo zonder rechte lijn maar met duizenden lieftalligheden.

DE ?Mois de la Photo? begon (en dat is schier toevallig) in de galerie Colbert. Die is gevestigd in één van de winkels in de overdekte galerij aan de rue des Petits-Champs, tussen een boekhandel en een bar, vlakbij de zaak van de mode-ontwerper Jean-Paul Gaultier en rechtover de statige Bibliothèque National. De tentoonstelling is niet groot, er lopen vijf bezoekers, de toegang is gratis en de foto’s aan de muur zijn klein en ouderwets ingelijst. Ze werden gemaakt in de periode 1880-1890. ?La révolution de la photographie instantanée 1880-1890? heet de expositie. En als ik getroffen word door de foto van de man die een eeuw geleden een sprongetje waagde, dan voel ik weer de charme van deze revolutie.

Er zijn honderdduizenden foto’s zoals deze. Het is een amateurfoto en ze is zeker niet echt waardevol, maar het is heerlijk om haar hier mee te maken. Ze moet aantonen dat de modellen sinds 1880 mogen bewegen, dat de fotograaf een nauwkeurig stukje uit de tijd kan knippen. Dat was revolutionair, maar er is veel meer ; het fotootje is koddig en letterlijk ook luchtig en na al die jaren zelfs herkenbaar. Het is dat wat telt.

Eigenlijk had ik de ?Mois de la Photo? willen beginnen in de galerie Zabriski aan de Rue Quincampoix vlakbij het Centre Pompidou, maar de galerie was wegens omstandigheden die met een briefje op de deur omschreven werden als ?exceptionnelle? gesloten. Het kan gebeuren. Het dochtertje van de mevrouw die de zaak moet openhouden, heeft zich gestoten aan een deurknop en de lip van het meisje moet in de plaatselijke polikliniek worden genaaid. Of zoiets. Als gevolg daarvan hingen de foto’s van Picasso, Tàpies, Dali, Miro en vele andere Spaanse kunstenaars er eenzaam bij. De ?Mois de la Photo? is geen grootse, onkreukbare of oogverblindende onderneming, het is de nauwelijks geprogrammeerde aanwezigheid van duizenden lieftalligheden die verspreid over de stad naar onze gunst dingen.

De ?Mois de la Photo? beleeft haar negende editie. Ze heeft plaats tijdens de pare jaartallen en rond de maand november. Dit jaar zijn er zo’n 98 exposities en een dertigtal bijkomende activiteiten, colloquia, filmvoorstellingen, fotopubliek-eetmalen en voorstellingen van fotoboeken. Het is onmenselijk om de gehele ?Mois de la Photo? te bezoeken. Zelfs de meest hardnekkige kijkers raken niet veel verder dan halfweg, tenzij ze in Parijs wonen en gedurende anderhalve maand niets anders te doen hebben.

PARIJS.

Artistiek directeur van de ?Mois? is Jean-Luc Monterosso. Ik ontmoet hem in een gang van het Maison Européenne de la Photographie en hij belooft me plechtig om de organisatie te verstevigen, om een intensere dialoog te kweken met de verschillende tentoonstellingsmakers, om met nog meer aandacht de nieuwe tendensen op te zoeken, om meer geld los te krijgen van de overheid, om in het jaar 2.000 een ?Mois de la Photo? te maken die er zal uitzien als Versailles. Ik geef hem gelijk want hij gelooft zichzelf niet. Ik loof de inzet en de vakkennis van de honderd tentoonstellingbouwers, de verscheidenheid, de altijd weer nieuwe locaties, de schoonheid van de stad. En hij zegt : ?We hebben ons bezoekersaantal vertienvoudigd. In 1994 telden we al een half miljoen bezoekers.? Het is nog altijd niet veel, maar er is een voordeel aan. Bij de ?Mois de la Photo? moet er nooit in de rij gestaan worden aan de kassa.

Helemaal buiten het centrum van de stad, in het twaalfde arrondissement, bevindt zich het Musée national des arts d’Afrique en d’Oceanie, een miskend museum. Het is een machtig gebouw dat zich verschanst achter een wel honderd meter lange bas-reliëf. Op de bovenste verdieping hangen twee rijen machtige portretten. Het is werk van de etnograaf Fritz Sarazin uit 1911-1912. De foto’s werden vergroot op doek en ze stellen Kanaken voor. Grote eenzame donkere mensen met een matte blik. De foto’s zijn slordig afgedrukt. De doek heeft de scherpte opgeslorpt en de contouren verdoezeld. Maar de kijker ziet genoeg. Op een sokkel staat een diaprojector die teksten op de muur projecteert, het zijn uitspraken van die mensen over de fotografie en het poseren. We leren bij.

Bij de ?Mois? wemelt het van de exotische foto’s. Er worden verscheidene tentoonstellingen aan gewijd. Ze zijn te zien in de tientallen culturele centra die afhankelijk zijn van ambassades. Elk land verdedigt zijn eigen charme en tijdens de ?Mois de la Photo? doen ze het met foto’s. Het zijn geen toeristische of commerciële foto’s, het zijn geen vakantiekiekjes, maar foto’s zoals het hoort : met enige weemoedigheid, gemaakt door een beroemd fotograaf of oude foto’s.

In de ambassade van Malta hangt het werk van David Pisani, een jonge Maltese fotograaf. Hij fotografeerde de monumenten van de hoofdstad La Valette bij regenachtig weer. Het lijken sombere gebouwen, ze vertellen over de Franse en Britse invloed en vooral ook over de zee verderop. Mooi en triestig is dat, een ouderwets genot.

