NAVO-woordvoerder Jamie Shea heeft in 1999 de oorlog om Kosovo verkocht. Maar liever dat dan zeep.

Lelijk is hij anders wel, de trofee die op het bureau staat in zijn bescheiden kantoortje in Evere: een rode metalen letter P en een zwarte metalen letter R, samen op een voetje. Gekregen van het Britse tijdschrift PR Week, lacht hij. Dat reikt ieder jaar een soort van oscars van de pr-industrie uit. Maar leuk durft hij het niet vinden dat het blad hem tot “Europese communicator van het jaar” heeft uitgeroepen. “Ik ben niet naar de prijsuitreiking geweest. Ik heb een collega naar Londen gestuurd”, zegt hij welhaast verontschuldigend. “Maar het was een mooie avond met een heerlijk diner, heb ik gehoord.”

Jamie Shea werkt al bijna twintig jaar op het NAVO-hoofdkwartier. Sinds 1993 is hij woordvoerder van het bondgenootschap. Sinds het voorjaar van 1999 is hij wereldberoemd: tijdens de Kosovo-oorlog zag u hem iedere dag op alle televisiekanalen in zijn ongegeneerde cockney-Engels verslag uitbrengen van de gebeurtenissen. Sommigen vonden hem een akelige gladjanus, de meesten zagen hem als een welbespraakte, charmante professional.

U bent blijkbaar de enige winnaar van de Kosovo-oorlog.

Jamie Shea: Dat mag u niet zeggen, dat is niet fair tegenover de NAVO. De interventie heeft de omstandigheden gecreëerd om de Kosovaren op langere termijn toch een beter leven te geven dan ze de laatste tien jaar onder de dictatuur van Slobodan Milosevic hebben gekend. En ik beschouw mezelf zeker niet als de winnaar. Ik was nu toevallig de porte parole op het moment dat dit gebeurde. Ik kon toch geen ontslag nemen? Ik heb gewoon mijn werk gedaan. Ik heb zo goed mogelijk proberen uit te leggen wat er gaande was.

Het klinkt misschien een beetje cynisch, maar de Kosovo-crisis was voor u toch een moment van glorie.

Shea: Ach, ik ben eventjes beroemd geweest. Andy Warhol had het over vijftien minuten roem voor iedereen. Ik heb 78 dagen gehad, dat is ver boven het gemiddelde. Maar het heeft mijn leven niet veranderd. Ik doe nu weer mijn gewone werk en ik ben daar blij om. Bekend zijn, heeft ook minder prettige kanten: ik heb ernstige doodsbedreigingen ontvangen, ik kreeg voortdurend hate mail, er zijn bijzonder beledigende artikels over mij geschreven, vrienden hebben hun vriendschap afgebroken. Ik vond het ook echt niet zo leuk om overal te worden herkend. Maar het goede nieuws is: als ik nu naar mijn supermarkt in Tervuren ga, herkent niemand me nog. Het vervaagt. Ik vergelijk het wel eens met vakantiebruin, dat verdwijnt ook snel.

Bent u bang geweest?

Shea: Nee. Op het moment zelf werd ik zo opgeslorpt door mijn werk, ik had geen tijd om erover na te denken. Maar ik heb wel mijn kinderen naar hun grootouders in Schotland gestuurd en we hadden lijfwachten bij ons in huis wonen.

U kent het boek “The selling of a president”. Zou u nu een boek kunnen schrijven over het verkopen van een oorlog? Want dat was toch eigenlijk wat u deed.

Shea: Ja, dat was mijn functie. Ik was er ook vurig van overtuigd dat de NAVO het juiste spoor volgde. Dat maakte het gemakkelijker. Ik zou zo’n boek wel kunnen schrijven, ja. Maar zoiets doe je beter als je je functie niet meer bekleedt. Dan heb je een beter perspectief en kun je vrijmoediger spreken.

Sinds Vietnam weten we dat je een oorlog wint in de media.

Shea: Inderdaad. Maar dat betekent niet dat het gemakkelijk is. De media hebben ook Vietnam, de Golfoorlog, de Falklands achter de rug. De dagen dat journalisten bereid waren gewoon op te schrijven wat hen werd verteld, zijn definitief voorbij. Censuur bijvoorbeeld acht ik nu zo goed als onmogelijk.

