De Europese Commissie dreigt met een boete en de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties bedenkt België met een B-status. Ondertussen blijven de noodzakelijke hervormingen van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding uit door communautaire twisten en politieke spelletjes.

Begin mei 2011 was minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere (CD&V) in Genève om daar voor de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties te rapporteren over de toestand van de mensenrechten in ons land. ‘Aan het einde van de debatten feliciteerden talloze delegaties België voor zijn acties om de mensenrechten te bevorderen en te beschermen’, valt daarover te lezen op de website van Buitenlandse Zaken.

Wat in hetzelfde bericht verzwegen wordt, is dat de Belgische delegatie tijdens de ondervraging met het schaamrood op de wangen moest erkennen dat er nog altijd geen concrete plannen zijn om eindelijk eens iets te doen aan de B-status van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR). Het Centrum voldoet immers niet aan de vereisten voor een onafhankelijke nationale mensenrechteninstelling die zijn vastgelegd in de Principes van Parijs.

Ons land blijft ook in gebreke ten opzichte van de Europese richtlijn uit 2000 over rassen en etnische afstamming. Over bepaalde regionale materies heeft het federale Centrum namelijk geen recht van spreken. ‘Europa heeft ons al meermaals op de vingers getikt’, zegt directeur Jozef De Witte van het CGKR. ‘De datum om die richtlijn te halen is al lang verstreken, maar om een boete te vermijden, heeft België vooralsnog geargumenteerd dat het op zoek is naar de beste oplossing.’ Volgens De Witte is dat ‘een interfederale instelling waarbinnen alle bevoegdheden behandeld kunnen worden’.

Topprioriteit

‘Interfederalisering’. Het woord is gevallen. ‘Ik heb het zelf uitgevonden’, zegt De Witte. Kort gezegd gaat het om een wet uit 1980 die de gewesten en de gemeenschappen in staat stelt om samen met het federale niveau dingen te organiseren. Onder de regering-Verhofstadt II stond de interministeriële werkgroep dicht bij een akkoord over de interfederalisering van het Centrum. ‘Maar toen kwamen de federale verkiezingen van 2007 en is het hele proces stilgevallen’, zegt De Witte. Eerst was er de uiterst moeizame regeringsvorming. Toen de regering-Leterme I in maart 2008 dan toch van start ging, werd er twee weken later op het kabinet van kersvers minister van Gelijke Kansen en Migratie Joëlle Milquet (CDH) al overeengekomen om van de interfederalisering een topprioriteit te maken.

Met de haast voor die ’topprioriteit’ bleek het nogal mee te vallen. Toen premier Yves Leterme (CD&V) op 19 december 2008, negen maanden na zijn aantreden, zijn ontslag indiende, was er pas vier dagen voordien een eerste interministeriële conferentie samengeroepen. Daar werd beslist dat er in januari 2009 een werkgroep over de interfederalisering moest worden samengeroepen. Het duurde tot mei vooraleer de werkgroep samenkwam. Op dat moment stonden de regionale en Europese verkiezingen voor de deur.

‘Het dossier zit geblokkeerd op het kabinet van Milquet’, zegt Kamerlid en hoogleraar mensenrechten Eva Brems (Groen!). ‘Iemand is ermee bezig, maar het gaat niet vooruit, ook al omdat er al lange tijd geen federale regering is.’ Verschillende deelnemers aan de interministeriële werkgroep wijzen op de totale incompetentie van de adviseur die de werkzaamheden moest leiden. ‘De vergaderingen waren nauwelijks voorbereid en verliepen bijzonder warrig, documenten werden op het laatste moment aangepast en het duurde telkens een eeuwigheid vooraleer er een nieuwe bijeenkomst werd vastgelegd.’ Op het kabinet van Milquet wenst men niet te reageren op de beschuldigingen.

In hun regeerakkoord uit 2009 gaven de Vlaamse coalitiepartners de onderhandelingen over een interfederaal orgaan oorspronkelijk nog respijt tot juni 2010. Door de val van de federale regering werd die deadline met een jaar verlengd. Intussen heeft de Vlaamse regering aangekondigd dat ze in juni 2012 wil beginnen met een eigen onafhankelijk centrum als er tegen dan geen interfederaal akkoord is.

