De wereldkampioenschappen alpijns skiën hebben deze en volgende week plaats in de Andalousische Sierra Nevada. Het sneeuwt klachten van zowat alle betrokken partijen.

VORIG JAAR MOCHT zelfs de rondgang van de processie met de ?Madonna van de zeven smarten” in het dorp Pradollano niet baten. De sneeuw wou maar niet vallen in de Sierra Nevada. Zelfs de hoogste toppen van de Pico Veleta en de Mulhacen (3.478 meter) zagen er in januari en februari meer groen dan wit uit. De organisatoren van ?Sierra Nevada 95″ moesten door overmacht hun gedurende vijf jaren voorbereide WK alpijns skiën afgelasten. De FIS, de internationale skifederatie, vond niet zo meteen een plaats om uit te wijken en zo moest het WK noodgedwongen met een jaar uitgesteld worden. De FIS zag er alvast geen graten in om de Sierra Nevada voor de tweede keer als locatie aan te duiden.

Het vertrouwen van de FIS in Andalousië werd beloond. Half december volgden de eerste gunstige weerberichten vanuit de bergketen, die zich via la carretera mas alta de Europa op anderhalf van Granade bevindt. De recente winterse buien maakten het WK helemaal sneeuwzeker. Boven de achtduizend meter ligt ruim twee en een halve meter, in de aankomstzones nog altijd veertig centimeter. Mocht dat niet voldoende blijken, dan beschikken de organisatoren over de modernste sneeuwkanonnen om kunstsneeuw te maken. Nog maar één detail waart door de hoofden van de initiatiefnemers en de renners : de kwaliteit van de sneeuw. Overdag kan de temperatuur in de Sierra Nevada behoorlijk de hoogte in schieten zodat de sneeuw zijn fijne kristalstructuur niet kan behouden en veeleer in een pap verandert. Maar, opnieuw, geen paniek : indien nodig verplaatsen ze de slalom en reusenslalom naar ’s avonds, in de kou en bij kunstlicht.

Skiën in Andalousië, het klinkt nogal raar in de oren. Toch heeft de Sierra Nevada een behoorlijke skitraditie. Ruim zestig jaar geleden, in 1932, hadden er de eerste gemeenschappelijke Spaans-Andorese kampioenschappen plaats. Na de burgeroorlog werd, in 1940, de draad weer opgenomen. De echte ontsluiting van de Sierra Nevada als skigebied begon midden de jaren zestig met de bouw van de eerste skiliften en de aanleg van pistes. Vastgoedpromotoren zagen evenwel ook hun kans schoon en bouwden tot op de meest onmogelijke plaatsen hotels en appartementen. Stilaan verwierf de Sierra Nevada internationale erkenning. In 1977 werd een eerste hoogtepunt bereikt met de finale van de wereldbeker alpijns skiën voor mannen en vrouwen.

Halfweg de jaren tachtig zette de autonome Andalousische regering belangrijke stappen in de verdere op- en herwaardering van het gebied. De bouwwoede werd gekanaliseerd, de ecologisten werden gehoord, de infrastructuur klom naar het niveau van de topstations in Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland. De gevolgen bleven niet uit. In de jaren negentig organiseerden de Andalousiërs eerst de finale van de Europabeker, daarna wedstrijden voor de wereldbeker. En nu, na een eerste afwijzing van het verzoek om het WK te houden, begroet de Sierra Nevada de wereldelite van de skiërs. Ze zullen er tien wereldtitels in afdaling, Super-G, reuzenslalom, slalom en combiné verdelen.

KLACHTEN.