Bent u daar zeker van?

Shea: De media zijn niet naïef. Ze kennen het terrein, ze kennen de protagonisten. Ze zijn met velen. In Sarajevo waren er tussen 1991 en 1995 drieduizend journalisten: die leid je niet zomaar om de tuin. Ook de moderne technologie, waarmee nieuws ongelooflijk snel wordt verspreid, maakt censuur niet meer mogelijk.

Oorspronkelijk werd er gezegd dat er al honderdduizend Albanezen waren vermoord. Uzelf heeft Kosovo vergeleken met Phnom Penh in 1975. Zijn zulke overdrijvingen geen vorm van desinformatie?

Shea: Ik heb Milosevic nooit, zoals vaak is beweerd, Pol Pot genoemd. Ik heb wel de stad Pec vergeleken met Phnom Penh, en dan had ik het over de manier waarop de mensen uit die stad werden geëvacueerd. Ik blijf daar ook bij, ik herroep die uitspraak niet. Natuurlijk heb ik met opzet vaak kleurrijke taal gebruikt. Ik heb Shakespeare erbij gehaald, Frank Sinatra, The Beatles. Omdat ik het mijn taak vond niet aan de journalisten maar aan de mensen in de huiskamers uit te leggen wat er gaande was.

Maar ik ben altijd zeer voorzichtig geweest met de feiten. Ik heb zelf nooit over meer dan 4600 lijken gsproken. Nu zijn de eerste tweehonderd graven blootgelegd en zijn er 2100 lichamen gevonden. Wanneer volgende lente de driehonderd andere graven onderzocht worden, komen we waarschijnlijk aan 4600.

Maar accuraat informeren over een gewapend conflict is bijzonder moeilijk. De Duitse strateeg Carl von Clausewitz had het over “de mist van de oorlog”. De beslissingen worden door een zeer kleine groep mensen genomen. Veel informatie is geheim. Als woordvoerder heb je veel minder eerstelijnsinformatie. In vredestijd breng ik verslag uit over vergaderingen die ik zelf heb bijgewoond. Maar in een oorlogssituatie vindt de actie meestal honderden kilometers verderop plaats. Dan word je als woordvoerder een journalist: je moet je bronnen opbellen, weten wie je kunt vertrouwen, de stukjes van de puzzel verzamelen. Soms heb je vijfhonderd stukjes, soms vijftig, maar op je briefings moet je wel altijd iets kunnen zeggen.

De militairen, van wie u uw informatie moest krijgen, zullen van hun eerste leugen niet gebarsten zijn.

Shea: In het begin van het conflict liep de informatiedoorstroming van de militaire bevelstructuren naar mij niet zoals het hoorde. U herinnert zich het incident bij Djakovica (de NAVO bombardeerde per ongeluk een konvooi Albanese vluchtelingen, CA). Het heeft toen vijf dagen geduurd voor ik wist wat er precies was gebeurd.

Was dat echt alleen maar slechte communicatie?

Shea: Het was ook een verwarrend incident. We dachten eerst dat het konvooi zich ten noorden van Djakovica bevond, maar het was ten zuiden van de stad. Toen moest het onderzoek helemaal opnieuw beginnen. Maar ik heb vanaf het eerste moment aan de pers gezegd dat ik uitleg zou verschaffen, en ik heb woord gehouden. We hebben het niet toegedekt, al deed het ons imago geen goed: het ging om de eerste zogenaamde collateral damage, het verlies van burgerlevens.

‘Collateral damage’, is dat niet het eufemisme van het jaar? Eigenlijk betekent het: bloed.

Shea: Het is een vreselijke term. Het betekent het verlies van mensenlevens, het betekent vergissingen, ja. Maar waar u niet van houdt, daar hou ik ook niet van: propaganda, spin doctors, alleen maar goed nieuws brengen, niet eerlijk zijn over begane fouten. Wij hebben geen uitgekiende media-operatie uitgevoerd. Als dat de indruk was die we hebben nagelaten, zou ik dat jammer vinden.

