Deze week verschijnt de eerste biografie van August Borms, die door zijn aanhangers nog steeds als de grootste held van de Vlaamse Beweging wordt vereerd.

Info : Christine Van Everbroeck, August Borms. Zijn leven, zijn oorlogen, zijn dood. De biografie. Meulenhoff/Manteau, 477 blz. euro 24,95.

Nuance. De aanhang van Borms is klein. Hij situeert zich vooral in de harde kern in en rond het Vlaams Belang. En August Borms. Zijn leven, zijn oorlogen, zijn dood is de eerste wetenschappelijk onderbouwde biografie die, zo gaat dat, een heleboel mythes omvergooit. En dat geldt zeker voor Borms, wiens leven (zoals het door zijn vereerders is overgeleverd) één grote mythe is, opgehangen aan twee feiten: zijn gevangenschap en zijn executie, beide het gevolg van een doorgedreven collaboratie.

Historica Christine Van Everbroeck raakte gefascineerd door de figuur van Borms toen ze aan haar doctoraat over de publieke opinie in het interbellum werkte. Borms ‘was zo aanwezig’, zegt ze, ’terwijl hij op het politieke toneel geen enkele rol speelde’.

Eerst de feiten. August Borms wordt – als tweede van acht kinderen – geboren op 14 april 1878 in Sint-Niklaas. Zijn ouders zijn welstellende handelaars. De kleine Gust erft van zijn vader een bijna fanatiek geloof en gelooft vast dat hij door God is uitverkoren om grootse dingen te verrichten.

Maar voorlopig gaat hij gewoon naar school, in het Klein Seminarie van Sint-Niklaas, een van de eerste colleges die door de prille taalstrijd én door de romantiek van Albrecht Rodenbach wordt geraakt. Borms droomt even van een priesterroeping, maar gaat toch liever Germaanse talen studeren in Leuven. Het is een vrolijke tijd, waarin hij terechtkomt bij een groep mensen onder wie Hendrik Baels, wiens dochter met Leopold III zal trouwen en mee de Koningskwestie veroorzaken. En de katholieke politicus Frans Van Cauwelaert, die later lijnrecht tegenover Borms zal staan.

Dat veel van zijn studiegenoten een belangrijke rol spelen in de geschiedenis van België is geen wonder. In een periode waarin alleen rijke mensen naar de universiteit konden, vormden die vanzelf de leidende klasse. In Vlaanderen droomt die van een culturele ontvoogding, waarbij onderwijs in het Nederlands maar één facet is.

Borms schuift die ontvoogding even opzij om leraar te worden in Peru. Voor het geld? Hij verdient vier keer zoveel als een leraar in België. Of zuiver voor het avontuur? Alleszins beschrijft hij de jaren tussen 1903 en 1906 als zeer gelukkige jaren. Voor zijn vrouw – Cesarina Smet – ligt dat anders. Ze ziet haar man niet vaak: hij geeft les en in de vakanties verkent hij met vrienden het land. Zij kan niet mee, want ze zorgt voor de twee kinderen.

De klok van Vlaanderen

‘Rientje’ keert eind 1905 terug naar België. Borms, die zijn contract moet uitdienen, verklaart zich ziek, komt naar België terug en krijgt in 1912 de Orde van Leopold II wegens bewezen diensten. Hij geeft overal voordrachten over het verre land en vooral over zijn eigen avonturen. Geen woord in zijn brieven en boeken over de strijd van de indianen als parallel met de Vlaamse strijd, zoals zijn hagiografen melden. Trouwens: ook het feit dat hij later dan de andere leraren gedecoreerd werd, is puur verzinsel.

Terug uit Peru, wordt hij leraar in het atheneum van Antwerpen. Daar voeren leerlingen en leraren strijd voor de erkenning van het Nederlands. Sommigen raken – door handige Duitse propaganda – onder de invloed van het pan-Germanisme dat Vlaanderen en Nederland als deel van een groot Duits Rijk ziet. Borms schrijft later dat hij in elke les over de Vlaamse zaak sprak, maar de inspectieverslagen tonen alleen aan dat hij geen orde kan houden.

