Het goddelijk monster

© LANDESMUSEUM FÜR KUNST UND KULTUR-GESCHICHTE, MÜNSTER/SABINE AHLBRAND-DORNSEIF

‘Eerste universele figuur in de karikatuur’, noemde kunstcriticus William Feaver hem. Voor de enen was hij een verlicht visionair en een geniaal strateeg, voor anderen een barbaarse plunderaar die dood en verderf zaaide. Over de ambigue betekenis van deze historische figuur gaat de schitterende expositie Napoleon und Europa, Traum und Trauma in Bonn.

Bénédicte Savoye, een Française die al vele jaren in Berlijn doceert, is de hoofdcurator van de expositie in de Bundeskunsthalle. Volgens assistent-curator Yann Potin van de Archives Nationales in Parijs is zij de aangewezen persoon voor deze onderneming. ‘De laatste grote tentoonstelling over Napoleon dateert van 1969, bij zijn tweehonderdste geboortedag, in Parijs. Er was toen een zodanige golf van kritiek op de allegorische herdenking dat in Frankrijk tot vandaag groot onbehagen bestaat over alles wat met Napoleon van doen heeft.’

Savoye blijkt er nu samen met de Bundeskunsthalle in Bonn in geslaagd te zijn de ban te breken. In 2005 liet Frankrijk de tweehonderdste verjaardag van de slag bij Austerlitz en de zeeslag bij Trafalgar nog zonder een krimp voorbijgaan, terwijl de Britten tien ton kruit verschoten in het bijzijn van Queen Elizabeth. Maar tijdens de voorbereiding van de groots opgezette expositie in Bonn kwamen de Franse instellingen en musea wel schoorvoetend over de brug. Meer zelfs, de tentoonstelling zal in 2012 te zien zijn in het Musée de l’Armée in Parijs, vlakbij Napoleons graf.

De expositie in Bonn is dan ook geen allegorie, de ruim vierhonderd bruiklenen zijn thematisch gegroepeerd. De entree is een evocatie van de tijdgeest aan het begin van Napoleons carrière met onder andere een replica van de steen van Rosetta en een batterij van Volta. In zijn pijlsnelle opgang en amper zestien jaar durende bewind benutte Napoleon gretig technische middelen en wetenschappelijke kennis die in de jaren na de Franse Revolutie beschikbaar waren. De expositie besteedt verderop aandacht aan de betekenis voor zijn centralistische bestuur van telegraaf en post, wegenaanleg en urbanisatie, uniformisering van rechtsregels en meeteenheden, maar in de intro moeten we het stellen met portretjes van groten die eveneens twintig waren in 1789: Alexander von Humboldt, Hegel, Hölderlin, Beethoven.

In hoofdstuk II van de expositie, dat de verering en de afschuw van kunstenaars voor Napoleon in beeld brengt, hangt een kopie van het schilderij van Jacques-Louis David waarop de zelfbewuste leider met de wapperende mantel de weg aangeeft over de Grote Sint-Bernhardpas. Het heroïsche doek beviel Napoleon zozeer dat hij vier kopieën liet maken. Toch was zijn favoriete kunstenaar niet David, maar de Milanese schilder Andrea Appiani. Naast een dozijn schilderijen en portretten, bestelde Napoleon bij Appiani ook een plafondschildering voor het koninklijk paleis in Milaan. Een kopie van deze voorstelling als Jupiter op de troon is in het museum boven de hoofden opgehangen.

Francisco Goya etst in zijn indrukwekkende reeks prenten over de gruwelen van de Franse bezetting in Spanje een zwart beeld van Napoleon. De liberale Beethoven was aanvankelijk een fervent bewonderaar, maar dat sloeg om toen Napoleon zichzelf als een rasechte autocraat tot keizer kroonde. De woedende componist zag in mei 1804 af van zijn voornemen om zijn Derde Symfonie aan de Corsicaan op te dragen. Op het schutblad van zijn manuscript heeft hij ‘Bonaparte’ in Sinfonia Grande intitolata Bonaparte zo heftig doorkrast dat er een gat in het papier achterbleef. Het werd uiteindelijk Sinfonia Eroica (Heroïsche symfonie).

Tegenover dit fragiele schutblad ligt in Bonn een ander blad met krabbels. Een partituur à la Napoleon: de vluchtig geschetste troepenbewegingen van de Slag bij Austerlitz.