Tony Blair en Bill Clinton hebben u meer dan dertig ‘spin doctors’ op uw dak gestuurd. Was u niet beledigd?

Shea: Ik moet toegeven dat we niet goed voorbereid waren. We hebben hier een redelijk kleine persdienst en in bepaalde domeinen, zoals het analyseren van de Joegoslavische media en de contacten met de mensen ter plaatse, stonden we erg zwak. Blair en Clinton hebben niet alleen spin doctors gezonden, maar ook veel diplomaten die Joegoslavië goed kenden. Ik ben ook altijd volledig vrij gebleven om te zeggen wat ik wilde zeggen. Zij brachten materiaal aan, maar ik besliste wat ik ermee deed.

Michael Mandelbaum schreef in Foreign Affairs dat de NAVO-operatie in Kosovo “een volledige mislukking” was.

Shea: Wie dat beweert, wil al te snel oordelen. Er zijn nog veel problemen in Kosovo. Maar de geschiedenis is geen statisch gegeven: het is niet omdat vandaag iets zo is, dat het altijd zo zal blijven.

Is het niet pijnlijk dat het wapenstilstandsakkoord na de NAVO-bombardementen gunstiger was voor Milosevic dan wat hem tijdens de mislukte vredesonderhandelingen in Rambouillet werd voorgelegd?

Shea: Met alle respect, daarmee kan ik het niet eens zijn. Rambouillet liet Milosevic toe nog 2500 veiligheidstroepen in Kosovo te behouden. Volgens het akkoord van juni mag er niet één Joegoslavische soldaat in het gebied blijven. Rambouillet liet de Joegslavische structuren – de administratie, het gerechtelijke systeem – intact. Ook dat is nu niet meer het geval.

Maar er is nu geen sprake meer van een referendum waarin de Kosovaren over het politieke lot van hun gebied kunnen beslissen. En de KFOR-vredestroepen hebben geen mandaat om tot op Servisch grondgebied door te dringen.

Shea: Oordeel niet louter op basis van de voorbije zes maanden. Toen wij na de luchtactie Kosovo binnentrokken, was daar helemaal niets: geen bestuur, geen politie, geen rechters. We staan nog maar aan het begin van het heropbouwingswerk. Maar zolang Milosevic nog in het zadel zit in Joegoslavië, is het moeilijk om een geïntegreerde toekomst voor de Balkanregio in haar geheel uit te werken. Als Joegoslavië morgen een democratisch land zou worden, wat zou er dan niet mogelijk zijn?

De oorlog heeft Milosevic alleen maar populairder gemaakt.

Shea: Ik denk niet dat hij populair is. Volgens een opiniepeiling van radio B92 wil 70 procent van de Joegoslaven een verandering van regime.

Voor de oorlog was Milosevic ook niet geliefd. In 1996-’97 werd hij bijna tot ontslag gedwongen.

Shea: Ja, dat was de periode na het Dayton-akkoord (het vredesakkoord over Bosnië, CA). De sancties waren toen gedeeltelijk opgeheven en het leven werd stilletjes aan weer normaal. Dat was de gevaarlijkste periode voor Milosevic. Hij heeft toen zijn lesje wel geleerd. Sindsdien heeft hij ervoor gezorgd dat er altijd ergens een crisis is. Dictators zijn heel goed in het aan de macht blijven, dat is hun specialiteit.

Het Westen leed geen verliezen in de oorlog tegen Milosevic. De Hongaarse schrijver György Konrád heeft het over een oorlog van lafaards.

Shea: Dat vind ik een belediging.

Het is toch comfortabel vechten, vanuit de lucht bombarderen met slimme bommen die zelf hun doel zoeken?

Shea: Halverwege het conflict heb ik een weekend op de Aviano-basis doorgebracht, vanwaar de gevechtsvliegtuigen vertrokken. Ik had niet de indruk dat dit een ongevaarlijke missie was. Ik heb met piloten gesproken die onder vuur waren genomen door het luchtafweergeschut. Ik heb ook de grote kogelgaten gezien in de vleugels van een Frans Jaguar vliegtuig. Het was heus geen soort reuzenpicknick in het Joegoslavische luchtruim.

