Op zondag 17 december kiest Haïti een president. De uitslag ligt van tevoren vast.

DE CAMPAGNE baadt in een wat onwezenlijke sfeer. Om te beginnen, dachtiedereen dat de presidentsverkiezingen zouden worden uitgesteld. Net als de parlements- en gemeenteraadsverkiezingen, die eraan voorafgingen en met vertraging plaats hadden. Maar de voorziene datum, 17 december, bleef gehandhaafd. Daardoor startte de verkiezingscampagne rijkelijk laat en was ze slecht voorbereid. Toch meldden zich veertien kandidaten.

De grote afwezige is president Jean-Bertrand Aristide zelf. Volgens de nieuwe Haïtiaanse grondwet van 1987 màg hij geen kandidaat zijn. De vroegere diktators François en Jean-Claude Duvalier, alias Papa Doc en Baby Doc hadden zich uitgeroepen tot president-voor-het-leven. In de dertig jaar van hun regime beheerden ze het land als een familiebezit. Na de val van Baby Doc op 7 februari 1986, werd dan ook bepaald dat een president zichzelf niet kan opvolgen.

Het doet niettemin vreemd aan dat Aristide geen kandidaat is voor zijn eigen opvolging. Om de eenvoudige reden dat het Haïtiaanse volk niets liever zou willen. De muren van de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince schreeuwen het uit : “Wij onderhandelen niet over die drie jaar”. Die drie jaar slaat op de periode die Aristide in ballingschap doorbracht. Eind 1990 werd Aristide met een zeer ruime meerderheid tot president verkozen. Geen acht maanden na zijn ambtsaanvaarding, op 7 februari 1991, gooiden de militairen hem omver. Na die staatsgreep ging in Haïti het licht weer uit en de internationale gemeenschap deed er drie lange jaren over om de militairen welgeteld 7.000 manschappen of één promille van de bevolking ervan te overtuigen de macht weer uit handen te geven. Pas nadat de Verenigde Staten inzagen dat een oplossing zonder Aristide niet mogelijk was, zette Washington een militaire invasie op het getouw. Junta-leider generaal Raoul Cédras en zijn aanhangers plooiden. Zo lag de weg open voor een vreedzame invasie onder Amerikaanse supervisie, die Aristide terug aan de macht bracht.

In ruil heeft die ongetwijfeld een en ander moeten beloven. Onder meer om af te zien van een verlenging met drie jaar van zijn mandaat, want één zaak staat vast : bij de VS heeft Aristide nooit in een goed boekje gestaan. Nu had Aristide wel al enkele keren formeel gesteld te zullen aftreden, maar wat is zo’n uitspraak waard ? Toen hij enkele maanden voor de verkiezingen van december 1990 in België neertreek, streed hij met klem af dat hij een gooi zou doen naar het presidentschap. “Ik lijd niet aan presidentitis, ” luidde het toen ferm op een perskonferentie in Brussel. Enkele weken later kwam het bericht dat hij zich toch kandidaat had gesteld. Onder druk van het volk en om een terugkeer van het Duvalierisme te voorkomen, legde Aristide uit. In de huidige omstandigheden kan hij die argumenten net zo goed bovenhalen. Tijdens een vierdaagse “nationale dialoog” schonk Aristide eind november nogmaals troebele wijn in verband met zijn persoonlijke plannen en ambities. Pas nadien, amper enkele weken voor de verkiezingen, verstrekte hij duidelijkheid. In een interview met het Creoolse blad Libeté (Vrijheid) verklaarde Aristide formeel dat hij op 7 februari 1996, precies vijf jaar na zijn ambtsaanvaarding, aftreedt.

PRIVATIZERINGEN.

Aristide hoeft zich eigenlijk ook niet verkiesbaar te stellen. Zijn populariteit en zijn politieke invloed in Haïti wegen nu zo zwaar door dat hij, ook zonder president te zijn, nog vele jaren zijn stempel op het beleid zal drukken. Het volstaat dat hij, eventueel met een ommetje via de hem steunende Lavalas-koalitie, zijn steun betuigt aan een kandidaat om er zeker van te zijn dat die verkozen wordt. Dat bleek onlangs nog bij de parlements- en lokale verkiezingen, die op alle niveaus uitdraaiende op een verpletterende meerderheid voor Lavalas. Zodus, sinds die koalitie haar steun uitsprak voor de kandidatuur van René Préval, is het debat dan ook zo goed als beslecht. Préval, een landbouwingenieur die nog in België studeerde, was overigens premier van februari tot september 1991. Een oude “compagnon de route” van Aristide dus.

Indien Préval inderdaad op 7 februari 1996 zijn intrek neemt in het hagelwitte presidentiële paleis in het centrum van Port-au-Prince, erft hij alvast het zeer netelige privatizeringsdossier. Als pasmunt voor Aristides terugkeer diende ongetwijfeld ook de belofte van gehoorzaamheid aan de diktaten over privatizering van de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds (IMF). Ex-premier Smarck Michel beet er zijn tanden op stuk. Toen het volksprotest tegen zijn verregaand privatizeringsprogramma hoog oplaaide, weigerde Aristide hem nog politiek te dekken, waarna Michel alleen nog maar ontslag kon nemen. Claudette Werleigh, tevoren minister van Buitenlandse Zaken, volgde hem op en werd de eerste vrouwelijke premier in de Haïtiaanse geschiedenis. Zal zij het privatizeringsprogramma doorzetten ? Haar voorganger Michel liet duidelijk verstaan dat de internationale geldschieters de kraan zonder genade zullen dichtdraaien als dat programma niet wordt uitgevoerd. Zonder die steun staat Haïti helemaal nergens.