Het WK betekent zowat het begin van het einde van een overladen en bewogen seizoen. De start van de wereldbeker, half november in Tignes, was nog niet gegeven en er zat al een haar in de boter. De FIS besloot op de valreep om terwille van de televisie de competitiereglementen drastisch te wijzigen. In de slalom, reuzenslalom en sprintafdaling start de snelste uit de eerste reeks als dertigste vroeger als vijftiende in de tweede manche. Op dat ogenblik ligt de piste er meestal al verhakkeld bij, wat resulteert in tijdverlies voor de beste skiërs. De wedstrijdjury beloofde bij slechte pistes clementie te tonen voor de toppers, maar die streken niet over hun hart. Alberto Tomba bleef uit protest weg van de openingswedstrijd. Andere, iets mindere vedetten zoals de Sloveen Jure Kosir en de Oostenrijker Günther Mader fulmineerden ook, maar namen uit eigenbelang toch de start. Vier maanden na de invoering van de maatregel verkregen de de vedetten en zeker Tomba duidelijk al greep op het reglement. In Italië (het thuisland van Tomba) mocht de snelste van de eerste reeks in zo ongeveer alle slaloms en reuzeslaloms als vijftiende starten in de tweede reeks. Over hoe, waarom wel of niet en wanneer de reglementen worden toegepast, is nu eigenlijk onduidelijkheid de regel.

Behalve het gemor van de renners over de startorde, weerklinken de klachten van de organisatoren van wereldbekerwedstrijden, zeker in Frankrijk, over het slechte coveren op tv en de matige publieke belangstelling. Ze zijn ook vaak ongelukkig over de hen toebedeelde wedstrijden en de data voor de koersen. Het bekende Franse skistation Tignes kreeg begin november als opener van de wereldbekercompetitie nog geen vierduizend toeschouwers naar de pistes. Zorg maar eens voor sluitende budgetten als de FIS je bedenkt met louter een Super-G, op een doordeweekse dag in Maribor of Vail, met reeksen om negen en elf uur ’s ochtends. Plus dat de organisator ook de onzekerheid over het weer moet verteren. Afgelastingen en uitstellen, in Kitzbühel, Wengen en Garmisch-Partenkirchen kunnen ze er dit seizoen van meespreken. Zo ongeveer het enige wat organisatoren nog drijft, is het verwerven of behouden van naambekendheid die ze later kunnen uitspelen tegenover het grote publiek.

De renners willen vooral minder vroeg aan het seizoen beginnen. In november ligt er nauwelijks sneeuw en, belangrijker nog, zoals de kalender nu opgemaakt wordt, moeten de skiërs en zeker de allrounders zo’n 25 weken zonder onderbreking tegen een infernaal tempo van hot naar her reizen. Voorlopig staan de renners hierin een beetje machteloos. De sponsors die hen royaal vergoeden, willen natuurlijk van bij de aanvangsfase van het seizoen met hun naam in het uitstalraam. Hoe anders kunnen ze de recreant nog stimuleren tot de aankoop van kleding, bindingen, ski’s of stokken, thermisch ondergoed, handschoenen, wax, zonnebrillen, mutsen of zelfs lippenzalf ? Vooral de skifabrikanten hebben de publiciteit via hun skiërs broodnodig. De IRT ( International Racing Team), die de belangrijkste fabrikanten groepeert, maakte bij het begin van het seizoen bekend dat bij twintig van de vierentwintig aangesloten leden, het water aan de lippen stond. Faillissementen waren niet ver meer af.

SNOWBOARDEN.

Nog een grote demon bedreigt het alpijnse skiën : het snowboarden. Dat gluurde in de tweede helft van de jaren tachtig wat steels om het hoekje, maar ziet nu zijn populariteit zwellen. Snowboarden vertegenwoordigt nu al naar schatting twintig procent van de totale wintersportbeoefening. Rossignol, de marktleider in het alpijnse skiën, bouwt net als alle andere merken de produktie van ski’s lichtjes af. Het Franse merk vervaardigde dit seizoen wel vijftigduizend snowboards. Tegen 2000 moeten dat er tweehonderdduizend per jaar zijn. Nu al wordt het aantal snowboarders wereldwijd op vier miljoen geraamd. Voor 2000 rekent men op een verviervoudiging van dat getal.

