Tom Naegels
Tom Naegels Vlaams auteur

Piet Janssen en Rezzak Cakar gaan met elkaar in de clinch over de integratie van migranten.

Nu de migranten in België na meer dan tien jaar federaal en Vlaams migrantenbeleid nog steeds kampen met een zware achterstelling, groeit de irritatie in de migrantengemeenschap over de integratiesector. ‘Opgericht om de status-quo in stand te houden, om het Belgische schuldgevoel te kanaliseren en om sociologen aan een job te helpen’, stelt Rezzak Cakar, voorzitter van de Gentse Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen. ‘Een mentaliteit wijzigen, is altijd een werk van lange adem’, betoogt Piet Janssen, directeur van het Vlaams Minderhedencentrum, dat de integratiecentra coördineert. ‘De migranten moeten zelf vechten voor hun ontvoogding.’

Weliswaar bracht Cakar en Janssen samen voor een debat.

In mei en juni van dit jaar verscheen er in de krant De Morgen een reeks interviews en opiniestukken over de multiculturele samenleving. Opvallend daarin – althans voor de autochtone Vlamingen – was dat voor het eerst migranten zelf prominent aan het debat deelnamen. Eindelijk schoven ze hun eigen woordvoerders naar voren, zuchtte multicultureel Vlaanderen. ‘Wat een onzin’ knort Rezzak Cakar, Belg van Turkse origine. ‘Dat debat was een exotisch element, een leuke vuller van de krant in de aanloop naar de komkommertijd. Het heeft misschien het schuldgevoel van een aantal Vlamingen weggenomen: “Allez, ze zijn aan het woord mogen komen, we discrimineren hier blijkbaar toch niet zo erg.” Maar op het politieke niveau blijft de deur potdicht en de situatie is nu net zoals tevoren. De door Belgen gecreëerde Belgische instituten – het centrum-Leman of het Vlaams Minderhedencentrum – worden overal opgevoerd als migrantendeskundig, de migranten zelf hoort men nergens.’

‘Ik ben het met je oneens als je alle instituten op een hoop gooit’, zegt Piet Janssen. ‘Wij zijn bijvoorbeeld geen overheidsinstelling, zoals het Centrum voor Gelijke Kansen van Johan Leman. Wij worden gesubsidieerd, zeker, wij onderhandelen soms met de regering, maar dat betekent toch niet dat je automatisch gecompromitteerd bent? Wij staan zeer kritisch tegenover het beleid, en dat laten we vaak genoeg horen ook. Het gebruik van de term ‘inburgeringsbeleid’ hebben wij steeds sterk bekritiseerd. Wij pleiten voor een goed onthaalbeleid, zodat mensen die hier pas binnenkomen zelf een plaats in onze samenleving kunnen vinden, op basis van gelijke rechten. Daarin zijn wij bondgenoten van de migrantenorganisaties. Ik deel ook je analyse dat migranten zelf te weinig aan het woord komen. Maar dat is niet de schuld van de integratiesector. Wij willen er samen met jullie aan werken dat migranten meer gehoord worden.’

Waarom is er dan zoveel wantrouwen bij migranten?

Rezzak Cakar: Omdat we die mooie intenties al zo vaak gehoord hebben, en omdat die niet meer zijn dan lippendienst aan de goede zaak. Wij zijn al jaren aandachtige observatoren van de integratiesector, en wij zien steeds dezelfde mensen altijd op andere postjes opduiken, dan hier een project organiseren, dan daar een workshop voorzitten. Op het eind van de dag is er niets veranderd en verhuizen ze weer naar een ander dikbetaald baantje. Terwijl we toch niet te maken hebben met een nieuwe situatie. Al meer dan veertig jaar leven hier mensen – gewone, gezagsgetrouwe burgers die belastingen betalen en een normaal leven willen leiden – die diep ongelukkig zijn, van wie de rechten aan de lopende band verkracht worden, die het slachtoffer zijn van racisme en beledigingen, die hun talenten nooit kunnen ontplooien. Iedereen weet waar het misloopt. Er bestaan tientallen rapporten die duidelijke en juiste analyses geven. Er zijn talloze structuren gecreëerd om er iets aan te doen, de mensen binnen die structuren beschikken over pakken geld en macht, ze komen vaak en uitgebreid in de media – en toch beweegt er niets. Wel, dan vinden wij dat verdacht.

