45 miljoen mensen in de wereld lijden aan alzheimer en hun aantal neemt jaarlijks nog toe. Uitgebreid onderzoek heeft voorlopig geen doeltreffende medicatie opgeleverd. Daarom vindt een groeiend aantal wetenschappers het nodig om het geweer van schouder te veranderen en de oorzaak niet langer te zoeken in de hersencellen zelf, maar in de verbindingen tussen hersencellen. ‘We hebben de complexiteit van de ziekte onderschat.’

Afhankelijk van het perspectief was het glas in 2014 halfvol of halfleeg’, meldt de website Alzforum in haar jaaroverzicht over de voortgang in het alzheimeronderzoek. De opsomming van mislukte klinische tests maakt duidelijk dat onze hersenen zich niet zomaar zullen laten bijsturen door medicatie, of laten corrigeren op wat wij als fouten beschouwen. Onderzoekers kibbelen ondertussen over de vraag welke eiwitten een cruciale rol kunnen spelen om tot een doeltreffende behandeling te komen.

Wereldexperts zoals Bart De Strooper van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) en de KU Leuven hekelen bovendien het ongeduld van de farmaceutische bedrijven. Die zouden het liefst morgen een grote doorbraak zien, terwijl het veel tijd vergt om te begrijpen wat er misgaat. Alzheimer kan uiteenlopende oorzaken hebben: niet alleen de afbraak van hersencellen, maar ook storingen in het netwerk van cellen kunnen tot dementie leiden.

Elk jaar komen er in de wereld bijna acht miljoen alzheimerpatiënten bij, dat is één per vier seconden. Er zijn nu 45 miljoen alzheimerpatiënten in de wereld. De verwachting is dat het er in 2050 meer dan 135 miljoen zullen zijn.

Doordat de alzheimeronderzoekers verschillende sporen volgen, blijft de noodzakelijke grootschalige coördinatie uit. Lange tijd werd er gefocust op het eiwit beta-amyloïd, dat in de hersenen zogenaamde ‘plaques’ of eiwitophopingen kan veroorzaken die met alzheimer worden geassocieerd. Helaas is er ondanks diepgravend onderzoek nog altijd geen doorbraak in de strijd tegen het eiwit en zijn plaques. Een groeiend aantal wetenschappers vindt het daarom raadzaam om het geweer van schouder te veranderen en zich te focussen op het eiwit tau, dat tot verwarrende verbindingen tussen hersencellen leidt die ook met alzheimer in verband worden gebracht. Het ene onderzoek spitst zich dus toe op wat er in de hersencellen gebeurt, het andere op wat er tussen de hersencellen misloopt.

Consortium van 35 laboratoria

Hoe vroeger alzheimer wordt opgespoord, hoe groter de kans dat de ontwikkeling van de symptomen vertraagd kan worden – al blijft genezing een stap te ver. Half januari kondigde een consortium van 35 laboratoria uit de industriële en de academische wereld aan dat de Europese Commissie 64 miljoen euro vrijmaakt voor de ontwikkeling van innovatieve behandelingen voor de preventie van de ziekte van Alzheimer. ‘Dit project heeft talloze voordelen in vergelijking met de huidige aanpak’, zegt coördinator Serge Van der Geyten van het Belgische Janssen Pharmaceutica, dat voortrekker is in het consortium. Het wil nieuwe middelen ontwikkelen om de diagnose te vergemakkelijken en de zoektocht naar geneesmiddelen beter te kunnen sturen. Snelle besluitvorming en intense samenwerking zijn sleutelbegrippen.

Maar niet iedereen is onder de indruk. ‘Het is niet de eerste keer dat grote bedrijven en academische instellingen zoiets opzetten’, stelt De Strooper. ‘Ze maken veel tamtam om geldstromen los te krijgen. Maar ik vrees dat het niet de netwerken zullen zijn die het verschil gaan maken. Het zal van individuele doorzetters komen, zoals vaak het geval is in medisch onderzoek.’