Een aantal snowboarders, die zich bedreven genoeg voelden om in competitieverband geld te verdienen, groepeerde zich al vlug in de ISF, de International Snowboarding Federation. Die zette met redelijk succes een wereldbeker op poten met proeven in Japan, Amerika en Europa. Ook het IOC, het Internationaal Olympisch Comité, gelooft in snowboarding. Op de volgende Winterspelen in Nagano ’98 staan de twee disciplines alpijns en freestyle op het programma.

Al is ook in de snowboardwereld lang niet alles peis en vree. De ISF (met de beste boarders) heeft niks van doen met de FIS, de internationale skifederatie die ook een snowboardcompetitie organiseert. En net die FIS is aangesloten bij het IOC. Als er geen toenadering komt door middel van een grote financiële injectie, groeit de kans dat de beste boarders niet eens aan de Spelen deelnemen. Maar wezenlijk is ook dat de snowboarders zelf niet goed weten wat ze willen, en van deze twijfels moet het competitieskiën gebruik maken. Socio-economische studies leerden dat de snowboarder zich niet echt tot de competitie aangetrokken voelt. Zelfs het topmerk van kledij en planken Burton, dat de beste boarders onder contract heeft, weet niet goed op welk been te staan. De beste racers geven toe dat ze met het geld dat ze verdienen, niks liever doen dan in alle vrijheid gaan boarden, in de Andes, bijvoorbeeld. Aan de competitie, aan wereldbekers en Olympische Spelen hebben ze eigenlijk lak.

VOORSTELLEN.

Organisatoren, skiërs en fabrikanten koppelen ook voorstellen aan hun klachten. Slalomorganisatoren zien hun races graag ’s avonds of indoor doorgang vinden. In Sestrières wordt de slalom al twee jaar bij kunstlicht geskied. De publieke belangstelling en vooral de kijkcijfers waren gigantisch. De investering in een krachtige lichtinstallatie (24 miljoen frank) verdienden ze in Sestrières zò terug. Eind december groeide de eerste overdekte wereldbekerslalom in Wenen uit tot een succes. De slalomskiërs redeneren trouwens dat zij naar het publiek moeten komen en niet omgekeerd. Steden als Milaan en Barcelona organiseerden al demonstratieraces met de grote vedetten en dromen wellicht van een goed bijgewoond wereldbekercircuit op overdekte kunstsneeuwpistes. De slalom biedt nog andere mogelijkheden. In Amerika zijn parallelslaloms ingeburgerde spektakelnummers. De IRT hoopt dat de FIS volgend seizoen ook in Europa met dergelijke races uitpakt in het kader van een wereldbeker.

Dit seizoen zakken de mannen en de vrouwen slechts voor vijf van de negenentwintig wereldbekerwedstrijden naar dezelfde locatie af. De toeschouwers reageren enthousiast op het kleine dubbele aanbod. Het grote probleem om die gemengde races te organiseren, is het gebrek aan voldoende logies in de meeste skistations tijdens het toeristische hoogseizoen. Vlugger haalbaar is het ontdubbelen van een aantal wedstrijden. De toeschouwers vinden het leuker om skiërs twee in de plaats van één keer naar beneden te zien stormen. De afdaling is hiervoor een gedroomde koers. In Kitzbühel hadden ze dat vorig jaar al goed begrepen. Door de slechte weersomstandigheden kon alleen de grote afdaling doorgaan, maar de twee sprintafdalingen die op het programma stonden, verschijnen volgend seizoen ongetwijfeld opnieuw op de kalender. De droom van de allergrootste organisatoren bestaat echter uit een Grand-Prixcircuit zoals in de formule 1, met een beperkt aantal topraces die jaarlijks weerkeren.

Ideeën genoeg dus. Alleen moet het bestuur van de FIS inspelen op de voorstellen. En daar wringt het schoentje. Het FIS-bestuur wordt inertie verweten. Als de verpersoonlijking daarvan geldt de zeventigjarige Zwitserse voorzitter Marc Hodler. Een man die de FIS al sinds 1951 leidt en die verweten wordt de trein van de marketing gemist te hebben en de behandeling van televisierechten verwaarloosd te hebben.

