In het heetst van de strijd durft Milan Jovanovic, vorig jaar verkozen tot Profvoetballer van het Jaar, uitpakken met gepeperde uitspraken. Wat denkt hij daar eigenlijk achteraf van?

Om een straffe uitspraak meer of minder zit Milan Jovanovic niet verlegen. Klinkt het niet dan botst het maar. De spits die naar eigen zeggen “een miljard procent zeker” afgelopen zomer zou vertrekken, zit nog altijd op Sclessin. Maar wie weet wat er tijdens de komende mercato rond de jaarwisseling gebeurt? Temeer omdat Kaveh Solkehol, de correspondent van The Times die Standard-Everton bijwoonde, de spelersmakelaars aanraadde om de Belgische competitie van nabij te volgen.

Als de Serviër zijn beste niveau haalt, springt hij met zijn raids, zijn precieze passing, zijn werk op het middenveld en zijn assists onvermijdelijk in het oog. Milan is back. We confronteerden hem daarom met een aantal van zijn strafste uitspraken.

Milan Jovanovic: “Tja, ik heb dat inderdaad gezegd, omdat het in het tussenseizoen vaststond dat ik zou vertrekken. Ik had aanbiedingen van verschillende clubs, die ik echter heb afgeslagen. Ik had er immers ook een van PSV en ik wilde graag naar Nederland. Ik houd van de Nederlandse stijl. Ik ben er te snel van uitgegaan dat Standard ook het beste voor me wilde en het heel erg gewaardeerd had dat ik gedurende de acht maanden dat ik met een blessure speelde toch mijn steentje – een pak doelpunten – heb bijgedragen tot het veroveren van de titel. Maar daarin heb ik me vergist. Ik had gedacht dat Standard me zou laten gaan voor 3,5 miljoen euro, maar kennelijk was de vijf miljoen die PSV bood, niet genoeg. Ik weet echt niet waarom.

“Let op! Ik klaag niet. Ik houd enorm veel van Standard. De Rouches blijven voor altijd de ploeg van mijn hart, omdat ik hier een nieuwe impuls aan mijn carrière kon geven. Aan de andere kant is het zo dat ik een pak geld verlies door hier te blijven. Het applaus en de schouderklopjes doen wel deugd, maar het financiële aspect is voor een profvoetballer toch ook belangrijk. Ik vraag me bijvoorbeeld af waarom sommige verdedigers bij Anderlecht drie keer meer verdienen dan ik. En wat zal men zeggen als ik op een dag mijn been breek? Misschien zeggen ze dan wel dat ik een genie was, maar daar koop ik eigenlijk niets voor. Er staat echt enorm veel op het spel voor mijn carrière, mijn toekomst en mijn gezin.

“Als Standard me een even hoog loon zou betalen als gebruikelijk is bij Everton en PSV, zou ik hier tot het einde van mijn carrière blijven. Ik neem dat niemand kwalijk en ik wil ook op niemand revanche nemen, hoor. Alleen dit: ik ben een idealist en ik dacht dat dat belangrijk was in het voetbal. Maar ik heb me daarin duidelijk vergist. Ik hoopte dit te kunnen regelen met de mensen van Standard, die ik als familie beschouw. Maar een transfer op dit niveau is natuurlijk in de eerste plaats business. Vriendschap en waardering gaan eigenlijk niet samen met het louter zakelijke. Onbewust wist ik dat wel, maar ik heb me te veel laten leiden door mijn emoties, terwijl men zich in zo’n dossier zo afstandelijk en koud mogelijk moet opstellen. Ik zal mij dus nooit meer zo emotioneel opstellen.”

“Dat bewijst ook dat ik er heel zeker van was dat ik ging vertrekken. De volgende keer zal ik minder naïef zijn. Ik zal eerst aan mezelf denken en pas dan aan de club. Maar laat één ding duidelijk zijn: ik wil dat iedereen bij een transfer tevreden is, zowel ikzelf als Standard. Als dat niet mogelijk is, moet ik echt eerst aan mezelf denken. Mijn contract loopt nog tot 2010 en misschien doe ik dat wel uit. We zullen wel zien, maar ik heb in ieder geval de les goed onthouden. Ik draag het hart op de tong. Zo ben ik nu eenmaal, maar goed, ik zal in de toekomst toch wat voorzichtiger moeten zijn.”

“Onze coach heeft ervaring te over. Hij wist dat ik er echt bezeten van was om in de competitie zo snel mogelijk te scoren. Voor een speler die na twee operaties op het einde van het seizoen fysiek en mentaal heeft geleden, is dat erg belangrijk. De dokters hadden gezegd dat het vier maanden zou duren eer ik mijn beste niveau zou terugvinden. Dat is wel een erg lange periode. Als spits leef je van doelpunten. Ik stond dan ook behoorlijk onder druk en dat is lastig, want als je niet kan bevestigen, ga je eigenlijk achteruit. Ik vind het klasse van Bölöni dat hij nooit iets heeft geëist. Hij zag op training dat ik alles in het werk stelde om zo snel mogelijk terug te keren. Niemand begreep ook beter dan hij wat er in mijn hoofd omging. Als vroegere topspeler beseft hij maar al te goed dat een spits die van ver moet terugkeren en niet dadelijk kan scoren met heel wat muizenissen zit.