OK, we verloren maar twee vliegtuigen en gelukkig konden de piloten worden gered. Ik zie ook niet wat er de zin van had kunnen zijn dat de NAVO zijn piloten onnodige risico’s had laten lopen. Moesten we een soort “gelijkheid van lijden” creëren? Dat is toch een perverse gedachte?

De NAVO heeft zich in Kosovo gemengd in de interne aangelegenheden van een soevereine staat. Volgens het internationaal recht kan dat alleen als er grove mensenrechtenschendingen plaatsvinden en als er een mandaat is van een internationaal orgaan zoals de Verenigde Naties.In het geval van Kosovo waren geen van beide voorwaarden vervuld. Is hiermee geen gevaarlijk precedent geschapen?

Shea: Negentien landen hebben samen beslist deze operatie uit te voeren. Geen van hen is onder druk gezet, ieder van hen had de actie kunnen tegenhouden. Het is dus niet één land dat het recht in eigen handen heeft genomen. De NAVO heeft de Verenigde Naties ook niet buiten spel willen zetten. De Amerikanen, de Britten en de Fransen hebben wekenlang geprobeerd in de Veiligheidsraad een resolutie te doen goedkeuren, wat niet is gelukt.

Opmerkelijk is trouwens dat maar drie van de vijftien leden van de Veiligheidsraad voor de motie van de Russen hebben gestemd die de actie tegen Milosevic afwees: Rusland zelf, China en Namibië. Ook de VN-commissie voor de mensenrechten in Genève heeft de operatie goedgekeurd. En voor het optreden van KFOR hebben we nu wel een VN-resolutie. Met medewerking van Rusland. De Russen hebben ook 3800 troepen gestuurd.

Toch zijn de relaties met Rusland er erg op achteruitgegaan door de Kosovo-oorlog.

Shea: Dat is juist. Maar nogmaals: de geschiedenis is geen statisch gegeven. We blijven praten met de Russen. Nu de Russische verkiezingen achter de rug zijn, zullen ze wel snel opnieuw volledig gaan samenwerken met de NAVO.

In Kosovo is de NAVO buiten haar eigen grondgebied opgetreden. Waarom doet het bondgenootschap zoiets wel in Kosovo maar niet in Koerdistan?

Shea: Allereerst moeten genoeg landen bereid zijn tot een humanitaire interventie. Daarnaast moet de actie natuurlijk haalbaar zijn. De inzet van militaire middelen heeft niet altijd zin. Soms zijn andere middelen zoals politieke druk of economische sancties geschikter. Maar ik zou het willen omdraaien: het is niet omdat je niet overal kunt ingrijpen dat je ook niet moet interveniëren in omstandigheden waar je wel een verschil kunt maken.

Een citaat van Rik Coolsaet, hoogleraar internationale betrekkingen: “De wereldbevolking aanziet het Westen al langer voor een eigengereide gendarme die zijn eigen wetten maakt en optreedt waar en wanneer het uitkomt. Probeer maar eens aan te tonen dat dit niet waar is.”

Shea: Ik denk niet dat de westerse landen willen optreden als een internationale gendarme. Ze hebben daar de mensen en de middelen niet voor. Op papier hebben we in Europa twee miljoen soldaten. Maar toen we de troepen voor Kosovo bijeenzochten, konden we er nauwelijks 40.000 vinden, die inzetbaar waren. We hebben ook niet het gevoel dat we die rol moeten spelen. Ons koloniale verleden ligt nog te vers in het geheugen.

Hebben we een Europees leger nodig? Tony Blair vindt van wel. En hij niet alleen.

Shea: Een eengemaakt leger zoals een eengemaakte munt is nog niet voor morgen. De nationale regeringen zullen hun eigen legers nog wel behouden. Maar we moeten wel absoluut onze defensie meer in eigen handen nemen. We moeten ervoor zorgen dat we als Europeanen zelf kunnen optreden waar de Verenigde Staten nee zeggen. Daartoe moeten we rationaliseren en moderniseren.

De Europese Unie wil een snelle interventiemacht oprichten. Ziet u Europa in de komende tien jaar zonder de Verenigde Staten humanitaire interventies uitvoeren?

