2005 wordt het jaar van China, biotechnologie en gezondheidszorg. Dat is althans de mening van topkaderleden over heel de wereld, volgens een enquête van het weekblad ‘The Economist’. Xavier Verhaeghe, Belgisch directeur van het IT-bedrijf Oracle, geeft tekst en uitleg.
Optimisme troef bij de CEO’s, CFO’s CIO’s en andere topkaderleden die eind vorig jaar de enquête van het weekblad The Economist voorgeschoteld kregen. 34 procent van hen verwacht in 2005 forse winsten voor het eigen bedrijf, en dit ondanks een voorspelde vertraging in de groei van de wereldeconomie. ‘Winst komt er nu eenmaal niet alleen door groei’, zegt Xavier Verhae-ghe (36), country manager voor België bij IT-bedrijf Oracle. ‘Ook efficiën- tie speelt een rol. Een groot deel van de CEO’s heeft, zo blijkt ook uit deze enquête, begrepen dat ze onder meer door het inzetten van informatica nog veel kunnen besparen. Dat de CEO’s dat beseffen, is goed nieuws: voor Oracle natuurlijk (glimlacht), maar zeker ook voor de economie in het algemeen. Ik las onlangs dat IT-toepassingen in de Verenigde Staten verantwoordelijk zijn voor 60 procent van de economische groei. In Europa is dat slechts 40 procent. Er is hier dus nog wel wat te doen.’
De grote landen van belofte zijn volgens dezelfde enquête China, de Verenigde Staten en India. Beginnen de doemverhalen over Europa te kloppen?
XAVIER VERHAEGHE: Ik ga mee in het verhaal dat er in Europa heel veel zaken kunnen verbeteren. En dat de investeringen in onderzoek & ontwikkeling (O&O) voor verbetering vatbaar zijn, om het zo uit te drukken. Maar ik geloof ook enorm sterk in de competentie van het menselijk potentieel dat we hebben in Europa. Waar ik me veel meer zorgen over maak, is het tekort aan risicokapitaal in de Europese Unie. In Amerika bestaat er veel meer een cultuur om ideeën om te zetten in bruikbare innovaties. Amerikanen zijn minder conservatief en minder bang op dat vlak. Ik heb de Lissaboncijfers gezien: zeker in België is het gebrek aan risicokapitaal een vrij groot probleem.
Biotechnologie, farmaceutica en gezondheidszorg zijn de sectoren van de toekomst, zo menen de bedrijfsleiders. Moet een land als België, dat toch mee aan de top staat in die sectoren, zich daar nog meer op toespitsen?
VERHAEGHE: Het is nuttig om focussectoren te hebben, al was het maar omdat je dan clusters van bedrijven creëert. Zie Janssen Pharmaceutica. Maar de keuze voor één industrie is gevaarlijk. Ook in minder voor de hand liggende sectoren hebben Belgische bedrijven al een sterke positie opgebouwd. Een firma als Melexis bijvoorbeeld heeft aangetoond hoe je als klein innovatief bedrijf tot een belangrijke speler kunt uitgroeien, zelfs in een minder populaire en minder boomende industrie. Je mag dus niet te eng kijken. Als er in kleinere bedrijven of aan universiteiten ideeën opborrelen waarin potentieel zit, moet je daar heel flexibel mee kunnen omgaan. Het is spijtig dat we het verhaal van Lernout & Hauspie niet meer als een succesverhaal kunnen aanhalen, want dat was een voorbeeld van een goede werkwijze. Vanaf het moment dat dat kleine bedrijf in Ieper plots begon te groeien omdat het belangrijke kennis bezat, is daar een positief investeringsklimaat gecreëerd. L&H is jammer genoeg slecht bestuurd en is daarom uit elkaar gespat. Maar het concept was goed en het plan om er middelen ter beschikking te stellen en om er ook randbedrijven te laten groeien, was zelfs uitstekend. Eigenlijk was het een heel sterk verhaal.
Het was een goed voorbeeld dat helaas slecht is afgelopen?
VERHAEGHE:(lacht) Ja. Zo zou je het kunnen stellen. Maar het bewijst toch dat we ook hier nog innoverend kunnen zijn. Dat er overal mogelijkheden zijn, en dat je alleen moet zorgen voor een vruchtbare omgeving. Als je die hebt, kunnen we zeker nog concurreren met landen als India, zelfs op het vlak van IT.
Volgens de enquête zullen technologische vooruitgang, delokalisatie en outsourcing de komende jaren een grote impact hebben op de globale economie. Wordt de toenemende outsourcing een probleem voor België?