“De coach slaagde erin om een en ander te relativeren door voortdurend te benadrukken dat ik eerst aan het collectief moest denken. Hij hield me voor dat de rest dan wel vanzelf zou komen en hij had gelijk. Door hard voor het team te werken heb ik weer mijn topniveau gehaald. Net als Michel Preud’homme heeft de coach mijn persoonlijkheid en mijn karakter ontleed. En wie mij vertrouwen geeft, krijgt daar ook iets voor terug, want ik ben allesbehalve een egoïst. Ik ben altijd de eerste om de verdiensten van anderen te onderstrepen. De klasse van Bölöni bleek ook uit het feit dat hij na onze Europese kwalificatie Michel Preud’homme loofde, door te verwijzen naar de mooie erfenis die hij van zijn voorganger had gekregen.

“Als Standard deze kern bijeenhoudt, kan het volgens mij vijf keer op rij de titel pakken, maak ik heb al gehoord dat Steven Defour en Axel Witsel ook van een transfer dromen. Marouane Fellaini was voor ons van enorm groot belang, maar die bladzijde is nu omgedraaid. Met Defour, Witsel en Benjamin Nicaise heeft Standard de juiste wisseloplossingen gevonden. Het systeem dat Bölöni voor ogen heeft, staat min of meer op punt met een 4-4-2. Dat verschilt niet zoveel van vorig jaar, maar misschien is er nu iets meer aandacht voor het collectieve. We wisten dat er talent in de groep zat en de titel heeft dat bevestigd. Dat boezemt veel vertrouwen in. Maar het heeft geen zin om terug te kijken. We moeten vooruit. Een goede trainer kan een sterke ploeg nog beter maken, maar als hij over een kern beschikt met onvoldoende kwaliteiten is hij ook machteloos.

“Ik ben ervan overtuigd dat Standard almaar beter zal spelen. Ik speel het liefst in de spits, dat is duidelijk, maar ik denk dat ik nu toch aan het bewijzen ben dat ik over meer troeven beschik dan men misschien dacht. Bölöni wist dat ik mij ook op de linkerflank goed uit de slag kan trekken. Dat doe ik ook bij de Servische nationale ploeg. Ook op rechts kan ik mijn plan trekken. Maar dat is natuurlijk een heel andere rol dan in de spits, omdat je vanuit die positie meer ballen moet recupereren en eerder assists moet geven dan zelf scoren. Let op, dat betekent niet dat ik vorig jaar minder hard heb gewerkt. Het is alleen nu een heel andere rol, maar als dat belangrijk is voor het team doe ik het met plezier. Misschien helpt het ook om me in de kijker te spelen van een grote club die op zoek is naar een polyvalente speler.”

“Daar trek ik geen woord van terug. Dat is gewoon zo. Ik denk dat iedereen dat ziet op het veld.”

“Ik weet eigenlijk niet wat hij van mij vindt en of hij me als een vriend beschouwt. We hebben met hem zoveel meegemaakt: de titel, maar ook werken, dag na dag. Onder zijn leiding heb ik veel progressie gemaakt en ik zal zijn staf met Manu Ferrera, Stan van den Buijs, Jorge Veloso en Guy Namurois ( alleen die laatste is gebleven, nvdr) nooit vergeten. Ze hebben een project gedragen en ontwikkeld. Het was echt een geniale periode. Er waren ook discussies en we waren het zeker niet altijd eens, maar alleen al het uitwisselen van ideeën met Preud’homme vond ik bijzonder verrijkend. Ik vroeg hem om me van de eerste tot de laatste minuut vertrouwen te geven, want een spits kan ook nog scoren in blessuretijd. Ik heb dat trouwens tegen Anderlecht nog laten zien. Neen, echt, Michel beschouw ik inderdaad als een vriend voor het leven.”

Jovanovic: “Dat klopt. Zo lang met een pubalgie spelen is niet niets. Ik heb veel gekregen, maar ik heb ook veel teruggegeven. Ik ben heel blij dat ik de verwachtingen heb kunnen inlossen.”

Jovanovic: “Met iets meer geluk had ik daar ook gescoord, maar jammer genoeg stond Igor De Camargo in de baan van mijn schot. Ik heb daar enorm veel gelopen en zat goed in de match. We hadden ook geen schrik van hen, omdat we tegen hun buren van Liverpool al hadden bewezen dat we eigenlijk een plaats verdienden in de Champions League. Onze uitschakeling tegen de Reds was natuurlijk een enorme ontgoocheling, maar al bij al hebben we ons snel en goed kunnen herpakken.

“Ik heb me nog nooit zo ontspannen gevoeld als voor de terugwedstrijd tegen Everton. Ze waren niet indrukwekkend, maar ik vind dat ze toch een sterker team hebben dan Anderlecht. We hebben hen wel goed belet om hun normale spel te ontwikkelen. Zowel vanuit het middenveld als in de spitspositie heb ik voor gevaar kunnen zorgen, wat zeker het gelijk van Bölöni bewijst. Het is nog te vroeg om te zeggen dat ik sterker ben dan vorig seizoen, vooral omdat ik denk dat ik nog maar aan 75 % van mijn mogelijkheden zit. Het belangrijkste is dat ik van die vervelende pubalgie verlost ben.”

“In het vroegere Joegoslavië dook bokser Mate Parlov altijd in het publiek om zijn successen te vieren. Ik wachtte al zo lang op mijn eerste goal, dat ik het niet meer hield toen ik die in de slotfase van het duel tegen Anderlecht scoorde. Ik voelde me eindelijk bevrijd en wilde die enorme vreugde delen met het publiek. Het is normaal dat een spits die op zo’n moment scoort even van de wereld is. Pas naderhand besefte ik dat het eigenlijk gevaarlijk was. Er zaten immers ook kinderen in de tribune. Scheidsrechter Paul Allaerts gaf me geel voor die duik, maar hij had eigenlijk ook rood kunnen trekken. Ik zou dat aanvaard hebben.” S

door pierre bilic – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content