Historisch onderzoek naar de houding van België en de Belgen tegenover de uitroeiing van de Joden is erg gevoelig. Hanne Hellemans brengt in Schimmen met een ster een belangrijke bijdrage.

Voor een goed begrip: het boek Schimmen met een ster van Hanne Hellemans gaat over de kinderen van Belgische Joden. De buitenlandse Joden die in België een toevlucht hadden gezocht, werden door de nazi’s snel aangepakt en gedeporteerd. Pas in 1942 begonnen de deportaties van Belgische Joden. Als gevolg daarvan ontstonden netwerken die erin slaagden 52 procent van de volwassenen en 64 procent van de kinderen te redden.

Het grootste deel van het boek schetst bijzonder gedetailleerd welke onwaarschijnlijke partners samenwerkten: Joodse weeshuizen, het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, verzetsgroepen van links en rechts, katholieken, protestanten, adel, rijke zakenlui en gewone mensen. De kinderen werden ondergebracht in vakantiekolonies, weeshuizen, ziekenhuizen en sanatoria, katholieke scholen en kloosters, en bij particulieren. Achter dat onderduiken zat een hele organisatie: er moesten immers identiteitskaarten, voedselbonnen, kleren en schoenen worden ‘geregeld’. En de gezinnen die een kind opvingen, kregen ook financiële ondersteuning.

De lijst van mensen en instellingen die voor het geld zorgden, is indrukwekkend. De regering in Londen en Joodse hulporganisaties in het buitenland, banken en zakenlui gaven geld, gewone mensen konden bonnen kopen die bewezen dat ze kinderen steunden.

De cijfers en statistieken over de Joodse kinderen laten het bekende beeld zien: er werden meer Joodse kinderen ondergebracht in Wallonië dan in Vlaanderen, en netwerken groeiden in de meeste gevallen rond enkelingen die al hun relaties aanspraken.

Hanne Hellemans maakte haar licentiaatsverhandeling over het lot van de Joodse kinderen ná de Tweede Wereldoorlog – een stuk onbekende geschiedenis. Onmiddellijk na de bevrijding ontstond getouwtrek, dat tot 1962 zou voortduren. De Joodse gemeenschap vond dat de kinderen de enige mogelijkheid vormden om hun gemeenschap weer op te bouwen, maar raakte al snel verdeeld tussen links en rechts, religieus en niet-religieus, zionistisch en niet-zionistisch. De Belgische families die de kinderen hadden opgevangen, vonden dan weer dat de kinderen beter bij hen konden blijven dan in een (Joods) weeshuis terecht te komen. Beide groepen beriepen zich op de officiële kerkelijke instanties. Die grepen niet in. Voor hen was een katholieke opvoeding uiteraard te verkiezen boven het joodse geloof.

Dat levert schrijnende verhalen op over misplaatste trouw en manipulatie van kinderen, maar geeft tegelijk een goed beeld van de verzuilde samenleving van de jaren vijftig. Alleen jammer dat hier het kader ontbreekt. De koningskwestie, de repressie en de schoolstrijd zetten niet alleen katholieken en niet-katholieken tegen elkaar op. Ze kunnen verklaren waarom er – in vergelijking met Frankrijk en Nederland – zo weinig aandacht was voor het lot van Joodse kinderen in de pers van die jaren. Maar de sterkte van dit boek blijft dat voor het eerst alle gegevens uit vroegere studies bij elkaar werden gebracht.

HANNE HELLEMANS, ‘SCHIMMEN MET EEN STER. HET BEWOGEN VERHAAL VAN JOODSE ONDERGEDOKEN KINDEREN TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG IN BELGIë’. MANTEAU, 295 BLZ., euro 19,95.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content