De clan Halévy liet zijn sporen na, vier generaties Franse cultuurgeschiedenis.

TWEE EEUWEN, vier generaties, één familie : Halévy. Vaak geschilderd, vaak beschreven, door Edgar Degas, door Marcel Proust. Voor de duchesse de Guermantes stond tante Geneviève Bizet-Straus model. Degas schilderde Ludovic, de Voltairiaanse (dixit Nietzsche) librettist van Jacques Offenbach. Een van de bekendste portretten heet ?Portrait d’Amis? uit 1879. Een man in lange zwarte jas en buishoed leunt nonchalant en zelfzeker op een wandelstok. Achter hem een zeer heldere achtergrond, zodat je daar de scène situeert. Hij praat met een man die half verborgen is achter een houten paneel, iedereen herkende hem als Boulanger-Cavé, de officiële censor voor theater. ?Sérieux dans un endroit frivole?, zo klinkt het gesprek. De censor is vriend aan huis. Beide kennen het grote spel.

Ludovic was ook topambtenaar (tijdens het Second Empire hoofdredacteur van het staatsblad) en vertrouweling van le duc de Morny, kleinzoon van Tayllerand, halfbroer van Napoleon III en het tweede personage van het land. Ludovic schreef samen met Morny libretto’s voor de keizerlijke uitjes. De spot die Offenbach-Halévy met het regime dreven kwam rechtstreeks vanuit het hart van het Keizerrijk !

Zo’n beeld zou Toulouse-Lautrec enkele jaren later al niet meer kunnen vastleggen : het was te geraffineerd, zowel de situatie als de plaats van waaruit Degas alles had kunnen zien. Zo ingewijd en zo ironisch zou niemand meer kunnen zijn. Wanneer later Jacques-Emile Blanche de officiële schilder wordt van de derde generatie Halévy, is zijn lezing van situaties en verhoudingen charmant maar ontdaan van het diepe sociaal-politieke inzicht.

Met het doek van Degas zijn meteen ook de beide passies van de clan aangegeven : muziek-theater en sociaal-politieke theorie. Twee broers verdelen in iedere generatie die twee passies onder elkaar. Maar ook wie voor de scène werkt, doet dat met een onthullend oog voor politiek, en wie theorie schrijft, verliest de esthetische begeestering niet uit het oog. Op beide terreinen speelt het bewustzijn van de sociale zeden een essentiële rol.

Deze heren kennen het ernstige spel. Hun rol is nooit provocerend of extremistisch : integendeel, ze verdedigen het bestaande, voelen zich bevoorrecht in hun klasse, kennen geen rancune. Ironie, een anglofiele reserve, een grote belangstelling voor de wereld, maar ook een scherp besef van de kwetsbaarheid van het sociale weefsel. Tenslotte kwam de oervader, Elie Levy, op het einde van de achttiende eeuw naar Frankrijk : joden werden er immers burgers. Maar een eeuw later zou de affaire Dreyfus diepe wonden slaan, zeker bij de Halévy’s. Hun intieme huisvriend Degas koos immers het andere kamp.

PARANOIA.

Drie generaties : Léon en Fromental. De eerste schrijft en is een aanhanger en uitgever van de sociale filosoof Saint-Simon. De tweede componeert het drama van religieuze intolerantie ?La Juive? een immens, nu volledig vergeten succes. Het is de romantische generatie. Léon heeft twee zonen : een bastaardzoon, Anatole Prévost-Paradol en Ludovic. Anatole is politicus en een virulent tegenstander van het Tweede Keizerrijk. Ludovic is de zuiverste incarnatie ervan. Ten slotte zijn er de twee zonen van Ludovic : Elie, politiek filosoof met een zeer Britse carrière, en Daniël, de eigenzinnige schrijver, estheet en memoralist, vriend van Proust en Péguy. Daniël wijdde zijn laatste boek aan het voor hem perfecte karakter : Degas.

De Halévy’s zijn des radicaux verlichte burgers die vertrouwen in de vooruitgang, ook in de emancipatie van de kleine lieden. De clan die toch tot de toplaag behoort, kent geen sociale paranoia : socialisme lijkt een evident ideaal, maar het moet worden aangevuld met een sterk besef van de individuele rechten. Engeland is wat dit laatste betreft een permanente inspiratiebron. Elie schrijft een monumentale geschiedenis van het land : het protestantisme is voor hem, net als voor Max Weber, de basis van de nieuwe zeden.

Taal is de basis van hun sociale succes, maar ook van hun familiaal klimaat. Hier leeft tot in de perfectie een toon van de Franse cultuur die uniek is : speels en ironisch, wars van ?grote woorden? en rethoriek, terughoudend in emoties. De scherpe beschrijving verbergt maar impliceert terzelfdertijd pathos. Er heerst een dubbelzinnigheid omdat er altijd veel standpunten zijn tegenover een situatie (denken we maar aan de standpunten van Degas). Een moraal zonder illusies is gefascineerd door de schakeringen van het leven, maar ook door de mogelijkheden om dat complexe in een gebalde kortsluiting samen te vatten. Flaubert, Manet, Degas, Offenbach doen niets anders. Dit is de mooiste incarnatie van de moderniteit.

De volgende generatie stelt alles ter discussie : de Belle Epoque huldigt een nieuwe sensualiteit, ondervraagt het bewustzijn zelf, maar vindt naast het raffinement van haar speculaties ook een almaar luider extremisme. Het evenwicht is verbroken.

Dirk Lauwaert

?La Famille Halévy (1760-1960)?, in het Musée d’Orsay, tot 23/6. ?Offenbach?, in het Musée d’Orsay, tot 23/6.Daniël Halévy, ?Degas parle?, Editions de Fallois, 278 p. (een eerste uitgave verscheen in 1960, nu ligt de verbeterde versie in de boekhandel).

Daniël Halévy gefotografeerd door Edgar Degas : speels en ironisch, wars van grote woorden en rethoriek.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content