Na de Eerste Wereldoorlog schipperde Jules Destrée tussen zijn wallingantische verleden en zijn Belgische patriottisme. Een laatste poging om het Belgische huis recht te houden, was het Belgische Compromis dat hij in 1929 sloot met zijn partijgenoot en vriend Camille Huysmans.

De Brief aan de koning van Jules Destrée maakte de Vlamingen duidelijk dat het cultuurflamingantisme zijn tijd had gehad. Ook hier zou de Eerste Wereldoorlog de definitieve omslag tot stand brengen. Want voor de Vlamingen was het na de oorlog al snel duidelijk dat koning Albert een aantal beloften niet zou nakomen.

Volgens historicus Lode Wils zette Albert, gebruikmakend van zijn naoorlogse prestige, de opeenvolgende regeringen onder druk om maar niet toe te geven aan de eis voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit en van het leger. Volgens Wils brachten het optreden van koning Albert en zijn Franstalige politieke vrienden een beslissende slag toe aan de gehechtheid van de Vlamingen aan de Belgische natiestaat.

Al zijn er historici die de stelling van Lode Wils tegenspreken, toch blijft de vaststelling dat tal van Vlamingen, zoals historicus Frans-Jos Verdoodt schreef, als Belgische patriotten naar de oorlog vertrokken en als flaminganten terugkeerden.

Jules Destrée had de oorlog in het buitenland doorgebracht, vooral in Italië en daarna in Rusland, Japan en China, ver van het politieke gekonkel achter het front en in het Franse Sainte-Adresse bij de havenstad Le Havre, waar de Belgische regering zich had teruggetrokken.

Na de Duitse inval was Destrée uit Charleroi vertrokken naar Sainte-Adresse en vandaar naar Londen. Na een kort verblijf in Parijs waar hij zich over de uitgeweken Belgische kunstenaarskolonie ontfermde, werd hij door de regering naar Italië gestuurd, aanvankelijk om er Belgische kunstwerken die naar de Biënnale van Venetië waren gebracht te recupereren, maar algauw ook om de Italianen te overtuigen de oorlog te verklaren aan Duitsland.

Nadat Italië in 1916 in de oorlog stapte, werd Destrée in augustus 1917 naar Rusland gezonden. Zijn verblijf, door hem beschreven in Les fondeurs de neige, was van vrij korte duur. Hij ontmoette er premier Alexander Kerensky die wat later door de Oktoberrevolutie van de bolsjewieken aan de kant wordt gezet. Waarna hij de nieuwe machthebbers ontmoette. Een van hen was Leon Trotski met wie hij een vinnige discussie voerde over de vrede die de Sovjets snel met de Duitsers wilden sluiten. Wat later zat hij tegenover de minzame Anatoli Loenatsjarski, volkscommissaris voor Opvoeding, Wetenschappen en Voorlichting.

Nadat de bolsjewieken de vrede van Brest-Litovsk tekenden, werd Destrée door de regering weggeroepen en naar Japan en China uitgestuurd.

Pas in februari 1919 was Destrée opnieuw in Marcinelle. Net op tijd om zijn jongere broer Georges-Olivier terug te zien met wie hij een bijzondere band onderhield.

In 1898 was de dichterlijk aangelegde George-Olivier, die graag in kringen rond de Engelse prerafaëlieten vertoefde, ingetreden bij de benedictijnen in Maredsous.

Van Maredsous trok Dom Bruno, zijn monnikennaam, als begeleider van novicen naar het pas opgerichte studiehuis van de benedictijnen op de Leuvense Keizersberg, waar hij op 30 oktober 1919 overleed.

Het verlies van zijn broer was een klap voor Jules Destrée. De begrafenis op Allerzielen op het wit berijmde kerkhof van Vlierbeek – in 1940 werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar de tuin van de abdij van Keizersberg – was dan ook een bijzonder aangrijpende gebeurtenis.

Een maand later werd Jules Destrée minister van Wetenschappen en Kunsten bevoegd voor Onderwijs in de regering van nationale eendracht geleid door de katholiek Léon Delacroix. En dat na de eerste naoorlogse verkiezingen volgens het algemeen enkelvoudig stemrecht, waarbij de katholieken hun volstrekte meerderheid verloren.

Destrée bleef op post nadat Delacroix werd vervangen door Henri Carton de Wiart, een oude bekende en vriend ook van de net overleden Dom Bruno.