Janssen Pharmaceutica ging onlangs ook een samenwerking aan met het Zwitserse bedrijf AC Immune, voor de ‘ontwikkeling en commercialisering van nieuwe therapeutische vaccins tegen het tau-eiwit voor de behandeling van alzheimer en verwante ziektes’. Emeritus-hoogleraar Fred Van Leuven van de KU Leuven ligt mee aan de basis van de tau-aanpak. Hij was aan de universiteit een concurrent van De Strooper, die zijn loopbaan wijdt aan het beta-amyloïd. Beiden zijn er heilig van overtuigd dat ze op het juiste traject zitten – wat niet anders kan als je de wetenschappelijke top wilt bereiken.

Van Leuven is scherp in zijn analyse van de stand van zaken: ‘Het alzheimeronderzoek wordt nog steeds gedomineerd door genetische gegevens van een beperkt aantal families, die evenwel een steeds twijfelachtiger relevantie hebben voor de zogenaamd sporadische vormen van de ziekte die u en ik kunnen krijgen als we ouder worden, terwijl die veel frequenter zijn dan de genetisch bepaalde. Ik zeg bewust ‘vormen’, want het is duidelijk dat er niet één ziekte van Alzheimer is, maar een pakket van ziektebeelden. Onze kennis over beta-amyloïd is de laatste kwarteeuw enorm toegekomen, maar ze heeft niet tot een doorbraak geleid in het alzheimeronderzoek. Integendeel, er is een stroom van uitsluitend negatieve klinische en farmacologische testresultaten.’

Van Leuven vat samen wat hij uit het amyloïdonderzoek geleerd heeft: ‘Het minste wat in de hersenen fout loopt, kan schade veroorzaken. Maar we weten nog altijd niet waarom dat zich soms uit als alzheimer, en ook niet waarom de ziekte zich meestal pas op latere leeftijd manifesteert. De zeldzame gevallen waarin de ziekte zich al op vrij jonge leeftijd voordoet, zijn waarschijnlijk puur amyloïd-gedreven. Maar men twijfelt er steeds meer aan of dat ook zo is als de ziekte op latere leeftijd tot uiting komt. De mislukte therapeutische ingrepen ondersteunen het belang van het onderzoek naar tau en andere sporen die nog minder goed afgelijnd zijn. We hebben uit onderzoek van tau-ziekten geleerd dat eenzelfde oorzaak verschillende gevolgen kan hebben, en omgekeerd, dat eenzelfde symptoom verschillende oorzaken kan hebben. Het is een complexe situatie.’

Gigantische markt

Bart De Strooper reageert sceptisch op het pleidooi voor het tau-eiwit: ‘Het alzheimeronderzoek laat zich te veel leiden door modetrends: nu eens moet de rok maxi zijn, dan weer mini. Ik krijg het ervan op mijn heupen dat tau nu plots als dé oplossing naar voren wordt geschoven. Er is te weinig basiskennis over het tau-eiwit beschikbaar, zodat we nauwelijks begrijpen wat het doet. We zullen goed moeten kijken naar elke individuele patiënt en de therapie aanpassen aan wat we in zijn of haar hersenen vinden. Net zoals nu al gebeurt bij de behandeling van kankers. Het is aannemelijk dat een bepaalde behandeling bij de ene patiënt meer succes zal hebben dan bij de andere, net als met de strijd tegen een te hoge cholesterol het geval is.’

Vorig najaar veroorzaakte De Strooper ophef toen hij in het vakblad Cell ervoor pleitte om het onderzoek naar de amyloïdcyclus niet op te geven, ondanks de tegenvallende resultaten. ‘Pessimisme is geen antwoord op de nood van patiënten’, stelt De Strooper. Een belangrijk punt in zijn analyse is dat farmaceutische bedrijven veel te snel klinische tests starten, nog voor goed en wel begrepen is wat een eiwit precies doet. De markt voor het eerste succesvolle geneesmiddel tegen alzheimer is natuurlijk gigantisch, dus is de druk enorm. ‘Het ongeduld en het gebrek aan begrip voor de moeilijkheden van wetenschappelijk onderzoek zijn grote problemen’, legt De Strooper uit. ‘De Amerikaanse war on cancer werd gelanceerd in de jaren 1960, maar pas de laatste jaren worden de vruchten geplukt van een onderzoeksinspanning die al meer dan een halve eeuw wordt volgehouden. De budgetten die tot dusver in de strijd tegen kanker zijn ingezet, moeten gecumuleerd honderden, zo niet duizenden keren groter zijn dan wat er voor het onderzoek naar alzheimer is vrijgemaakt.’