Wie houdt er zich met migranten bezig? De overheid, de integratiesector en de vrijwilligers. Wij zien dat vrijwilligers vaak heel goed werk leveren, maar dat de integratiesector werkt als een buffer tussen hen en een onwillige overheid, een buffer die alle initiatieven fnuikt. Het is een incestueuze sector, gecreëerd om de status-quo te behouden en het Belgische schuldgevoel te temperen. We hebben een structuur die zich ermee bezighoudt, dus wat willen ze nog meer?

Piet Janssen: De integratiesector bestaat ocharme uit hoop en al honderdvijftig mensen. Hoe kan dat nu een buffer zijn tussen vrijwilligers en overheid?

Cakar: Maar iedereen moet erlangs.

Janssen: Dat is niet waar. Het is net de bedoeling van integratiecentra om ervoor te zorgen dat migranten hun eigen organisaties oprichten. En zodra die werken, ruimen wij het terrein. Wij zijn een springplank, een katalysator, geen schoonmoeder. Uiteraard zijn er in onze centra medewerkers die conservatief zijn, die fouten maken, die alleen bekommerd zijn om hun loon, maar die heb je in elke organisatie. Dat doet niets af van de fundamentele opdracht van de sector: migranten de wapens geven om zelf hun rechten af te dwingen.

En wat dat betreft, vind ik dat migranten vaak zelf tekortschieten. Er zijn nu eindelijk wat zelforganisaties, maar ze doen niet genoeg. De Belgische arbeiders aan het begin van de twintigste eeuw zijn niet ontvoogd doordat een paar intellectuelen het establishment overtuigd hebben. Ze hebben zelf het voortouw genomen. Binnen de migrantengemeenschap moeten er meer mensen opstaan die willen werken aan die politieke bewustwording. Dat kunnen integratiecentra niet voor jullie doen, wij kunnen alleen de kansen daartoe bieden.

Cakar: Ik hoor u ons graag verzoeken zelf vanuit de basis iets op te bouwen; u beseft blijkbaar niet dat onze mensen dat hebben gedaan vanaf de eerste dag dat ze hier waren. Vanaf het begin zijn ze op alle fronten gefnuikt. Als er rond de moskee een beweging groeit, dan is dat meteen moslimfundamentalisme. Voert men actie op straat, dan noemt men dat migrantenrellen. De Belgen zeggen dat we moeten opkomen voor onze eigen rechten, tot we dat doen, en dan klinkt het: Hoho, maar niet zo! Eigenlijk is dit argument gewoon een variant op de integratiegedachte. Dit argument schuift de schuld voor de achterstelling door naar de migranten zelf. Het is de schuld van de migrant, want hij is niet voldoende geïntegreerd. Het is de schuld van de migrant, want hij komt niet genoeg op voor zijn eigen rechten.

Een tweede perversiteit is dat de allochtonen die verondersteld worden op te komen voor hun eigen gemeenschap, verplícht worden zich in het Belgische systeem in te passen. Vergelijk het met een koloniserende cultuur. Zij die door de Belgen aanvaard worden als woordvoerder, werken eigenlijk mee om de achterstelling in stand te houden. De grote allochtone sterren van de Belgische politiek zijn allemaal eerst tewerkgesteld in het centrum-Leman, voor ze ook maar mochten hopen op media-aandacht en een politieke carrière. Die zijn allemaal beïnvloed en gevormd door dat centrum, dat een aanfluiting is voor de migranten.

Janssen: Dat is volstrekt onwaar. Ik ken verschillende allochtonen in de politiek die niets met het centrum-Leman te maken hebben, en zij die er wel in gewerkt hebben, namen daar zeer kritische standpunten in. Kijk, iedereen die zich inzet voor migranten – allochtoon en autochtoon – loopt voortdurend gevaar om als excuus gebruikt te worden. Wil dat zeggen dat we dan maar beter niets doen? Ik bewonder allochtonen die in de politiek stappen, omdat ik weet dat ze het daar niet makkelijk hebben. Ze kiezen ervoor om binnen de bestaande machtsstructuren dingen te veranderen. En dat wordt je door niemand in dank afgenomen. De migranten vinden dat je te Belgisch denkt, de Belgen vinden dat je te veel partij kiest voor migranten.

Cakar: Komaan zeg, we hebben het hier over levende symbolen.

Janssen: Maar elke politicus is in zekere mate een symbool.

Cakar: Maak een kosten-batenanalyse. Wat hebben die migranten op de kieslijsten verwezenlijkt? Wat hebben ze voor hun gemeenschap gedaan? Uiterst weinig. Integendeel, ze helpen de Belgen zich goed te voelen. Er staan migranten op alle kieslijsten, de discriminatie is opgelost. Dat is allemaal zo georkestreerd. De Belgische staat beslist hoe de ontvoogding in zijn werk moet gaan, zodat ze ze makkelijker kan controleren.