Na 22 maanden ministerschap nam Destrée samen met de andere socialistische ministers ontslag, als gevolg van een incident met partijgenoot en minister van Openbare Werken Edward Anseele. Die had in La Louvière een manifestatie bijgewoond van pacifisten die daar de Belgische driekleur nogal onheus hadden behandeld.

Maar in zijn ministerperiode had Destrée onwaarschijnlijke activiteit ontplooid. Hij bracht de schoolplicht op 14 jaar, zorgde voor medisch onderzoek op school, de oprichting van het Fonds der Meerbegaafden, de hervorming van de normaalscholen, de uitbouw van openbare bibliotheken alsook de oprichting van de Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique, naar het voorbeeld van de Vlaamse Academie.

Na zijn ontslag verliet Destrée Marcinelle. Hij vestigde zich in de Brusselse Miniemenstraat, een van de oudste straten van de hoofdstad die nog steeds de grens vormt met de volkse Marollenbuurt.

Na de oorlog al had Destrée ontslag genomen uit de Assemblée wallonne die gaandeweg een soms nukkige maar wel defensieve koers ging varen.

Zijn Brief aan de koning heeft Destrée nooit verloochend. Alleen wilde hij voortaan het regionalisme aanwenden om België te redden. Het Belgische Compromis dat hij in 1929 sloot met partijgenoot en vriend Camille Huysmans, was zijn ultieme poging daartoe.

In de loop van 1932 verscheen een bijdrage van zijn hand in de krant Le Soir waarin duidelijk werd dat hij alvast een taalgrens had getrokken, want hij schreef: ‘ Door te eisen dat alle burgers in hun taal bestuurd worden, blijven wij trouw aan de vrijheid die in de Grondwet wordt verkondigd. Wie de tweetaligheid wil opleggen, wijkt onherroepelijk af van de liberale geest van 1830.

Maar, zo zal men dan zeggen, wat moet er gebeuren met de burgers die in Vlaanderen Frans spreken? Ik antwoord dat ik hen niet zal tegenhouden. Maar wat ik niet aanvaard is dat zij beweren dat zij in Vlaanderen enkel en alleen Frans spreken. Op zo’n manier minachtend afwijken van het milieu waarin men leeft, of weigeren contact te maken met het volk, dat staat mij niet aan. Zij mogen Frans spreken zoveel zij willen, maar zij moeten Vlaams begrijpen. En ten overstaan van de administratieve overheid moeten zij hun zeg maar doen in de taal van de overgrote meerderheid.’

Toen hij op 2 januari 1936 overleed, was de rol van Destrée in de BWP uitgespeeld. Zijn begrafenis in Marcinelle was wel een manifestatie van het militante wallingantisme.

De figuur van Destrée werd de voorbije jaren door enkele historici onder het schuurpapier gelegd. Hij werd postuum van antisemitisme beticht, omdat hij destijds had geweigerd, zoals aanvankelijk ook de Franse socialisten, Alfred Dreyfus te steunen, ‘omdat het hier een afrekening onder bourgeois betrof’. Een fout die Destrée later ook ootmoedig zou toegeven.

Het is veelzeggend dat deze hetze onder historici haast onopgemerkt bleef. Eerder dit jaar organiseerde het Institut Jules Destrée in Luik een colloquium rond de honderdste verjaardag van de publicatie van de Brief aan de koning. Ook die bijeenkomst kreeg in de media nauwelijks weerklank.

Wie vandaag in Charleroi het Musée Jules Destrée op de derde verdieping van het stadhuis wil bezoeken, moet wachten tot een begeleider wordt gevonden. Doorgaans blijven de deuren van het museum dicht, bij gebrek aan geïnteresseerden.

En dat is vreemd. Want niet alleen is Jules Destrée de grote instigator van het huidige artikel 1 van de Belgische Grondwet – ‘België is een federale staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten’. Zelfs de naschokken veroorzaakt door de brief die hij in 1912 aan koning Albert richtte, zijn haast dagelijks te voelen in de Brusselse Wetstraat.

RIK VAN CAUWELAERT, ILS NOUS ONT PRIS LA FLANDRE!’. WAALS SOCIALISME EN BELGISCHE ILLUSIES. VAN JULES DESTRÉE TOT ELIO DI RUPO, PELCKMANS UITGEVERIJ, 2012, 136 BLZ., 13,50 EURO (ISBN 978-90-289-6832-5)

HET BOEK WORDT OP 19 SEPTEMBER VOORGESTELD IN BRUSSEL.

door Rik Van Cauwelaert

Destrée heeft zijn Brief aan de koning nooit verloochend.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content