Veel lesvoorbereidingen zal hij ook al niet gemaakt hebben, want hij trekt Vlaanderen rond om het volk voor ‘de zaak’ te winnen. In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog dienen Vlaamse politici verschillende wetsvoorstellen in die het Nederlands op school, in het leger en vooral aan de universiteit moeten invoeren. Borms, ‘De klok van Vlaanderen’ houdt overal toespraken, of beter: vertelt over zijn leven en offers.

De Duitse inval legt de parlementaire werkzaamheden stil. De grootste groep Vlamingen zal onder leiding van de katholiek Van Cauwelaert en de liberaal Julius Hoste kiezen voor passivisme: trouw aan België en de naoorlogse periode voorbereiden. Een deel gaat met de hulp van de Duitse bezetter ‘de Vlaamse verzuchtingen’ realiseren. Die ‘activisten’ zullen ver gaan in de collaboratie: er komt zelfs een Vlaamse regering. Borms wil een Vlaanderen geregeerd door een sterke man, die steunt op een eigen gendarmerie en een eigen geheime dienst (die trouwens lijsten van te deporteren mensen aan de Duitse bezetter overmaakt). Geen spoor van een politiek of economisch programma. Voor Borms en co lijkt een Nederlandssprekend Vlaanderen, gezuiverd van kwade en Franstalige elementen, het enige doel. Geen wonder dat hij zo gemakkelijk door het Vlaams Belang werd opgepikt.

Na de oorlog blijft hij in het land omdat ‘Vlaanderen een martelaar nodig heeft’. Op zijn proces praat hij eindeloos en neemt hij alle verantwoordelijkheid op zich. Daardoor wordt hij onterecht dé activistenleider genoemd. Hij wordt ter dood veroordeeld, de doodstraf wordt omgezet in levenslang, en de mythe Borms is geboren.

In de toenmalige Franstalige en Nederlandstalige pers rijst een August Borms op die zelfs zijn trouwste vrienden niet herkennen. Voor de Franstaligen is hij dé vijand, voor een deel van de Vlamingen een martelaar: Borms, een heilige, een Christus. Zijn vrouw en zes kinderen moeten zich maar redden. De vrienden moeten voor hen zorgen, vader – die verscheidene keren vervroegde vrijlating weigert – houdt zich bezig met een hoger doel. Hij ziet zichzelf nu helemaal als de Messias en organiseert vanuit de gevangenis optochten (liefst met de fanfare), geschenken en herdenkingen voor zichzelf. De Borms-cultus is onvoorstelbaar: er zijn zelfs sigarenbandjes met zijn portret.

Als hij vrijkomt, laat hij precies weten hoe hij ontvangen moet worden. Liefst in de Antwerpse hippodroom, hij alleen op het toneel en dan een zegetocht door Vlaanderen en Nederland. Hij stort zich weer in zijn oude leven: toespraken, boeken vol anekdotes over zijn leven.

De Vlaamse Christus

Van enige zelfrelativering of zin voor realisme is niets te merken. Hij leeft letterlijk in een cocon van zelfvoldaanheid, werkt onverdroten mee aan zijn eigen mythe en is naïef en opgeblazen bezig met zijn verzonnen rol als Vader van de Vlaamse Beweging. De fascistoïde partijen die in de jaren dertig bloeien zijn voor hem allemaal uitingen van één groot streven naar Vlaamse onafhankelijkheid.

En dus stapt hij weer de collaboratie in. Met alweer een regering voor Vlaanderen, een massa comités en een fonds dat de martelaars schadeloos moet stellen. Dat kost het bezette België tweehonderd miljoen frank, waarvan Borms ruim twee miljoen aan zichzelf toekent. Hij sleurt zijn vrouw en kinderen mee in die collaboratie, maar dit keer vlucht hij wel naar Duitsland ‘om de overwinning af te wachten’. Hij wordt opgepakt, veroordeeld en geëxecuteerd op 12 april 1946, twee dagen voor zijn 68e verjaardag. Maar voor hem veel belangrijker: op Goede Vrijdag, zoals het een Vlaamse Christus betaamt.

Wat de man ook heeft misdaan, en dat is veel, de executie van een bejaarde man, die ten gevolge van een ongeval op krukken loopt, wekt een storm van protest op. Borms is meteen hét slachtoffer van de onrechtvaardige Belgische repressie. En dat bleef hij, want tot vandaag wordt zijn executie herdacht.

Misjoe Verleyen

‘Vlaanderen heeft een martelaar nodig.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content