Janssen: Dat mag je niet in de schoenen schuiven van die allochtone kandidaten, noch van de integratiesector. We leven nu eenmaal in een maatschappij die sinds de val van de Muur een nieuw vijandbeeld heeft gecreëerd. Dat verander je niet zomaar. Nu zegt u: ‘We kunnen er eigenlijk niets aan doen. Het is de tijdgeest, de cultuur.’ Nee, het vechten zal alleen langer duren. Het is een immense taak, om een mentaliteit te keren. Het is, geloof ik, de kerntaak van de integratiesector. Wij moeten de Belgen bewerken. De federaties moeten hun eigen mensen aanpakken. En dat zal niet in twee dagen in orde zijn.

Cakar: Ik vind dat een defaitistische instelling. Het gevaar bestaat ook dat mensen zeggen: ‘Er is nog veel werk aan de winkel, dus mijn job is veilig voor de komende tien jaar.’ Voor u is het makkelijk om de situatie te zien als een langzame, sociologische evolutie, die over vijftig jaar wel zal voltooid zijn. U heeft niets te verliezen. Voor ons is elk jaar dat er met onze rechten gesold wordt, dat onze kinderen geen kansen krijgen, dat ons talent verspild wordt, er een te veel. De tijd van interessante woordspelletjes en deontologische codes is voorbij. Het moet afdwingbaar zijn.

Janssen: Een mentaliteit kun je niet afdwingen.

Cakar: Nee, maar rechten wel. Als tweetaligheid in Brussel kan afgedwongen worden via een wet – ondanks de mentaliteit van de Franstaligen – dan kan racisme ook bestraft worden. Het wordt echt tijd dat iemand in actie schiet, dat de structuren die ons hinderen worden opgeruimd. Er moet een doorlichting komen. Wie werkt mee, wie niet, welk centrum levert goed werk, welk niet, welke wetten worden niet toegepast? Grote schoonmaak.

U schiet op de structuren van de integratiesector. Denkt u dat de migrantengemeenschap beter af is zonder enige structuur? Of kan die vervangen worden door de zelforganisaties?

Cakar: ( diepe zucht) Nee, dat is onmogelijk. We leven momenteel in een tijd van totaal wantrouwen. Er zijn veertien grote federaties in Vlaanderen, en de meerderheid daarvan zit daar alleen in eigen naam. Ze hebben geen achterban, ze voeren alleen hun eigen agenda uit. De lakmoesproef is opnieuw dat, als je hen vraagt wat ze ondertussen verwezenlijkt hebben, er geen zinnig antwoord uitkomt. En misschien is dat begrijpelijk. Ten eerste eisen de Belgen dat je je organiseert in bureaucratische structuren die elke vooruitgang fnuiken, ten tweede is het zeer verleidelijk om corrupt te worden, zodra je zo’n begeerd symbolisch postje hebt verkregen. Men voert een beleid van verdeel en heers, waardoor een migrantenvertegenwoordiging met enige representativiteit niet kan opstaan. Met de tijd is het middel het doel geworden. Die tijdelijke structuren zijn gebetonneerd in het systeem, ze zijn een symbool geworden.

Dan moet er toch actie komen van de kant van de migranten? Waarom betoogt u niet? Waarom voert u geen symbolische acties? Er staan toch diverse middelen tot uw beschikking, die niemand u kan afnemen?

Cakar: We zouden dat kunnen, ja. We hebben dat vroeger trouwens al gedaan. Als protest tegen racistische aanslagen in Duitsland is hier in Gent duizend man op straat gekomen, in een stille, waardige optocht. Daar schrok men nogal van. Geef ons een week, en hier lopen tienduizend mensen. Maar we kunnen het risico niet lopen. Voor hetzelfde geld zitten er tien agents provocatuers tussen, sneuvelt er een winkelraam, en dan staat er in alle kranten dat er zware migrantenrellen waren in Gent. Ons imago is zo breekbaar, we kunnen er niet mee spelen.

Janssen: Ik denk dat je het toch moet doen. Niemand anders gaat het even goed kunnen. Ik ben trouwens minder cynisch dan u. De integratiesector zit vol idealistische mensen die keihard werken om migranten een normaal leven in deze maatschappij te geven. Wij smeken erom dat jullie zelf met ons meevechten. En hoe meer jullie dat doen, hoe meer wij uit het zicht verdwijnen.

Cakar: Ik houd u aan uw woord.

Tom Naegels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content