Maar het opvallendst bij de ?Mois de la Photo? is Parijs zelf, haar air, haar odeur, haar passé, haar Seine. Omdat de tentoonstellingen zo verspreid liggen, moeten we de stad meemaken. Na elk bezoek volgt er een verplichte promenade. Al lopend relativeren, de aanloop nemen tot iets nieuws.

De ?Mois? wordt ingericht door de stad Parijs. Veel tentoonstellingen lopen in gebouwen die eigendom zijn van de stad, de stedelijke musea en bibliotheken, maar ook in de opslagruimtes en de stadhuizen van de verschillende arrondissementen. De nationale musea zoals het Centre Pompidou of het Centre National de la Photographie doen niet of slechts ten dele mee.

HERFST.

Toch is er zoals elke keer ook een expositie in het Hôtel des Invalides. Het machtige nationale, militaire bouwwerk waar ook Napoleon begraven ligt, bergt inderdaad honderdduizenden legerfoto’s, en bij elke ?Mois? worden er enkele uit geplukt voor een alweer bijzondere tentoonstelling. Het zijn foto’s van een legerkamp ten tijde van Napoleon III. Die Napoleon, het is bekend, was een fotofreak. De fotografie in zijn tijd (halfweg de negentiende eeuw) was hip, en de foto’s van zijn persoon illustreren zijn grandeur. In de buurt van Châlon-sur-Marne had hij een instructiekamp ingericht naar het voorbeeld van zijn voorganger Lodewijk XI en natuurlijk ook Napoleon, de enige echte. Gustave Le Gray en Prévot (één van de officiële hoffotografen) verbleven in het kamp en maakten er spectaculaire foto’s met militairen in groot ornaat : lanseliers en cent-gardes. Het zijn jongensachtige foto’s.

Maar het is al een lange weg om van de binnengaanderij van het Hôtel des Invalides de metro te bereiken om zo naar de Hallen te rijden voor Willy Ronis en het Musée Carnavalet voor Frank Horvat. Bij deze exposities is de confrontatie met Parijs dubbel : er is niet alleen de stad zelf, er zijn ook nog de foto’s over de stad. Willy Ronis is een poëet en voor de honderdste keer charmeert hij ons met de foto’s van Parijs in de jaren vijftig, met de halflege straten en de vrouwen die er uit zien als Parisiennes. Er is een onweerstaanbare flauwte in die nostalgie. Als ik buiten kom, ben ik blij dat het regent. Het glimmende asfalt hoort er bij. In het Musée Carnavalet zien we hoe modefotograaf Frank Horvat Londen en Parijs verbeeldt. Stralend.

De ?Mois de la Photo? brengt geen opvallende nieuwigheden. Ze brengt veel en een grote verscheidenheid. Het is het foto-evenement van de herfst, de vroege avond, de natte blaren, de windstoten, de chrysanten. Omdat er zoveel inrichters en exposanten zijn, is er geen rechte lijn. Niemand voelt zich geroepen om de grote nieuwe richtingen aan te duiden. Het is daar nu de tijd niet voor.

Ook in de Hallen loopt een tentoonstelling met foto’s van moeders. Er zijn er mooie bij en ze kijken allen melancholisch. De fotografen van de moeders laten zich zien van hun zachtste kant. En zelfs in het Fondation Cartier pour l’Art Contemporain houden ze het bij foto’s van koppels. Honderdvijftig stuks, gemaakt door zestig fotografen, met oude en jonge tweelingen, stars, schimmen en mensen die mekaar letterlijk aanvullen.

De Belgische dames Christine Felten en Veronique Massinger maakten van een oude caravan een geweldig fototoestel. Ze kleefden en schilderden de vensters en kieren dicht en plaatsten er een groot stuk fotopapier in (kleur omkeerpapier) en belichtten het via een gaatje aan de andere kant, uren en uren lang. De foto’s zijn hoogst indrukwekkend, het zijn kleurige herkenbare en tegelijk mysterieuze landschappen met schimmen erin (vaak zijzelf). Om nooit te vergeten.

Het is niet mogelijk om alles te zien, maar het zou zonde zijn om Robert Frank te missen of Denis Roche, de documentaire foto’s van Hyppolyte Arnoux, of de indrukwekkende reeks beelden van de psychiatrische patiënten, of de Afrikaanse foto’s van Raymond Depardon en de koppels in de nacht van Alain Fleischer.

Maar de meest indrukwekkende tentoonstelling ze liep in het Maison International de la Photographie is al voorbij. Het was er één met kleine stille foto’s, nietigheden die weinig toonden en veel insinueerden, door Arnaud Claass gemaakt tussen 1968 en 1995. Het werk was verrassend fris en scherp. Maar op het moment dat deze tentoonstelling sluit, openen er elders weer andere, met nieuwe foto’s. Bijna nieuw allicht.

Johan De Vos

?Mois de La Photo?, tot half december, Parijs, informatie bij Fnac Etoille, van maandag tot zaterdag van 10.00 tot 19.15, tel. 00.33.1 44 09 19 87, of bij het Maison Européenne de la Photographie, tel. 00.33.1 44 78 75 08, website : www. pictime. fr/maison-europeenne

1. Robert Frank, New York, 1955 ; 2. Het kleine sprongetje, Maurice Guibert, 1890 ; 3. Pierre et Gilles Portret van Lady Swinton, 1996 ; 4. Dolores Marat, Een naakte moeder, 1994.

5. Dominique Delpoux, Koppel Henri et Yvan Pourcet, 1995 ; 6. Nan Goldin, De foto met Gotscho aangekleed door Ann Demeulemeester ; 7. Willy Ruge, zelfportret ; 8. Anonieme psychiatrische patiënt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content