VERHAEGHE: Bepaalde zaken zullen nooit geoutsourced worden. Wat informatica betreft, kun je misschien gemakkelijk outsourcen, maar dan moeten we er maar voor zorgen dat we hier toegevoegde waarde creëren met de competenties en de resources waarover we in België beschikken. Wat je hier moet houden, is het bedenken van de oplossingen. Dat je vervolgens een deel van het programmeren in India laat doen, is geen enkel probleem. Maar de kern, het innovatieve element, daarin moeten we de landen met lagere lonen een stapje voor zijn. Als we dat niet doen, dan zullen we op termijn activiteiten verliezen.
Welke rol spelen de overheid en de bedrijven daarin?
VERHAEGHE: Wat ongelooflijk belangrijk is, zijn stimulansen binnen de bedrijven hier. Zij moeten namelijk voortdurend innovatief blijven, precies om de toegevoegde waarde hier te creëren. Natuurlijk heeft de overheid ook haar taak, en als ze zeggen dat ‘er vanuit de overheid meer geld zou moeten gaan naar O&O’, dan is dat allemaal waar. Alleen kunnen we als bedrijfswereld niet ontkennen dat ook wij grote verantwoordelijkheden hebben. Wij moeten innovatie stimuleren, én ervoor zorgen dat die innovatie ook geld opbrengt. De overheid kan heel veel doen, door projecten te subsidiëren in bedrijven of universiteiten. Maar bedrijven hebben een even grote, zo niet belangrijker rol, om daar ook iets mee te doen, en te zorgen dat elke opborrelende innovatie geconcretiseerd wordt.
De concurrentie lijkt de komende jaren uit het Oosten te komen. De liberalisering van China wordt gezien als dé gebeurtenis van het jaar, en ook India scoort telkens hoog in de lijstjes.
VERHAEGHE: India en China zijn heel competente landen, met heel zware troeven. Op dit moment haalt India zijn sterktes vooral uit zijn onderwijs en zijn grote kennispool. Vooral in de IT-sector is hun groei enorm. Door hun opleiding, en door hun kennis van het Engels. China trekt vooral productiegerichte outsourcing aan, waar het taalaspect minder belangrijk is. Als de Chinezen nog één groot nadeel hebben, is dat hun beperkte talenkennis. Maar voor productie is het nu al een schitterend land.
Het Chinese Lenovo verraste vorig jaar door de pc-afdeling van IBM op te kopen. Een eerste teken dat Chinese bedrijven zich binnenkort ook in de globale concurrentie zullen mengen?
VERHAEGHE: Dat zal hoe dan ook moeilijk te stoppen zijn. Hoe krachtiger China wordt, hoe meer kapitaal er zal zijn, hoe meer investeringen er ook uit China zullen komen. Net zoals Belgische bedrijven buitenlandse overnames doen in hun sector om hun marktpenetratie en competitiviteit te verhogen, zo zullen ook Chinese bedrijven dat meer en meer doen, omdat ze meer globaal zullen kijken. Nu gebeurt dat nog niet veel omdat de Chinese bedrijven zich op dit moment nog sterk focussen op de Chinese markt, en in tweede instantie op de rest van de Aziatische markt.
Moeten de Belgische bedrijven zich al bedreigd voelen?
VERHAEGHE: Het hangt ervan af welke. InBev, het vroegere Interbrew, zie ik bijvoorbeeld niet onmiddellijk als een overnameprooi voor een Chinese groep. Maar er zijn er andere die voor Chinese bedrijven een toegangspoort tot Europa zouden kunnen vormen. Of die over cruciale technologische kennis beschikken…
Kennis die via een overname sneller te verwerven is.
VERHAEGHE: Inderdaad. Weefgetouwenfabrikant Picanol bijvoorbeeld is een wereldspeler in zijn domein, en kan dus een interessante investering zijn voor de Chinezen, omdat hun eigen markt nog in volle groei is. We moeten er meer en meer rekening mee houden dat de economie globaliseert. En we zullen er echt wel aan moeten wennen dat ook Chinese groepen zich mengen in aankopen en fusies met Europese of Belgische bedrijven. Dat dat zelfs niet lang meer hoeft te duren, heeft Lenovo wel bewezen.
Gerry Meeuwssen
‘Als de Chinezen nog één groot nadeel hebben, is dat hun beperkte talenkennis.’
‘We kunnen zeker nog concurreren met landen als India, zelfs op het vlak van IT.’