FAVORIETEN.

In de Sierra Nevada is het WK ondertussen al een paar dagen bezig. Volgend weekeinde staan de eerste spektakelnummers op het programma met op zaterdag de afdaling bij de mannen, en op zondag die bij de vrouwen. De afdalers moeten zich, samen met de slalomspecialisten en een enkele allrounder, verheffen tot de vedetten van het WK. In namen vertaald en tot een kwartet herleid : Luc Alphand, Tomba, Lasse Kjus en Katja Seizinger.

De dertigjarige Fransman Alphand ontpopte zich tot dé kamikaze, want beste afdaler van het seizoen. Hij voert het WK-klassement in de afdaling aan na zeges in Vail, Val d’Isère en Garmisch-Partenkirchen. Alphand draaide jarenlang vrij anoniem mee in het circuit, maar vond vorig jaar plots zijn draai met winst in de wereldbeker afdaling. Eric Stappers, al een eeuwigheid onze beste skiër en samen met Peter Rotthier en Pierre Meauxsoone, lid van de Belgische ploeg in Andalousië, typeert Alphand als een echte ancien. ?Jaren geleden heb ik nog met hem getraind en toen sprak hij over stoppen. Maar hij heeft een enorm karakter. Hij bezat vroeger al de perfecte techniek, maar had te weinig zelfvertrouwen. Met een nieuwe trainer en dankzij een nieuwe psychologische, fysieke en medische begeleiding vatte hij verse moed. Zijn manier van skiën straalt zelfvertrouwen uit. Daardoor gaf hij ook het Franse skiën een impuls. Zijn landgenoot Sebastien Amiez staat nu zelfs boven Tomba aan de kop van de WB-slalom.” Alphand zelf ziet het WK niet als zijn belangrijkste doel. ?Als skiër wil je op een volledig seizoen beoordeeld worden. Ik hecht minder waarde aan goud op Olympische Spelen of een WK dan aan de eindzege in een wereldbeker. Dat bewijst echt dat je gedurende een heel seizoen de beste was.”

Alberto Tomba heeft al bijna alles gewonnen. Alleen WK-titel ontbreekt nog op zijn erelijst, en vormt zijn grote ambitie voor dit seizoen. In het begin van de winter skiede Tomba nauwelijks en hield hij zich meer onledig met het protest tegen de nieuwe reglementen. Rond de jaarwisseling scoorde hij een paar keer, maar in tegenstelling tot vorig jaar viel hij ook geregeld uit of moest hij het afleggen tegen Amiez, Kosir, Hans Knauss of Thoras Sykora. Tomba : ?Dit is nu al mijn elfde wereldbekerseizoen. Het publiek, de pers veroordeelt me steeds weer tot winnen. Ik geef toe dat dat zwaar begint te wegen. Maar ik piekte bewust naar het WK. Ik begon iets later met de training om eind februari de absolute topvorm te hebben. Dat ik op de drie vorige WK’s altijd wat aan de hand had, stemt me zeker niet negatief voor de Sierra Nevada.”

Lasse Kjus manifesteert zich tot nader order als beste man van het skiseizoen. De 24-jarige Noor die in Lillehammer ’94 de combiné won, tekende overal in de top present, maar tijdens de trainingen voor de afdaling in Kitzbühel kwam hij zwaar ten val. Eric Stappers : ?Er is een groot verschil tussen de Kjus van voor en na de valpartij. Kjus hield geen breuken aan zijn val over, maar verloor wel compleet het zelfvertrouwen. Eind januari hervatte hij de competitie, maar zonder goede resultaten. Vóór zijn val was hij torenhoog favoriet voor één of twee titels, nu twijfel ik eraan of hij op een podium geraakt. Wellicht concentreert hij zich op het behalen van de algemene wereldbeker, een competitie die hij aanvoert en die in maart in Lillehammer afgesloten wordt. Overigens is Kjus zo ongeveer de enige nog aanspreekbare topvedette. Op het vorige WK, in het Japanse Morioka, kwam hij nog vragen hoe wij als Belgen trainden. We mochten zelfs met de Noorse ploeg mee trainen. Dat is toch een wereld van verschil met, bijvoorbeeld, de Zwitsers en de Oostenrijkers.”