Er zitten nog meer subtiliteiten in de expositie die haastige bezoekers zullen ontgaan. Maar wat niemand onberoerd zal laten, is het deel over de vele veldslagen.

Waterloo-tanden

Sinds de middeleeuwen was geen rijk groter geweest dan het Franse imperium onder Napoleon. Het was het gevolg van een gulzige veroveringsdrang, hoewel hij het zelf probeerde te legitimeren als een doordacht Europees project. In zijn ballingschap op het eiland Sint-Helena had hij daar alle tijd voor.

Na een obligate chronologische uitbeelding van de veldslagen en veroveringstochten aan de hand van prenten en schilderijen en een interactief scherm waarop men gegevens over de militaire expedities kan oproepen, komt de menselijke miserie in beeld.

In het grote schilderij van generaal Lariboisière die voor de aanvang van de slag van Borodino op 7 september 1812 afscheid neemt van zijn zoon die zal sneuvelen, wordt het lijden nog met pathos gemaskeerd. Maar in de glazen kasten daarnaast is er alleen rauwe realiteit: chirurgische instrumenten, allerlei prothesen en een blok gelatine dat de inslag van een kogel in menselijk weefsel nabootst. De onregelmatige verwondingen veroorzaakten bijna steeds dodelijke infecties en gangreen die alleen door amputaties te stoppen waren.

Aan de wand hangen onverbloemde aquarellen die een Schotse dokter-anatoom na de Slag bij Waterloo van 18 juni 1815 heeft gemaakt tijdens zijn schaarse tijd tussen de operaties door. Deze slag waarbij 55.000 doden en gewonden vielen, had ook onverwachte cynische gevolgen. Lijkenpikkers schuimden het slagveld af op zoek naar waardevolle spullen en trokken daarbij ook de intacte snijtanden uit. Tanden van doden werden al heel lang gebruikt als prothesen, maar nu werden tandartsen overstelpt met zo’n toevloed dat men sprak van Waterloo teeth. En de patiënten waren er nog trots op ook.

Massagraf

Naar schatting drie miljoen Europeanen kwamen in de napoleontische veldslagen om het leven, en honderdduizenden bleven verminkt achter. De tentoonstellingsmakers proberen een glimp te laten zien van dat niet te bevatten lijden: op de vloer ligt een grote, sinistere foto van geraamtes in het massagraf dat in 2002 werd ontdekt in Vilnius. Uniformknopen en medailles verraadden dat het om soldaten ging van Napoleons Grande Armée, die in 1812 uitgeput terugkeerden van Moskou.

Kort ervoor was Napoleon op het toppunt van zijn macht, alleen de Engelsen kreeg hij niet onder controle. Lord Nelson had hem zeven jaar eerder bij Trafalgar roemloos verslagen, een onderwerp dat in spotprenten met veel leedvermaak werd uitgewerkt. Napoleon probeerde de Britten dan maar economisch te treffen via handelsembargo’s. Maar de Russische tsaar bleef zaken doen met Engeland, ook nadat het Franse leger hem in 1807 voor de tweede keer te grazen had genomen, en dus rukte Napoleon in de zomer van 1812 uit met een nooit geziene strijdmacht. In de gelederen telde het Franse leger ook veel Spaanse, Portugese, Italiaanse, Zwitserse, Duitse, Kroatische, Poolse en Nederlandse soldaten. Doordat het Russische leger zich terugtrok, kwamen ze zonder tegenstand in Vilnius aan, in de toenmalige Russische provincie Litouwen. Ongeduldig joeg Napoleon zijn leger richting Moskou, door het uitgestrekte, hete land, waar nauwelijks water of eten te bespeuren was. Op 7 september kwam het in Borodino tot een bloedig treffen met de Russen, waarbij zeker 67.000 slachtoffers vielen zonder dat er een echte overwinnaar was. Terwijl het Russische leger zich terugtrok, marcheerden Napoleons troepen door naar Moskou en bezetten de stad. De stadscommandant liet Moskou platbranden en Napoleon wachtte op de verschroeide aarde vergeefs op de tsaar om een vredesverdrag te onderhandelen. Op 18 oktober 1812 keerde hij onverrichter zake terug en werd overvallen door de gevreesde Russische winter.