De Strooper goochelt met cijfers om zijn punt te maken. In 1969 verschenen er 20.000 wetenschappelijke publicaties over kanker en amper twee over alzheimer. In de belangrijkste wetenschappelijke medische databank zitten nu meer dan drie miljoen papers over kanker, tegen 78.000 over alzheimer. ‘In feite kun je pas de laatste vijf jaar spreken van een stroom literatuur over alzheimer’, besluit De Strooper, ‘en dat voor een ziekte die minstens even complex is als kanker. Alzheimer is een jong veld in de geneeskunde, en ik vind het ongelofelijk hoeveel we er met relatief beperkte middelen over te weten zijn gekomen. Ik weet dat veel van mijn collega’s het nu bon ton vinden om pessimistisch nieuws uit te bazuinen, maar ze missen historisch perspectief.’

Risicofactoren zoeken

Gematigd positief is De Strooper over het genetisch alzheimeronderzoek, dat ook steeds meer kritiek krijgt wegens twijfelachtige relevantie. Het ligt aan de basis van de amyloïdkettingreactie waarvan hij zijn levenswerk maakte: ‘Het genetisch onderzoek heeft tot een enorme stroomversnelling geleid, omdat het aangaf waar het mechanisme van de ziekte lag. Nu is het toegespitst op het vinden van zeldzame genen die maken dat sommige mensen drie tot vier keer meer kans op alzheimer hebben dan andere. Vorig jaar zijn er twee van zulke genen gevonden. Ook dat kan nuttig zijn om te begrijpen wat er gebeurt in het hoofd van dementerende mensen.’

Christine Van Broeckhoven van het VIB en de Universiteit Antwerpen verwierf wereldvermaardheid door het opsporen van genetische eigenschappen die onder meer het blootleggen van de amyloïdcascade mogelijk maakten. Zij heeft nu haar bedenkingen bij die aanpak: ‘Wetenschappers hebben te veel nadruk gelegd op het biologische aspect van de ziekte en te weinig rekening gehouden met de complexiteit van onze hersenen én van de ziekte zelf. Vanaf de ontdekking van de rol van het amyloïdeiwit is het de dominante hypothese voor onderzoek geworden, maar tot op vandaag heeft dat geen echt resultaat voor medicatie opgeleverd. Te veel wetenschappers blijven hardnekkig deze aanpak verdedigen, al was het maar omdat ze banden hebben met bedrijven die in dat domein actief zijn.’

Van Broeckhoven pleit ervoor dat mensen zelf bijdragen tot de strijd tegen de ziekte door actiever en gezonder te gaan leven – de preventieve aanpak dus: ‘Ik denk niet dat we alzheimer ooit zullen kunnen genezen, omdat de grootste risicofactor om de ziekte te krijgen veroudering is. We zullen het ziekteproces wel kunnen vertragen, zelfs in die mate dat het aantal mensen met dementie sterk zal dalen. Dat zal het gevolg zijn van preventie en van ondersteunende medicatie die inwerkt op het verouderingsproces, inbegrepen de aftakeling van de hersenen. Qua preventie zijn er gegevens die aantonen dat mentaal en lichamelijk actief blijven helpt om weerstand te bieden tegen de ontwikkeling van de symptomen. In de groep van babyboomers is vastgesteld dat gezond leven de gemiddelde aanvangsleeftijd van dementie met vijf jaar uitstelt. Dat legt de klemtoon op preventie.’

DOOR DIRK DRAULANS

Elk jaar komen er in de wereld bijna acht miljoen alzheimerpatiënten bij, dat is één per vier seconden.

Sommige mensen hebben genen die maken dat ze drie tot vier keer meer kans op de ziekte van Alzheimer hebben dan anderen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content