Bij de vrouwen springt er één naam uit. De Sierra Nevada moet, zeker in afdaling en Super-G, het exclusieve domein worden van de 23-jarige Duitse Katja Seizinger. Vorig jaar moest Seizinger het in de wereldbeker nog net afleggen tegen de ondertussen gestopte Vreni Schneider. Nu steekt ze werkelijk in bloedvorm. In Val d’Isère, op de laatste afspraak voor het WK, won Seizinger de drie koersen waaraan ze deelnam. Zij moet in Duitsland het totale gemis aan mannelijke topskiërs verdoezelen.

BELGEN.

Drie Belgen nemen dus aan het WK deel. Ze moeten elk tienduizend frank betalen als deelname in de onkosten. De voorbereiding van de twee ?veteranen” Rotthier, Stappers bleef tot een minimum beperkt. Na het BK, begin januari in Flaine, trok Stappers nog één keer naar het buitenland. Voorts moest hij zoveel mogelijk werkuren kloppen om toch maar aan de nodige vakantiedagen te komen. Voor hij op het vliegtuig richting Granada stapte, deed hij twee keer de nacht. Ook Rotthier werkte in de week voor het WK nog demonstraties in het acrobatisch skiën af. Stappers : ?Op de vorige WK’s skieden we echt nog voor ons klassement. Nu mag alleen Pierre Meauxsoone, die een hele winter in de sneeuw trainde, op een degelijk resultaat hopen in de combiné. Wij mogen al blij zijn dat we er bij zijn, we gaan om de sfeer te snuiven. Stephan Lacas, de vierde Belg die had moeten meegaan, blijft thuis. Er zijn nogal wat versies over zijn forfait. Sommigen vertellen dat hij geen tienduizend frank aan de federatie wou betalen en dat hij moet werken in Tignes. De officiële versie is dat hij geen afdaling wou skiën wegens te gevaarlijk. We moeten van de Belgische skifederatie deelnemen aan die afdaling, anders mochten we het hele WK vergeten. Maar in feite is dat onverantwoord. Door omstandigheden dateert mijn laatste competitieafdaling van het vorige WK, met als gevolg dat ik meer op ervaring en minder op risico’s ski. Daardoor zal ik in de plaats van drie, wellicht twaalf seconden achter de eersten eindigen.”

Stappers pompt veel energie in de begeleiding van een eigen beloftenteam. ?Daarin zit, bijvoorbeeld, Jerke Van den Bogaert. Hij doet nu de inspanningen die ik tien jaar geleden deed en trekt bijna elke weekeind naar wedstrijden in de Alpen. Eind februari neemt hij deel aan het WK voor junioren in het Zwitsers Schwyz. Hopelijk kan ik Jerke over een paar jaar in handen geven van de federatie.”

Of België gelijke tred houdt met de omringende lage landen ? ?Zeker niet met Engeland of Nederland,” constateert Stappers. ?In Nederland hebben ze een eigen skilyceum, dat samenwerkt met Paependaal. De skiërs beschikken over vijf trainers voor de begeleiding, een kinesist, dokter, eigen wagen. Ze worden betaald door de federatie en het Olympisch Comité. Ze werken samen met de Bulgaren en Roemenen en verkrijgen zo de mogelijkheden van de grotere teams. Over een paar jaar zitten hun toppers Van Es, De Man en Waerman wellicht in de buurt van de top-dertig. Wij moeten ons misschien gewoon op de kunstpistes concentreren. Zonder blozen durf ik beweren dat onze skiërs daar wel bij de absolute top horen.”

Dirk Gerlo

Luc Alphand : de kamikaze van het seizoen.

Katja Seizinger : in bloedvorm.

Alberto Tomba : ook met andere dingen dan skiën bezig.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content