Shea: Natuurlijk. We hebben zelfs al kleinschalige Europese interventies gehad: in Albanië in 1997, en in Macedonië net voor de NAVO-luchtactie – om de mensen van de OVSE het land uit te krijgen. Maar voor grote operaties zullen de Europeanen de Verenigde Staten minstens blijven consulteren.

De Amerikanen reageren een beetje zenuwachtig op het Europese initiatief.

Shea: De Amerikanen houden van de NAVO, de NAVO is misschien wel de enige internationale organisatie die populair is in de VS. Maar zolang de Europeanen dit slim aanpakken en hun initiatief in Washington presenteren als een manier om de NAVO flexibeler te maken en voor de Amerikanen de last te verlichten – blijf jij maar thuis, pappie, deze keer zullen wij het oplossen -, zullen ze er wel de voordelen van inzien.

Als Rusland geen bedreiging meer vormt voor Europa, waarom moeten er dan nog atoomraketten in Kleine Brogel liggen?

Shea: Goede vraag. Er is al veel veranderd. Toen ik begin jaren tachtig bij de NAVO kwam, hadden we meer dan 7000 tactische nucleaire wapens in Europa. Vandaag zijn het er nog tweehonderd, verspreid over zes landen. Deze wapens vormen geen enkele bedreiging voor de veiligheid, het zijn geen first strike-tuigen, het zijn ook geen intercontinentale raketten die je rechtstreeks vanuit hun opslagplaatsen kunt afvuren. Maar we weten niet wat de toekomst zal brengen. Als we nu alle atoomraketten terugsturen naar de Verenigde Staten, verliezen we een afschrikkingsinstrument dat ons misschien ooit nog van pas kan komen.

Als alle Amerikaanse raketten worden weggehaald, creëer je bovendien een situatie waarbij enkele NAVO-lidstaten wel nucleaire bescherming genieten, maar de meerderheid van de lidstaten niet. Dat druist in tegen het basisprincipe van het bondgenootschap dat voor alle lidstaten de veiligheidsrisico’s dezelfde moeten zijn. De NAVO is de alliantie van de drie musketiers: allen voor één, één voor allen.

U bent als woordvoerder aan uw vierde secretaris-generaal toe. U heeft Manfred Wörner meegemaakt, Willy Claes, Javier Solana en nu George Robertson. Zijn er grote verschillen?

Shea: Ik lijk wel de Franse diplomaat Charles Talleyrand: de regimes veranderen, maar ik blijf. Mijn vier bazen waren erg verschillende karakters, ja. Maar hun functie hebben ze allemaal ongeveer op dezelfde manier uitgeoefend. Een secretaris-generaal van de NAVO heeft niet evenveel speelruimte als bijvoorbeeld de directeur van een privé-bedrijf. Het patroon ligt min of meer vast: vergaderingen voorzitten, veel reizen, consensus zoeken.

Was het een vergissing van Willy Claes om een persconferentie over Agusta te houden in het NAVO-hoofdkwartier, met het NAVO-embleem op de achtergrond?

Shea: Ik weet het niet. Laat me iets over Claes zeggen, en niet om beleefd te zijn. Ik heb graag onder hem gewerkt. Het was natuurlijk moeilijk voor mij, omdat ik iets op mijn boterham kreeg dat niets met de NAVO te maken had, maar alles met de Belgische politiek. Ik kon er ook niet veel aan doen: la justice c’est la justice. Maar Claes was een zeer harde werker die zijn dossiers altijd tot in de puntjes kende. Hij is ook tot op de laatste dag blijven functioneren. Hij moet ongelooflijk onder druk hebben gestaan, maar hij heeft nooit iets afgezegd, hij was altijd op post.

Hoeveel headhunters heeft u al op de koffie gehad?

Shea: Er zijn er een paar geweest, ik zal dat niet ontkennen. Ik sluit een andere baan ook niet volledig uit. Maar ik voel me bevoorrecht hier te kunnen werken. De inhoud van mijn werk is voor mij heel belangrijk. Andere zaken mogen meer geld opbrengen, ik ben meer geïnteresseerd in internationale politiek en Europese veiligheid dan in de verkoop van zeep of koffie of wat dan ook.

Christine Albers Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content