De aftocht van de Grande Armée kreeg snel het aanschijn van een zielige processie. De haveloze manschappen kregen ook af te rekenen met blitzaanvallen van de Kozakken en lieten in alle ellende hun laatste restje fatsoen varen. Om niet van honger te sterven in de sneeuw zetten ze hun tanden in een paardenkarkas om het bloed op te zuigen of ze hieuwen er een hap vlees uit. Maar naarmate het harder begon te vriezen, werden de paarden die onderweg bij duizenden stierven meteen keihard. Daarop sneden ze een lap uit de achterhand van een levend paard als de eigenaar niet oplette. In zijn boek 1812 schrijft Adam Zamoyski: ‘Door de kou voelden de dieren de pijn niet en het bloed bevroor onmiddellijk. De dieren konden het dagenlang volhouden met zulke wonden, maar uiteindelijk ging het zweren en kwam er pus uit, dat ook weer bevroor. Een andere methode was de ader van een paard open te snijden en het bloed op te zuigen of in een beker op te vangen en met gesmolten sneeuw op te warmen om een dunne pap wat voedzamer te maken. Soms werd de tong van een nog levend paard afgesneden en opgegeten. Maar het beste voedsel kreeg je door zijn buik open te rijten en het hart en de lever eruit te trekken als die nog warm waren en dat werd steeds vaker het lot van de dieren die niet verder konden en door de eigenaar werden achtergelaten.’

Later mondde de overlevingsdrang hier en daar uit in kannibalisme. De mate van ontbering was afhankelijk van waar men zich in de kilometerslange optocht bevond. De leden van de keizerlijke garde voelden de bijtende koude die tenen, oren en neuzen deed afvriezen ook, en ze zaten evengoed onder de luizen, maar ze moesten geen dagelijkse strijd leveren voor eten, drinken of een slaapplaats. Vooral de achterblijvers die geen deel uitmaakten van een regiment dat de solidariteit hoog in het vaandel droeg, hadden het hard te verduren. Maar ook zij die op 8 en 9 december eindelijk door de poort van Vilnius strompelden, waren niet buiten gevaar. Velen vervielen na weken van uitputting in krankzinnigheid, aten of dronken ineens te veel en vonden er de dood.

Maffia

Deze misselijkmakende eindscène van de Russische campagne wordt in Bonn niet geëvoceerd. Wel krijgen we droge informatie over DNA-onderzoek op de skeletten in het massagraf. Drie procent was geen achttien, de helft was tussen 20 en 25 en een kwart tussen 25 en 30 jaar. Over de menselijke ravage die de napoleontische oorlogen hebben aangericht, lezen we: ‘Het is verbazingwekkend hoe weinig historici zich tot nog toe hebben beziggehouden met het leed van een hele generatie jonge mannen rond 1800.’

Een onderwerp dat evenmin veel aandacht krijgt, is de manier waarop Napoleon een familiedynastie uit de grond stampte om zijn imperium te besturen. ‘In de stijl van de beste maffiapeetvader’, zegt archivaris Yann Potin. Natuurlijk, alle vorsten-huizen zochten door hun huwelijkspolitiek uitbreiding van invloed en bezittingen, maar Napoleon ging toch nog wat lomper te werk. Hij drong zijn broers en zussen huwelijken op en schoof ze tronen van veroverde gebieden onder hun kont. Zo weet hij zich op familiebijeenkomsten omringd met alle vazallen van Europa. Wie niet in de pas liep, was niet veilig. Dat ondervond broer Louis, vanaf 1806 koning van Holland. Voor hij in juli 1810 werd afgezet, en Nederland ingelijfd, was Lodewijk wijselijk naar het buitenland uitgeweken.

Zelf trouwde Napoleon in 1796 met Joséphine de Beauharnais, wier man onder de guillotine was gestorven. Haar dochter Hortense verenigde hij met broer Louis. Toen bleek dat Joséphine hem geen kinderen kon schenken, koos hij de achttienjarige keizersdochter Marie Louise van Oostenrijk. Zij baarde in 1811 Napoleon II, koning van Rome. In zijn aders vloeide bloed van de Duitse keizers van het Heilig Roomse Rijk en van de nieuwe Bonaparte-dynastie. De napoleontische versie van het verenigd Europa leek heel nabij.

TOT 25/4, BUNDESKUNSTHALLE, FRIEDRICH-EBERT-ALLEE 4, BONN (MA GESLOTEN); WWW.BUNDESKUNSTHALLE.DE

DOOR ERIC BRACKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content