Vlaamse kamer

Eigenaardig genoeg bestaan er over de partijgrenzen heen heel weinig principiële meningsverschillen over de interfederalisering. ‘Voor bepaalde domeinen gaat het ook louter om een formalisering van wat in de praktijk al gebeurt’, zegt De Witte. ‘Het gemeenschappelijk Steunpunt voor Armoedebestrijding is al in 1999 opgericht binnen de structuur van het CGKR. Dat is het beste bewijs dat het mogelijk is.’ Sinds juli van dit jaar hebben de deelstaten ook het toezicht op het naleven van het VN-verdrag over de rechten van mensen met een handicap toevertrouwd aan het Centrum.

Brems vindt dat De Witte de zaken misschien een beetje te rooskleurig voorstelt als hij het heeft over de loutere formalisering van de bestaande praktijken. ‘Er blijven nog veel onduidelijkheden bestaan. Maar het klopt wel dat er geen principiële bezwaren zijn en dat er een grote consensus bestaat over een interfederale instelling. De nieuwe pijler over mensen met een handicap zie ik als een soort case study. Die kan als model dienen voor de verdere interfederalisering.’

Brems is niet helemaal gerust in de rol die de N-VA speelt. Kamerlid Theo Francken, die als voormalig adjunct-kabinetschef van Vlaams minister van Inburgering Geert Bourgeois het dossier van kortbij blijft opvolgen, verklaarde de afgelopen weken dat zijn partij blijft geloven in een interfederaal Centrum. Hij voegt er echter aan toe dat hij de Vlaamse partijen veel succes wenst om Milquet aan de federale onderhandelingstafel te overtuigen van de prioriteit. Het alternatief, een onafhankelijk Vlaams Centrum, zou de N-VA uiteraard ook niet slecht uitkomen. Bij de partij heerst al jaren onvrede over de werking van het ‘ideologisch sterk gekleurde CGKR’. Een eigen Vlaams Centrum zal volgens Francken minder wereldvreemd de praktijk benaderen. Dat Jozef De Witte zich enkele maanden geleden opwierp als een van de felste criticasters van de gewijzigde vreemdelingenwet over gezinshereniging, zit Francken ook niet lekker. Hij was in het parlement een van de bezielers van de alternatieve meerderheid die de wet goedkeurde.

‘We vragen de federale overheid al jaren om een eigen kamer die bevoegd is voor de Vlaamse materies’, zegt Vlaams viceminister-president Geert Bourgeois (N-VA). ‘Voor beleidsdomeinen als huisvesting, welzijn en arbeid is dat absoluut nodig. België is al in gebreke gesteld door de Europese Commissie en we riskeren dus een boete.’ Brems vindt een aparte Vlaamse kamer geen goed idee. ‘Het is veel beter om zo’n interfederaal centrum thematisch te organiseren. Op de punten waar de juridische normen een beetje verschillen tussen de verschillende deelstaten, beschikken de juristen van het Centrum heus wel over de nodige flexibiliteit om de juiste interpretatie te maken.’

De Witte is blij dat de Vlaamse regering met haar deadline druk op de ketel zet op de interfederalisering, maar voor diegenen die dromen van een onafhankelijke regionale instelling heeft hij een duidelijke boodschap: ‘Zolang België bestaat, zal elke inwoner voor een deeltje Belg blijven en dus met de federale staat in contact komen. Bovendien heeft de burger recht op een one stop shop. De meeste mensen weten niet tot welk niveau ze zich moeten richten voor specifieke klachten of problemen. Dan is het handig als er één centrale instelling bestaat.’ Ook een aparte Vlaamse kamer binnen een interfederaal centrum draagt niet de voorkeur weg van de huidige directeur van het CGKR. ‘Wat zou de meerwaarde zijn van een Vlaamse en een Waalse kamer? Het gaat over dezelfde internationale verdragen. Ik lees dat de N-VA een betere reflectie wil van de heersende opinie in Vlaanderen. Maar het gaat toch over de universele mensenrechten? Het is veel beter en goedkoper om de expertise daarover te bundelen dan om ze te versnipperen. Bovendien bestaat België niet uit twee, maar uit zes entiteiten. Moeten die dan allemaal een aparte kamer krijgen?’

‘Een aparte kamer of een afdeling binnen het Centrum die zich bezighoudt met de regionale materies, dat maakt allemaal niet veel uit’, antwoordt Bourgeois. ‘Wat telt is dat er zich op elk domein een onafhankelijk centrum moet buigen over de mensenrechten. Ik begrijp de discussie niet zo goed. Ook voor de N-VA blijft het de eerste keuze om samen te werken en synergieën te ontwikkelen. Wij houden ons aan de Principes van Parijs en aan de VN-mensenrechten.’