Toch is sinds Aristides terugkeer in Haïti al flink wat veranderd. Het leger schafte de president gewoonweg af. In de plaats daarvan richtte hij een politiemacht op, die moeilijkheden ondervindt om gezag af te dwingen. Ook hervormde Aristide het gerecht, maar dat blijft gebukt gaan onder de zware last van het duvalieristische verleden. Een kommissie van de waarheid moet opheldering brengen over het wie en het waarom van de terreur, die tijdens de drie jaar militaire diktatuur duizenden slachtoffers maakte. Waarom heeft die kommissie, die overigens nooit de nodige middelen kreeg om goed te kunnen werken, niet meteen geëist dat de Amerikaanse veiligheidsdiensten de 60.000 bladzijden teruggeven die ze buit maakten in de kantoren van de FRAPH, een terreurorganizatie waarvan vast staat dat ze mede door de CIA is opgezet en gesteund ?

HET VOLK IN AKTIE.

De frustratie van “de straat” neemt toe. Het volk van het armste land van het westelijke halfrond lijdt nog altijd honger zoals vroeger en blijft hongeren naar rechtvaardigheid en gerechtigheid.

De internationale gemeenschap zou na de machtsoverdracht door de militairen overgaan tot ontwapening, om de erfgenamen van het duvalierisme voorgoed de pas af te snijden. Wapens konden tegen betaling van enkele dollars vrijwillig worden ingeleverd. Natuurlijk is een massa wapens toen niet ingeleverd. Wapens die onder meer gebruikt zijn bij de moord op het parlementslid Jean Hubert Feuille, een neef en ex-lijfwacht van Aristide.

Die greep de gelegenheid aan om nog eens een donderpreek te houden, zoals hij in de jaren tachtig in zijn parochiekerk in Port-au-Prince vaak placht te doen. Het kwam neer op een oproep aan het volk om desnoods zelf tot aktie over te gaan, weliswaar “binnen de grenzen van de wet. ” Het volk liet zich niet pramen en ging op bevel van “Titid” over tot de aktie. Dat zorgde voor onrust en spanning in het hele land, waarbij ook doden vielen. En waarbij in enkele gevallen de vraag rees of er geschoten werd door handlangers van het oude duvalieristische regime, dan wel door de VN-soldaten die tot nader order de orde moeten handhaven.

De internationale gemeenschap en zeker de Amerikanen namen de oproep van de president tot het volk niet in dank af. Aristide toont zich evenwel meer dan ooit zelfverzekerd. Daar heeft hij redenen voor. Hij gaat ervan uit dat de Amerikaanse president Bill Clinton zich geen Haïtiaans fiasco kan veroorloven. Clinton kan ook niet al te kwistig kritiek spuien op een president, die hij zelf terug op de troon zette. Want dan speelt hij de Republikeinen in de kaart, voor wie Aristide hoe dan ook des duivels is. Die twistappel buit Aristide behendig uit. Uit de soms wat voortvarende priester van de jaren tachtig is een doorgewinterd politicus gegroeid.

Op 24 oktober jongstleden voerde Aristide het woord voor de algemene vergadering van de Verenigde Naties. Het land kent weer ekonomische groei, zo verkondigde hij, de belastinginkomsten stijgen spectaculair, de veiligheid van de burgers is er met grote schreden op vooruitgegaan. Helemaal gelogen was dat niet, maar vooralsnog blijft Haïti bedolven onder immense problemen. Ekonomisch zit het land volledig aan de grond, de infrastruktuur ligt in puin, de lokale gourde daalde weer eens in waarde ten opzichte van de dollar, de overgrote meerderheid van de bevolking is werkloos, de onvrede neemt hand over hand toe. Er is voor dit totaal uitgemergelde land maar één uitweg : veel steun van de internationale gemeenschap, en dan vooral van de landen die ten aanzien van Haïti een historische verantwoordelijkheid dragen, zoals Frankrijk en de Verenigde Staten. Die steun werd ten andere formeel toegezegd, maar wordt maar mondjesmaat gegeven. Vreemd eigenlijk, nu de kansen voor een heus nieuw begin nooit beter lagen dan nu.

In april 1996 worden de VN-troepen uit Haïti teruggetrokken. Dan zal blijken of de broze demokratie in het land bestand is tegen de oprispingen van een bloedig en diktatoriaal verleden.

R.S.

M.V.

Voor het gewone volk is er in Haïti weinig veranderd.

René Preval : de gedoodverfde winnaar.

Jean-Bertrand Aristide huilt bij de begrafenis van zijn neef Feuille : van balling tot grijze eminentie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content