India

‘Als je het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding interfederaliseert, breid het dan ineens ook uit naar een volwaardig instituut waar ook de andere mensenrechten aan bod komen’, zegt Brems. Bij de Federale Overheidsdienst Justitie is er sinds de VN-Mensenrechtenraad van mei iemand aan het onderzoeken hoe zo’n nationale instelling voor de mensenrechten er zou kunnen uitzien. Het kabinet van Vlaams minister voor Gelijke Kansen Pascal Smet (SP.A) heeft op zijn beurt bij de afdeling grondwettelijk recht van de K.U.Leuven een studie besteld die onder meer moet nagaan hoe de gelijke behandeling van mannen en vrouwen kan worden opgenomen in zo’n instituut. Bij uitbreiding moeten de onderzoekers een antwoord bieden op de vraag of het in België nuttig is om een mensenrechteninstituut op te richten en wat de pro’s en contra’s zijn van een regionale, federale en interfederale instelling. Een belangrijke vraag daarbij is wat er moet gebeuren met de zogenaamde single issue-instellingen, zoals de privacycommissie, het Kinderrechtencommissariaat of het minder bekende Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. ‘In het buitenland maken ook organen als de federale ombudsman en het Comité P deel uit van de nationale mensenrechtencommissie’, zegt De Witte.

Om kans te maken op een A-status, heeft België overigens niet genoeg aan een allesomvattend orgaan. De VN-accreditatiecommissie merkte bij de toekenning van de B-status ook op dat mensenrechteninstellingen in totale onafhankelijkheid moeten kunnen werken, en dus niet als de vertegenwoordiger van een regering. Vandaag zijn zowel de 21 leden van de raad van bestuur van het CGKR als de functionarissen benoemd door een koninklijk besluit. In de praktijk zijn het – met uitzondering van het Vlaams Belang – de partijen die op dat moment vertegenwoordigd zijn in de parlementen die om de zes jaar volgens een evenredig systeem de zetels verdelen. ‘De VN raden aan om dat systeem te vervangen door een oproep in de media naar geschikte kandidaten. Dat kunnen bijvoorbeeld mensen zijn uit ngo’s die over mensenrechten gaan of academici’, zegt De Witte. ‘Zo’n raad van bestuur zou dan de top van de commissie kunnen aanstellen,’ vult Brems aan, ‘maar het kan ook zonder een raad van bestuur. In dat geval zouden de vertegenwoordigers van het middenveld eerder optreden als adviseurs. Zij kunnen daarnaast de selectie doen van de commissieleden die het dagelijks bestuur vormen. Een kinderrechtencommissaris zou daar deel van kunnen uitmaken.’

Wat we volgens Brems in elk geval moeten vermijden, is dat de politiek zich gaat moeien met de inhoudelijke koers van de mensenrechtencommissie. ‘Ik weet wel dat het budget altijd van de overheid zal moeten komen en dat de bevoegde ministers dus een wapen in handen blijven hebben. Maar het is niet aan de regering om te zeggen wat moet worden aangepakt. Vandaar dat ik ook zo gedegouteerd was toen eerder dit jaar in het Vlaams Parlement de afschaffing van het Kinderrechtencommissariaat ter sprake kwam.’

Tot slot hoopt Brems dat er na al die jaren van gemiste kansen eindelijk overeenstemming kan worden gevonden. ‘We mogen ons niet verschuilen achter de communautaire hindernissen. Een tijdje geleden had ik tijdens een vergadering in het federale parlement een Australische expert uitgenodigd die overal ter wereld nationale mensenrechtencommissies had helpen oprichten. Toen iemand van de aanwezigen zuchtte hoe moeilijk de Belgische staatsstructuur het wel maakt om zo’n instelling op te richten, antwoordde hij: ‘Ik heb al mensenrechtencommissies opgericht in landen met een ingewikkeldere structuur. India bijvoorbeeld, was ook geen lachertje.’

DOOR HANNES CATTEBEKE

‘Wat zou de meerwaarde zijn van een Vlaamse en een Waalse kamer? Het gaat over dezelfde internationale verdragen.’

Directeur Jozef De Witte

‘We vragen de federale overheid al jaren om een eigen kamer die bevoegd is voor de Vlaamse materies.’

Geert Bourgeois (N-VA)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content